ECLI:NL:RBGEL:2015:7366

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
14/4432, 14/6420
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de waardering van de LFNP functie Generalist Intelligence en de toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak hebben eiseressen beroep ingesteld tegen de besluiten van de korpschef van politie, waarbij hun bezwaren tegen de toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) ongegrond zijn verklaard. De rechtbank Gelderland heeft op 26 november 2015 uitspraak gedaan in de meervoudige kamer. De zaak betreft de waardering van de LFNP functie Generalist Intelligence, waarbij eiseressen aanvoeren dat zij ten onrechte zijn ingedeeld in een lagere functie dan zij rechtmatig zouden moeten hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitvorming is gebaseerd op de Regeling overgang naar een LFNP functie, waarin de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Eiseressen hebben betoogd dat de waardering van hun functie te laag is en dat er te weinig punten voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkzaamheden (OVW) zijn toegekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de matching overeenkomstig de Regeling is geschied en dat de door eiseressen aangevoerde gronden niet voldoende zijn om het resultaat van de matching onhoudbaar te achten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is eveneens afgewezen, omdat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: 14/4432 en 14/6420

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiseres 1], te [woonplaats 1],

[eiseres 2], te [woonplaats 2],
(gemachtigde: J.H. Gerritsen),
eiseressen,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Op 16 december 2013 is ten aanzien van eiseressen een besluit tot toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) genomen.
Bij bestreden besluiten van 30 mei 2014 en 31 juli 2014 zijn de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het ten aanzien van hen genomen bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft allereerst plaatsgevonden op 15 januari 2015. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Heersink, mr. P.H. Willems-Holshof en
G.A. van Oosterop. Na de zitting is het onderzoek heropend om verweerder vragen te stellen.
Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 18 september 2015. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot, R.M.M. Paulssen en P.J.J.M. van der Heijden.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden in mandaat is genomen door de plaatsvervanger van de Directeur Human Resource Management (HRM), de programma-directeur HRM. De rechtbank is, anders dan in eerdere soortgelijke beroepen, van oordeel dat het bestreden besluit bevoegd is genomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in dit verband heeft overwogen in zijn uitspraak van
1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550).
2. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling). Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
3. De CRvB heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak geoordeeld dat er geen ernstige feilen kleven aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling, zijnde een algemeen verbindend voorschrift. De CRvB heeft voorts geoordeeld dat de transponeringstabel, anders dan de Regeling, geen algemeen verbindend voorschrift is, maar dat daaraan wel zwaarwegende betekenis moet worden gehecht, in die zin dat daarvan in beginsel niet kan worden afgeweken. Om die reden kan verweerder in besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie als de onderhavige, volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is dan aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere (matchings)uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is daarvoor niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4. Niet in geschil is dat de matching overeenkomstig de Regeling is geschied. In geschil is allereerst of het resultaat van de matching onhoudbaar is.
5. De uitgangspositie van eiseressen is vastgesteld op de functie Informatieverwerker (schaal 7) (hierna: de korpsfunctie). Zij zijn overgegaan naar de LFNP functie Generalist Intelligence in het domein Uitvoering en het vakgebied Intelligence (schaal 7). Eiseressen zijn van mening dat zij hadden moeten overgaan naar de LFNP functie Senior Intelligence (schaal 8) in hetzelfde domein en vakgebied. Zij hebben daartoe aangevoerd dat deze LFNP functie inhoudelijk bezien het meest vergelijkbaar is. Eiseressen hebben geen functieonderhoud gevraagd en geen bezwaar gemaakt tegen hun uitgangspositie, omdat hun leidinggevenden aangaven dat er in de praktijk niets zou veranderen.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseressen hiermee niet aannemelijk hebben gemaakt dat het resultaat van de matching in zoverre onhoudbaar is te achten. Het feit dat een andere matchingsuitkomst naar hun mening meer in de rede had gelegen, is daarvoor niet toereikend. Bovendien zijn eiseressen daarbij uitgegaan van werkzaamheden die gedeeltelijk niet zijn vastgelegd in hun korpsfunctiebeschrijving. Eiseressen hebben geen functieonderhoud gevraagd en hebben geen rechtsmiddel aangewend tegen hun uitgangspositie. Daarmee is hun uitgangspositie in rechte vast komen te staan. Daarom kunnen deze werkzaamheden in dit kader geen rol meer spelen.
