ECLI:NL:RBGEL:2015:966

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
05/840968-14 en 05/171091-13 (tul), 05/073827-14 (tul) en
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en veroordeling voor mishandeling in huiselijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn huisgenoot. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, omdat de uitlatingen van de verdachte niet van dien aard waren dat bij het slachtoffer redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel of de dood. De rechtbank oordeelde dat de bedreigende woorden, hoewel in een conflictcontext uitgesproken, te algemeen waren en niet voldoende bewijs boden voor de bedreiging zoals ten laste gelegd.

De verdachte is echter wel veroordeeld voor mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn huisgenoot meermalen heeft geslagen en aan zijn haren heeft getrokken, wat heeft geleid tot letsel. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en verblijf in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook drie vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/840968-14 en 05/171091-13 (tul), 05/073827-14 (tul) en
05/125756-14 (tul)
Uitspraak d.d. 16 februari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats]
.
Raadsman: mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 november 2014 in de gemeente Doetinchem opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], - (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of - die [slachtoffer 3] (met kracht) aan de haren heeft getrokken, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 november 2014 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik vrij ben maak ik je dood" en/of "Als ik vrij kom weet ik je te vinden, dan komt het goed", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde met dien verstande dat bedreiging met zware mishandeling kan worden bewezen verklaard. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij uitgaat van de bewoordingen die door de politie zijn gehoord en geverbaliseerd, te weten “Als ik vrij kom weet ik je te vinden, dan komt het goed”.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Ook hij gaat uit van de bewoordingen die door de politie zijn gehoord. De door verdachte geuite bewoordingen zijn voor tweeërlei uitleg vatbaar en de bedreiging als zodanig heeft blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 3]) geen vrees bij hem aangejaagd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijkerwijs vrees kon ontstaan dat hij/zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
[slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat toen verdachte werd meegenomen door de politie verdachte tegen hem heeft gezegd “als ik vrij ben maak ik je dood”. De verbalisanten hebben echter gerelateerd dat toen verdachte werd meegenomen en langs [slachtoffer 3] liep, zij hem hoorden zeggen “als ik vrij kom weet ik je te vinden, dan komt het goed”. Verdachte keek boos naar [slachtoffer 3] en hij knipoogde. Verdachte keek vervolgens neerbuigend naar de grond.
Temeer nu verbalisanten verklaren te hebben gezien dat [slachtoffer 3] dronken was en in de war, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de bewoordingen heeft geuit die door de verbalisanten zijn gehoord, te weten “als ik vrij kom weet ik je te vinden, dan komt het goed”. Deze bewoordingen zijn zeer algemeen en zijn, ook vergezeld door de blikken en knipoog die zijn omschreven door de verbalisanten, niet van dien aard dat daaruit bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen of hem zou doden. Dat deze uitlatingen van verdachte direct ná een conflictsituatie tussen hem en [slachtoffer 3] zouden zijn gedaan waarbij verdachte [slachtoffer 3] zou hebben geslagen en aan de haren getrokken maakt dit niet anders.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd en hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Aanleiding van het onderzoek
Op 9 november 2014, omstreeks 02:05 uur, werden verbalisanten door de regionale meldkamer gestuurd naar de Verdilaan 36 te Doetinchem. De politie werd binnengelaten door een man (naar later bleek verdachte). De verbalisanten zagen dat de deur van het toilet openstond en dat de wasbak, de toiletpot en muren onder het bloed zaten. Een tweede man kwam uit de slaapkamer lopen en diens gezicht was gehavend en zat vol bloed en verse verwondingen. Deze man gaf als naam op [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 3]). Hij verklaarde in het kort zojuist meerdere malen hard geslagen te zijn door zijn huisgenoot. [slachtoffer 3] wenste geen aangifte te doen tegen zijn huisgenoot/verdachte [2] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde slaan dan wel stompen, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte zelf heeft ontkend dat hij [slachtoffer 3] heeft geslagen of gestompt. