ECLI:NL:RBGEL:2015:6783

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
4395948
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging en billijke vergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. W.H.B.M. Litjens, tegen de verwerende partij. De verzoekende partij, die in dienst was bij de verwerende partij als logistiek medewerker, heeft verzocht om vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd en de verwerende partij heeft deze tussentijds opgezegd met terugwerkende kracht, wat in strijd was met de arbeidsovereenkomst en de wet. De verzoekende partij heeft een aantal bedragen gevorderd, waaronder een vergoeding van € 961,24 wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding van € 567,40, en bedragen voor vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekende partij tijdig heeft verzocht en dat de opzegging door de verwerende partij onregelmatig was. De kantonrechter heeft de gevorderde bedragen toegewezen, omdat de verwerende partij niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vergoedingen voor onregelmatige opzegging en billijke vergoeding elkaar niet uitsluiten, en heeft beide vergoedingen toegewezen. Daarnaast zijn de verzoeken voor vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen ook toegewezen. De verwerende partij is veroordeeld in de proceskosten, en de kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 4395948 \ HA VERZ 15-109 \ 512 \ 636
uitspraak van 16 oktober 2015
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. W.H.B.M. Litjens
toevoegingsnummer [nummer]
en

1.de vennootschap onder firma [verwerende partij]

gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats]

2. [verwerende partij sub 2]

wonende te [woonplaats]

3. [verwerende partij sub 3]