7. Eiseressen hebben voorts aangevoerd dat aan de LFNP functie Generalist Intelligence te weinig punten voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) zijn toegekend en dat ook om die reden het resultaat van de matching onhoudbaar is. Eiseressen zijn in dit verband van mening dat het aantal toegekende OVW-punten evident onjuist is, aangezien aan andere LFNP functies met vergelijkbare risico’s wel OVW-punten zijn toegekend. Er hadden naar hun mening ook bij de LFNP functie Generalist Intelligence OVW-punten voor fysiek risico en psychisch risico toegekend moeten worden, waardoor aan deze functie tenminste 24 OVW-punten zouden zijn toegekend en zij recht zouden hebben gehad op OVW-periodieken.
8. De rechtbank overweegt dat eiseressen hiermee opkomen tegen de waardering van de LFNP functie. Gelet op vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 9 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3439 en 5 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1546) is de rechtbank van oordeel dat een ambtenaar in het kader van bezwaar en beroep tegen een besluit tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie ook de waardering van de bijbehorende functiebeschrijving aan de orde kan stellen.
9. De rechtbank stelt vast dat in de LFNP functiebeschrijvingen, vastgelegd in bijlage 3 van de Regeling vaststelling LFNP, vier gezichtspunten van de niveau-indicator OVW zijn opgenomen: fysiek risico (de kans op overbelasting van het gestel), psychisch risico (de kans op confrontatie met menselijk leed), risico op slachtofferschap (de kans op psychisch en fysiek geweld en criminele druk) en afbreukrisico. Per LFNP functie is aangegeven of en in welke mate elk risico van toepassing is (niet van toepassing, gering of aanmerkelijk). Het bijbehorende aantal punten is niet vermeld in de LFNP functiebeschrijving, maar maakt onderdeel uit van het totaal aantal punten zoals vastgesteld in bijlage 2, behorende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling vaststelling LFNP. Daarbij geldt op grond van het Waarderingsinstrument FUWA-POL LFNP dat bij ‘niet van toepassing’ de getalswaarde 0 hoort, bij ‘gering risico’ de getalswaarde 8 en bij ‘aanmerkelijk risico’ de getalswaarde 16.
10. De rechtbank ziet zich in dit verband gesteld voor de vraag wat het rechtskarakter is van voormelde bijlagen. Vast staat dat de Regeling vaststelling LFNP een algemeen verbindend voorschrift is. De rechtbank is van oordeel dat de bijlagen 2 en 3 het rechtskarakter van de Regeling vaststelling LFNP delen en ook zelfstandig als algemeen verbindend voorschrift zijn aan te merken. Daarbij betrekt de rechtbank dat de bijlagen van toepassing zijn op een in beginsel onbepaalde groep rechtssubjecten en dat deze zich lenen voor herhaalde toepassing. De waardering van de LFNP functie Generalist Intelligence, waaronder het toegekende aantal OVW-punten, is dus vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften.
11. Dit betekent dat het in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan in beginsel moet respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten (zie bijvoorbeeld CRvB 13 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3830).
12. In hetgeen eiseressen hebben aangevoerd heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat aan de inhoud of de totstandkoming van de waardering van de LFNP functie Generalist Intelligence, voor zover het de niveau-indicator OVW betreft, dergelijke feilen kleven. Daarbij betrekt de rechtbank dat de werkzaamheden en de niveau-indicatoren, waartoe de OVW behoren, van alle LFNP functies zijn beschreven en voorzien van een in het Georganiseerd Overleg Politie (GOP) vastgesteld waarderingsniveau. De LFNP functiebeschrijvingen, inclusief de waardering daarvan, zijn vervolgens door de Minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met het GOP vastgesteld. Voorts is voor de aanwezigheid van een feilen in de inhoud van een algemeen verbindend voorschrift veel meer nodig dan dat wellicht een enkele score in de waardering van een LFNP functie niet onmiddellijk begrijpelijk is (zie de uitspraak van de CRvB van 13 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084). De rechtbank is met inachtneming van het geldende terughoudende toetsingskader van oordeel dat verweerder in zijn brief van 11 juni 2014 toereikend heeft gemotiveerd waarom bij de LFNP functie Generalist Intelligence de gezichtspunten ‘fysiek risico’ en ‘psychisch risico’ niet van toepassing zijn.
13. Naar het oordeel van de rechtbank houdt het voorgaande tevens in dat het resultaat van de matching ook in zoverre niet onhoudbaar is te achten.
14. Verder achten eiseressen het resultaat van de matching onhoudbaar omdat aan de LFNP functie Generalist Intelligence geen toelage bezwarende functie (TBF) is verbonden.
15. De vraag die voorligt, is of dit aspect eveneens onderdeel uitmaakt van de waardering van de LFNP functie Generalist Intelligence. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
16.1
Ingevolge artikel 12c, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) wordt aan politieambtenaren voor wie een salarisschaal geldt die lager is dan salarisschaal 12, een TBF toegekend, indien sprake is van een aanstelling voor administratieve, technische en andere taken ten dienste van de politie (ATH-functies) die door het bevoegd gezag zijn aangewezen als TBF-functies dan wel van een aanstelling voor de uitvoering van de politietaak (executieve functies).
