ECLI:NL:RBGEL:2015:650

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
05/720168-14 en 01/067371-14 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval en poging tot diefstal met geweld

Op 4 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op de Trekpleister in Nijmegen, waarbij hij een mes gebruikte om de medewerker, [slachtoffer 1], te bedreigen en geld af te persen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2014, samen met een medeverdachte, de winkel is binnengekomen met een panty over zijn hoofd en een doek voor zijn gezicht. Hij heeft [slachtoffer 1] met een mes bedreigd en gedwongen om geld af te geven. De rechtbank heeft ook andere feiten beoordeeld, waaronder bedreiging en poging tot diefstal met geweld tegen [slachtoffer 2]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidivekans van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720168-14 en 01/067371-14 (TUL)
Data zittingen : 29 oktober 2014 en 21 januari 2015
Datum uitspraak : 4 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in : PI [adres].
raadsvrouw : mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat:
hij een medewerker van de Trekpleister, [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het afgeven van een geldbedrag door met een panty of kous voor zijn gezicht de winkel in te gaan en een groot mes op zijn nek of keel te zetten, dan wel dat hij dit geldbedrag op deze manier zelf heeft weggenomen;
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van zijn vrijheid te beroven om hem de vlucht te doen verschaffen door op de scooter te gaan en/of blijven zitten, hem te bedreigen en/of geweld te gebruiken; en/of
heeft geprobeerd deze scooter op deze manier te stelen; of
heeft geprobeerd om hem op deze manier te dwingen de scooter af te geven;
3. hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld, waardoor deze letsel en/of pijn heeft opgelopen;
4. hij [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd door een of meer agressieve gebaren te maken en te roepen "Ik maak je af" en/of "Ik schiet je kapot” en/of daarbij een beweging heeft gemaakt alsof hij een wapen achter zijn broeksband vandaan haalde.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer
01/067371-14 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de politierechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 17 juni 2014.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 21 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen:
 [slachtoffer 3];
 [slachtoffer 4].
Verder heeft [slachtoffer 1] als benadeelde partij een vordering ingediend.
De officier van justitie, mr. A.C. Waterman, heeft de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank acht – mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte - de primair tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving als de poging tot diefstal met geweld wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het naast de scooter staan, het achterop de scooter gaan zitten en hem met dreigende woorden sommeren om te gaan rijden geen poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving oplevert. Op het moment dat verdachte riep:
rij die kant op anders maak ik je kapot, want ik heb een pistoolstond verdachte náást de scooter. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat verdachte aanvankelijk zowel [slachtoffer 2], als de scooter wilde meenemen (verklaring verdachte bij de rechter-commissaris), had [slachtoffer 2] zich op het moment dat verdachte nog niet op de scooter zat, kunnen onttrekken. Er was op dat moment dus geen sprake van een begin van een dreigende situatie waaraan [slachtoffer 2] zich niet kon onttrekken. Toen [slachtoffer 2] niet meewerkte heeft verdachte hem aan zijn rechter bovenarm vastgepakt om hem van de scooter te trekken, aldus [slachtoffer 2]. Ook verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de scooter wilde afpakken door aangever van de scooter af te duwen en aan hem te trekken. Hieruit volgt dat het opzet van verdachte op dat moment niet (meer) gericht was op het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van [slachtoffer 2], maar op het wegnemen van de scooter. Nu de verklaring van aangever met betrekking tot het overige geweld en het uiten van enige dreigende woorden voldoende steun vindt in de getuigenverklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en verdachte ook zelf bij de politie over het geven van een klap heeft verklaard, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met zowel geweld als bedreiging met geweld.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft zich op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op het standpunt gesteld dat het derde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, waarbij naar
algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat er sprake is van pijn en/of letsel.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 3] heeft geslagen en heeft verklaard dat er alleen sprake is geweest van duw –en trekwerk. De verklaring van aangever [slachtoffer 3] over een schermutseling waarbij de bril van zijn gezicht werd geslagen, sluit grotendeels aan bij deze verklaring van verdachte. Nu verder aangever [slachtoffer 3] - in tegenstelling tot de getuige [slachtoffer 4] - niet over het meermalen slaan in het gezicht heeft verklaard, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] in of tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt. Verder volgt onvoldoende uit de verklaringen dat verdachte [slachtoffer 3] zou hebben vastgepakt.