wonende te [woonplaats]
verwerende partijen
niet verschenen
Verzoeker wordt hierna [verzoekende partij] genoemd. Verweerders worden gezamenlijk in enkelvoud aangeduid als [verwerende partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 13 augustus 2015;
  • de mondelinge behandeling van 2 oktober 2015.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren de heer [verzoekende partij] , zijn vader en mr. K.W.A. Wools (kantoorgenoot van mr. Litjens) aanwezig. [verwerende partij] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is met ingang van 1 april 2015 bij [verwerende partij] in dienst getreden in de functie van (oproep) logistiek medewerker voor 14 uur per week tegen een salaris van € 525,37 bruto per maand, inclusief vakantietoeslag en vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van 6 maanden.
2.2.
In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat zowel de werkgever als de werknemer bevoegd zijn de arbeidsovereenkomst tussentijds schriftelijk op te zeggen, tegen het einde van de kalendermaand, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en opzegtermijnen.
2.3.
Bij brief van 27 juli 2015 heeft [verwerende partij] het volgende aan [verzoekende partij] geschreven:
“Betreft: Ontslagbrief
Geachte heer [verzoekende partij] ,
Bij deze geef ik aan dat uw contract met onmiddellijke ingang is beëindigd. Uw laatste werkdag was 06 juli 2015.
Hoogachtend, (…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt dat [verwerende partij] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, zal worden veroordeeld tot betaling aan hem van:
€ 961,24 bruto wegens onregelmatige opzegging als bedoeld in artikel 7:672 lid 9 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 567,40 bruto wegens een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 85,60 bruto wegens vakantiegeld over de periode van 1 april 2015 tot 7 juli 2015, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente, inclusief de wettelijke verhoging vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 145,49 bruto als vergoeding wegens niet opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente, inclusief de wettelijke verhoging vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten waaronder het nasalaris van de gemachtigde, te begroten op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening, alles te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van de ten deze te wijzen beschikking tot en met de dag van algehele voldoening.
3.2.
[verzoekende partij] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. [verwerende partij] heeft naar zijn mening tegen een eerdere dag opgezegd dan tussen partijen mogelijk was en is op grond van deze onregelmatige opzegging ingevolge artikel 7:672 lid 9 BW aan hem een vergoeding verschuldigd van € 961,24 (loon vanaf 7 juli tot 1 september 2015). Bij een regelmatige opzegging had [verwerende partij] namelijk een maand opzegtermijn in acht moeten nemen en op grond van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst alleen tegen het einde van de kalendermaand, dus tegen 1 september 2015 kunnen opzeggen, aldus [verzoekende partij] . Hij berekent deze vergoeding als volgt. Het overeengekomen loon bedraagt € 525,37 bruto per maand
inclusiefvakantietoeslag en vakantiedagen. Dit bedrag is dusdanig laag dat het in strijd is met de wet Minimumloon en Minimum Vakantiebijslag, zodat dit loon dient te worden beschouwd als het loon
exclusief8% vakantietoeslag en vakantiedagen. Dit betekent dat het loon over de periode van 7 juli 2015 tot 1 september 2015 twee maal € 525,37 bruto per maand x 8% bedraagt, zijnde € 1.135,80 bruto. Verminderd met het reeds uitgekeerde bedrag van
€ 175,56 komt dit uit op € 961,24 bruto. [verzoekende partij] stelt dat hij, gelet op het voorgaande, ook aanspraak kan maken op vakantiegeld over de periode van 1 april 2015 tot 1 juli 2015 ad
€ 85,66 bruto, alsmede een vergoeding wegens niet opgenomen vakantiedagen over de periode van 1 april 2015 tot 7 juli 2015 ad € 145,49 bruto, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Omdat [verwerende partij] de arbeidsovereenkomst ook in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd, namelijk zonder schriftelijke instemming van [verzoekende partij] , verzoekt hij de kantonrechter om hem krachtens artikel 7:681 BW ten laste van [verwerende partij] tevens een billijke vergoeding toe te kennen ter hoogte van één bruto maandsalaris van € 567,40, inclusief vakantiegeld.
3.3.
[verwerende partij] is niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter constateert dat [verzoekende partij] de voorliggende verzoeken tijdig heeft ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zoals is bepaald in artikel 7:686a lid 4 sub a BW.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.2.
In het onderhavige geval staat vast dat [verwerende partij] de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 27 juli 2015 per 7 juli 2015 (dus met terugwerkende kracht) tussentijds schriftelijk heeft opgezegd. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst en met artikel 7:672 lid 1 en lid 2 sub a BW, enerzijds omdat niet tegen het einde van de kalendermaand is opgezegd en anderzijds omdat geen opzegtermijn van één maand in acht is genomen. [verwerende partij] had, indien zij op regelmatige wijze zou hebben opgezegd, de overeenkomst pas tegen 1 september 2015 kunnen opzeggen. De onder 3.1. a) op grond van artikel 7:672 lid 9 BW gevorderde vergoeding in de zin van het loon van 7 juli 2015 tot 1 september 2015 zal, nu [verzoekende partij] de hoogte daarvan ter zitting mondeling heeft toegelicht, deze door [verwerende partij] niet is weersproken en de omvang de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen. Dit geldt dus ook voor de in het gevorderde bedrag verwerkte verhoging van het contractueel overeengekomen loon met 8% wegens strijd met de wet Minimumloon en Minimum Vakantiebijslag.
Billijke vergoeding
4.3.
In deze zaak staat daarnaast ook als onweersproken vast dat [verzoekende partij] de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd omdat er geen sprake is van schriftelijke instemming van [verzoekende partij] , hetgeen blijkens artikel 7:671 lid 1 aanhef BW wel is vereist, nu de in dat artikellid onder a) tot en met h) genoemde uitzonderingssituaties zijn gesteld noch gebleken. Het verzoek van [verzoekende partij] op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW, om aan hem – nu [verwerende partij] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW – ten laste van [verwerende partij] een billijke vergoeding toe te kennen (in plaats van de opzegging te vernietigen) is dus gegrond. Blijkens de parlementaire geschiedenis impliceert het handelen van een werkgever in strijd met artikel 7:671 BW reeds dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever.
Samenloop
4.4.
De vraag die zich vervolgens voordoet is of het mogelijk is om de op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW verzochte billijke vergoeding toe te kennen indien, zoals in het onderhavige geval is beslist onder 4.2., reeds op grond van artikel 7:672 lid 9 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging is toegewezen.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat deze vergoedingen elkaar niet uitsluiten. De opzegging in de onderhavige zaak is immers zowel onregelmatig als vernietigbaar en de gevorderde vergoedingen berusten op twee verschillende gronden. De kantonrechter zoekt hierbij aansluiting bij jurisprudentie over een vergelijkbare situatie onder het ‘oude’ recht waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat de vordering tot schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag (artikel 7:677 lid 4 BW juncto 6:780 BW [oud]) en de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag (artikel 6:781 BW [oud]) elkaar niet uitsluiten en dus naast elkaar gevorderd kunnen worden (HR 29 september 1995, NJ 1996/90, LJN ZC1830 en HR 21 juni 2013, LJN BZ5360, Kwik-Fit/X).
4.6.
Gelet op het voorgaande, en nu de hoogte van de onder 3.1. b) verzochte billijke vergoeding niet is weersproken en de kantonrechter voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, wordt ook deze billijke vergoeding toegewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter daarbij als volgt. Nu [verzoekende partij] geen vernietiging van de opzegging heeft verzocht, maar een beroep doet op de bepaling van de billijke vergoeding ex 7:681 lid 1 BW, acht de kantonrechter zijn aanspraak op een bedrag gelijk aan één maand ten onrechte niet genoten loon (dat hij bij vernietiging van de opzegging zou hebben ontvangen) als billijke vergoeding – naast de vergoeding wegens onregelmatige opzegging – niet onredelijk. In de nota naar aanleiding van het verslag van 24 januari 2014 van de van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van wetsvoorstel 33 818 (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr.7, p. 55) is vermeld dat wanneer in plaats van een vernietiging van de opzegging een billijke vergoeding wordt toegekend, “een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon kan worden verdisconteerd in de billijke vergoeding”. In de memorie van antwoord (Kamerstukken I, 2013/14, 33 818, C, p. 92) is dat standpunt in vrijwel gelijkluidende bewoordingen herhaald.
Vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen
4.7.
Ook de verzochte veroordelingen onder 3.1 c) en d) zullen worden toegewezen, nu [verzoekende partij] de grondslag voor en de hoogte van deze bedragen en de daarover gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente ter zitting mondeling heeft toegelicht, deze door [verwerende partij] niet zijn weersproken en deze de kantonrechter voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Proceskosten
4.8.
[verwerende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoekende partij] begroot op € 78,00 voor griffierecht en op
€ 500,00 voor salaris gemachtigde (twee salarispunten x € 250,00). De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 125,00, zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen twee weken na betekening van deze beschikking plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] te betalen een bedrag van € 961,24 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] te betalen een bedrag van € 567,40 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] te betalen een bedrag van € 85,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente daarover, inclusief de wettelijke verhoging, vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] te betalen een bedrag van € 145,49 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente daarover, inclusief de wettelijke verhoging, vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoekende partij] begroot op € 78,00 aan griffierecht, € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 125,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen twee weken na betekening van deze beschikking plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.