16.2
De aanwijzing van ATH-functies als TBF-functies geschiedt op grond van artikel 10, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) juncto de Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 28 april 2011 houdende wijziging van de Regeling aanwijzing administratief-technische functies in verband met een verduidelijking van de criteria voor de aanwijzing (Wijzigingsregeling).
17. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in het GOP van 10 november 2011 aan de hand van de criteria zoals weergegeven in de Wijzigingsregeling, de status van alle LFNP functies is vastgesteld, te weten ‘executief (politietaak)’, ‘ATH-functie niet slijtend (geen TBF)’ of ‘ATH-functie slijtend (wel TBF)’. Volgens verweerder maakt deze status onderdeel uit van de functiebeschrijvingen van het LFNP (bijlage 3 bij de Regeling vaststelling LFNP) door middel van een zogenaamde koppeling. Onder het kopje ‘Kern van de functie’ zou in de functiebeschrijvingen de volgende passage zijn opgenomen:
“Specifieke informatie ten aanzien van de aanduiding van de status (politietaak-ATH),
de aanduiding van werkterrein, aandachtsgebied en/of specifieke functionaliteit, het opleidingsprofiel en het competentieprofiel zijn opgenomen in koppelingen LFNP en
maakt integraal deel uit van deze LFNP-functiebeschrijving.’
Volgens verweerder zijn deze functiebeschrijvingen door de Minister vastgesteld in de Regeling vaststelling LFNP.
18. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen, aangezien voormelde passage ontbreekt in de functiebeschrijvingen zoals die zijn vastgelegd in bijlage 3 van de Regeling vaststelling LFNP, vastgesteld door de Minister op 7 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant op 30 mei 2013 (Staatscourant 2013, nr. 13079). De rechtbank stelt dan ook vast dat de aanwijzing als (ATH-)functie waaraan de aanspraak op TBF is verbonden, niet in de functiebeschrijvingen en dus ook niet in de functiebeschrijving van Generalist Intelligence is opgenomen. Nu de Minister aldus noch op een andere wijze ATH-functies van het LFNP heeft aangewezen als functies waaraan de aanspraak op TBF is verbonden, kan niet gezegd worden dat met het besluit tot toekenning van en overgang naar de ATH-functie Generalist Intelligence uit het LFNP tevens vast staat dat aan die functie geen aanspraak op TBF is verbonden. Gelet hierop maakt TBF geen onderdeel uit van de waardering van de LFNP functie waarnaar eiseressen zijn overgegaan en vallen de hierover aangevoerde gronden buiten de omvang van dit geding.
19 . Nu het resultaat van de matching gelet op het voorgaande niet onhoudbaar is, heeft verweerder de transponeringstabel tot uitgangspunt kunnen nemen bij de onderhavige besluitvorming en spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule en of verweerder eiseressen op grond van het gelijkheidsbeginsel naar een andere LFNP functie had moeten laten overgaan.
20. Eiseressen zijn van mening dat de toekenning van en overgang naar de LFNP functie Generalist Intelligence in hun geval zeer nadelige gevolgen heeft en dat dit leidt tot een onbillijke en bijzondere situatie voor hen, gelet op hetgeen is verwoord in rechtsoverweging 5. Volgens eiseressen had verweerder om die reden de hardheidsclausule moeten toepassen.
21. De rechtbank ziet in hetgeen eiseressen hebben aangevoerd echter geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn (zie voormelde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juni 2015). Wel dient verweerder, anders dan de regelgever, op grond van artikel 5 van de Regeling in ieder geval ook rekening te houden met eventuele in de uitgangspositie vastgelegde bijzondere situaties en afspraken, maar daarvan is in het geval van eiseressen geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het volgen van de transponeringstabel in het specifieke geval van eiseressen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of dat sprake is van een bijzondere situatie die niet door de regelgever is voorzien, waardoor verweerder in redelijkheid de transponeringstabel niet heeft kunnen volgen. Daarbij betrekt de rechtbank dat is vastgelegd dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
22. Tot slot hebben eiseressen een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat collega’s uit andere korpsen met gelijke werkzaamheden op basis van hun functieschaal 8 naar de LFNP functie Senior Intelligence zijn overgegaan.
23. De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat geen sprake is van vergelijkbare gevallen, aangezien de collega’s van eiseressen werkzaam waren in een andere voormalige politieregio waarin een andere functiebeschrijving gold of waarin dezelfde functiebeschrijving hoger was gewaardeerd.
24. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.P. Heijmans, voorzitter, mr. E.M. Vermeulen en
mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.