Nu voor het overige niet uit het dossier volgt dat er sprake is geweest van enige pijn of letsel en hier naar aanleiding van duw- en trekwerk ook niet per definitie sprake van is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte heeft ontkend [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te hebben bedreigd. Verder kunnen de getuigen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet worden aangemerkt als onafhankelijke getuigen en komen hun verklaringen wat betreft inhoud en tijdstip niet overeen.
Nu zowel aangever [slachtoffer 3] als getuige [slachtoffer 4] kort na het incident hebben verklaard dat verdachte heeft geroepen “Ik schiet je kapot” en in hun aanwezigheid een beweging richting zijn broeksband heeft gemaakt, acht de rechtbank deze verklaringen voldoende consistent en betrouwbaar. De omstandigheid dat zij over een andere volgorde van de gebeurtenissen hebben verklaard doet daar naar het oordeel van de rechtbank - na een dergelijke reeks aan heftige incidenten binnen een zeer korte tijd - niet aan af. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] – die elkaar in voldoende mate ondersteunen – en de verklaring van verdachte dat hij inderdaad ter plaatse was en door de familie [slachtoffer 3] werd achterna gezeten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 18 juli 2014 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan De Trekpleister, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, met een stuk panty over het hoofd en met een doek voor zijn mond en voor zijn gezicht, de winkel waar die van [slachtoffer 1] op dat moment werkzaam was ([adres]) heeft betreden en zich naar de kassa, waar die van [slachtoffer 1] zich bevond, heeft begeven en een groot mes, op die van [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en tegen die van [slachtoffer 1] heeft gezegd: " Opschieten geld, geld, het is voor mijn kids", en vervolgens dat mes in de nek of op de keel van die van [slachtoffer 1] heeft gedrukt en nadat die van [slachtoffer 1] de kassa had geopend dat mes op die van [slachtoffer 1] gericht heeft gehouden en daarbij heeft gezegd: "Opschieten, opschieten, alleen briefgeld".
2.
op 18 juli 2014 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
op die [slachtoffer 2] is toegelopen en tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen: "Rij die kant op, anders maak ik je kapot, want ik heb een pistool", en die [slachtoffer 2] heeft geslagen en geduwd en deze heeft vastgepakt en geknepen en op die scooter is gaan zitten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 18 juli 2014 te Nijmegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 3] en tegen die [slachtoffer 4] geroepen: "Ik schiet je kapot", en daarbij een beweging gemaakt alsof hij, verdachte, een wapen achter zijn broeksband vandaan haalde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 4
zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van de tijd die hij al heeft vastgezeten. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten, waarbij in het nadeel van verdachte wordt meegewogen dat er gebruik is gemaakt van een mes en een vermomming. Verder is rekening gehouden met het strafblad van verdachte waarbij ook al eerder pogingen zijn gedaan om met hulpverlening en reclasseringstoezicht het leven van verdachte weer op de rit te krijgen. Er is sprake van een hoog herhalingsgevaar en er zijn geen handvaten voor begeleiding of een behandeling. De officier van justitie heeft geen rekening gehouden met de leeftijd van verdachte. Met betrekking tot het beslag dient het mes te worden onttrokken aan het verkeer en kunnen de overige voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de gevangenisstraf te matigen. Verdachte is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen, op wie de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers ook impact hebben gehad. Daarnaast is verdachte nog erg jong. In zijn voordeel dient verder te worden meegewogen dat het gaat om een afpersing die tezamen en in vereniging is gepleegd, waarbij het plan door de medeverdachte is bedacht en er misbruik is gemaakt van verdachte. Verder getuigen de feiten niet van professionaliteit en dient verdachte naar de mening van de verdediging van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het beslag heeft de verdediging zich aangesloten bij de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 19 januari 2015; en
een voorlichtingsrapportage van Bureau Jeugdzorg Gelderland d.d. 31 juli 2014;
 een retourzending van de opdracht tot het opmaken van een psychiatrische rapportage
door [psychiater], d.d. 11 augustus 2014;
 een psychologische rapportage van drs. [psycholoog], d.d. 22 augustus 2014.
 een klinisch multidisciplinair rapport bij Forca van drs. [gz psycholoog], GZ-psycholoog en van drs. [jeugdpsychiater], kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 18 december 2014;
 een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 13 januari 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de Trekpleister in Nijmegen. Daarbij heeft verdachte met een panty over zijn hoofd, een doek voor zijn gezicht en met een groot mes de drogisterij betreden. Het mes heeft hij vervolgens op de medewerker Van [slachtoffer 1] gericht en gericht gehouden. Om het geld te bemachtigen heeft verdachte het mes met het snijvlak op de nek dan wel de keel van Van [slachtoffer 1] gedrukt. Verdachte heeft door de overval enkele honderden euro’s buit gemaakt, die hij volgens zijn verklaring aan [betrokkene] zou hebben gegeven. Verdachte heeft op dat moment enkel aan zijn eigen gewin en/of het gewin voor [betrokkene] gedacht en niet aan de gevolgen voor Van [slachtoffer 1] en de bezoekers van de winkel. De omstandigheid dat het gaat om een afpersing in vereniging zal de rechtbank, niet in zijn voordeel, zoals door de verdediging bepleit, meewegen, nu verdachte zelf zeer lichtvaardig tot het plegen van de overval is overgegaan.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige overvallen hier nog lang psychisch last van kunnen hebben. Na deze overval heeft verdachte zich vervolgens misdragen door koste wat het kost te willen vluchten. Daarvoor heeft verdachte geweld gebruikt jegens [slachtoffer 2] en bedreigingen geuit richting [slachtoffer 2] en de familie [slachtoffer 3]-[slachtoffer 4]. Deze bedreiging richting de familie [slachtoffer 3]-[slachtoffer 4] werden geuit in de nabije omgeving van hun kinderen, wat de rechtbank extra kwalijk acht. De rechtbank rekent verdachte de feiten zwaar aan.
Verdachte is op zijn negentienjarige leeftijd al meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten.
Er is bij hem sprake van psychiatrische problematiek in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een psychotische kwetsbaarheid. Verdachte toont weinig tot geen zelfinzicht en heeft moeite zich te houden aan maatschappelijke normen en waarden. Het herhalingsrisico wordt zonder toezicht of begeleiding hoog ingeschat. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij graag behandeld zou willen. Nu verdachte eerder helemaal niet aan onderzoeken heeft willen meewerken en ook bij de klinische rapportage slechts in zeer beperkte mate heeft willen meewerken, hebben de deskundigen geen advies kunnen geven over begeleiding of een eventuele behandeling voor verdachte. Aan verdachte zijn eerder bijzondere voorwaarden in de vorm van onder meer een meldplicht en een behandelingsverplichting opgelegd. Desondanks is hij overgegaan tot het plegen van -zelfs zwaardere- delicten. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een eventuele behandeling kan in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling plaatsvinden.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat zij in tegenstelling tot de officier van justitie geen poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, noch een mishandeling bewezen acht. Verder zal zij ondanks het advies om geen jeugdstrafrecht toe te passen rekening houden met de omstandigheid dat verdachte pas 19 jaar is. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden passend en geboden.
Voor het beslag:
De rechtbank overweegt dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven koksmes, waarvan nog niet is vastgesteld aan wie zij toebehoort, een voorwerp is met behulp waarvan het eerste feit is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen toebehoren aan verdachte en aan hem zullen moeten worden teruggegeven. Daarbij gaat het om:
  • Eén broek, kleur blauw;
  • Eén shirt (sport), kleur blauw;
  • Eén broek van het merk Nike;
  • Eén shirt (Coolcat), kleur zwart;
  • Eén sok, kleur zwart;
  • Eén tijdschrift;
  • Eén tas (H & M), kleur wit;
  • Eén paar schoeisel van het merk Prada, kleur zwart.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De na te noemen benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de navolgende bewezenverklaarde feiten en vorderen de bedragen:
  • [slachtoffer 1] (feit 1): € 850,00;
  • [slachtoffer 3] (feiten 3 en 4): € 1300,00;
  • [slachtoffer 4] (feit 4): € 366,29.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van deze vordering van [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de verdediging primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu vrijspraak van de mishandeling en de bedreiging is bepleit. Subsidiair is verzocht om de vordering af te wijzen met betrekking tot de bril, nu de schade onvoldoende is onderbouwd en niet kan worden bewezen dat de schade aan de bril door het feit is ontstaan.
Meer subsidiair is verzocht om het eventueel toe te wijzen bedrag met betrekking tot de bril te matigen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] is primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu voor de bedreiging vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering af te wijzen, nu de schrik van de kinderen niet als rechtstreekse schade van de benadeelde partij kan worden aangemerkt. Ten slotte is de materiële schade onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair is verzocht om het eventueel toe te wijzen bedrag met betrekking tot de verloren tijd te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 850,00. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 juli 2014.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de schade aan de bril niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit. Dit geldt nu de rechtbank de mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Aan de benadeelde partij is door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Gelet op de angst en onrust binnen het gezin – hetgeen naar het oordeel van de rechtbank ook in voldoende rechtstreeks verband staat tot het feit – zal de rechtbank de schade naar maatstaven van billijkheid begroten op € 450,00.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 juli 2014.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Met betrekking tot materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering -
nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering mede gelet op de toelichting ter terechtzitting voldoende is onderbouwd – toewijsbaar is.
Aan de benadeelde partij is door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Gelet op de angst en onrust binnen het gezin en de psychische klachten van de benadeelde – wat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband staat tot het feit – zal de rechtbank de schade naar maatstaven van billijkheid begroten op € 300,00.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 juli 2014.
6A. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf voor de duur van drie weken gevorderd, nu verdachte gedurende zijn proeftijd zich wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en al eerder de tenuitvoerlegging van één week gevangenisstraf is gelast.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het strafblad van verdachte volgt dat van de voorwaardelijke straf zoals die op 17 juni 2014 is opgelegd op 12 september 2014 al gedeeltelijk de tenuitvoerlegging is gelast. Het gaat daarbij om één week gevangenisstraf, waarbij ook de proeftijd van het resterende voorwaardelijk deel op 12 september 2014 met één jaar is verlengd.
Nu verdachte tijdens zijn proeftijd wederom in de fout is gegaan en de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling al eenmaal is verlengd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van het resterende deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf die op 17 juni 2014 bij vonnis van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch aan verdachte is opgelegd. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten van een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 24, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 285 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voor het beslag:
Verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: één koksmes (volgnummer 1).
Beveelt de teruggavevan de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde, te weten:
- 1 broek, kleur blauw (volgnummer 2);
- 1 shirt (sport), kleur blauw (volgnummer 3);
- 1 broek van het merk Nike (volgnummer 4);
- 1 shirt (Coolcat), kleur zwart (volgnummer 5);
- 1 sok, kleur zwart (volgnummer 6);
- 1 tijdschrift (volgnummer 7);
- 1 tas (H & M), kleur wit (volgnummer 8);
- 1 paar schoeisel van het merk Prada, kleur zwart (volgnummer 9).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 850,00 (achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 850,00 (achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], te betalen € 450,00 (vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen € 450,00 (vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 4], te betalen € 366,29
(driehonderdzesenzestig euro en negenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4], te betalen € 366,29 (driehonderdzesenzestig euro en negenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Gelast de
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) wekenvoorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch op 17 juni 2014, onder parketnummer 01/067371-14.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. G.J.M. van Wijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.T.P.J. Damen en M.G. Enderink, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2015.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is in bijlage Ι opgenomen.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage ІΙ aan het vonnis gehecht.