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel “levensgezel”. Er is volgens de raadsman geen sprake van een relatie tussen verdachte en [slachtoffer 3] en evenmin onderhouden verdachte en [slachtoffer 3] elkaar. De raadsman heeft verder vrijspraak bepleit van het bestanddeel “(met kracht) aan de haren heeft getrokken” nu niet duidelijk is geworden op welke wijze het aangetroffen plukje haar van [slachtoffer 3] in de slaapkamer is terechtgekomen. Het zou ook afkomstig kunnen zijn van een borstel waarmee het slachtoffer zijn haar heeft geborsteld, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij en verdachte zaterdagavond 8 november 2014 in zijn woonkamer waren in Doetinchem. Tijdens een woordenwisseling begon verdachte te slaan. Hij sloeg [slachtoffer 3] ongeveer vijf keer hard. [slachtoffer 3] werd meerdere keren met de vuist in zijn gezicht geslagen, waarvan één keer echt hard op zijn lip. Daardoor had hij een flinke snee in zijn lip. Verder had hij een wond op zijn voorhoofd en neus. Op het toilet heeft verdachte [slachtoffer 3] ook geslagen. Verdachte heeft ook op het lichaam van [slachtoffer 3] geslagen, maar daar heeft [slachtoffer 3] geen letsel opgelopen. [slachtoffer 3] ging op bed liggen. Verdachte heeft hem toen aan zijn haar (staart) over de grond naar de bank getrokken; daar bleef verdachte aan de haren trekken. De plukken haar lagen op de grond. [3]
Verbalisanten zagen dat [slachtoffer 3] letsel had in zijn gezicht. Zij zagen een flinke diepe snee in zijn lip. Deze snee was ongeveer twee centimeter lang. De neus van [slachtoffer 3] was bebloed, zijn onderkaak was dik en zijn voorhoofd was bebloed. In de slaapkamer zagen zij een pluk haar op de grond liggen. Het toilet en fonteintje zaten onder het bloed. Verder zagen verbalisanten in de slaapkamer bloedsporen op de dekens en het matras. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat “het feit waarvoor hij is aangehouden” klopt en dat dat mishandeling is. [5] Verder heeft hij verklaard dat hij en [slachtoffer 3] ruzie kregen en dat zij elkaar toen sloegen. Hij had [slachtoffer 3] geslagen omdat zij ruzie hadden. [6]
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij en [slachtoffer 3] elkaar hebben geslagen. [7]
Conclusie
Met betrekking tot de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen vindt de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan. Zijn verklaringen worden bovendien op onderdelen ondersteund door ander in het dossier voorhanden zijnde bewijs, zoals de aangetroffen pluk haar in de slaapkamer en het bloed dat in de woning, in de slaapkamer en het toilet, is aangetroffen. Ook heeft [slachtoffer 3] voldoende gedetailleerd verklaard over het gedrag van verdachte hetgeen de rechtbank voldoende specifiek en authentiek voorkomt. De verklaring van [slachtoffer 3] kan dan ook ten volle aan het bewijs bijdragen.
Gelet op de hiervoor weergegeven verklaring van [slachtoffer 3], de bevindingen van de verbalisanten en de door verdachte bij de politie en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen verklaard.
Levensgezel
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van een levensgezel als bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 29 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1075) waarin is overwogen dat een aantal aspecten van belang zijn, te weten of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, de duur van de gemeenschappelijke huishouding, of er een relatie van affectieve aard is en met name of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid. Doorslaggevend is in het begrip ‘levensgezel’ evenwel, als gezegd, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.” (Kamerstukken II, 2002/03, 28484, nr. 5, p. 5), aldus de Hoge Raad.
[slachtoffer 3] heeft tegenover de politie verklaard dat hij ongeveer een half jaar een vaste relatie met verdachte heeft. [slachtoffer 3] woonde alleen in de woning in Doetinchem en in de weekenden was verdachte vaak bij hem. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij geen relatie heeft met [slachtoffer 3]. Hij beschouwt [slachtoffer 3] als zijn kameraad. Zij zorgden voor elkaar en praatten met elkaar. Verdachte had geen woning en kon bij [slachtoffer 3] in diens woning verblijven. [slachtoffer 3] pijpt hem en verder vinden er geen seksuele handelingen plaats, omdat verdachte op vrouwen valt. [slachtoffer 3] wilde een relatie met verdachte, maar verdachte wilde dit niet. De rechtbank vindt in het vorenstaande onvoldoende aanknopingspunten om bewezen te verklaren dat [slachtoffer 3] op 9 november 2014 de levensgezel van verdachte was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid “zijn levensgezel”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 09 november 2014 in de gemeente Doetinchem opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], - (met kracht) meermalen, in/op/tegen het hoofd/gezicht en (overige) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en - die [slachtoffer 3] (met kracht) aan de haren heeft getrokken, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Feit 1:Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie in zijn vordering naast de algemene voorwaarden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht en opname in een instelling voor begeleid wonen.
De raadsman heeft bij een eventuele bewezenverklaring/strafoplegging bepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geformuleerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn huisgenoot meermalen geslagen en gestompt en hem een pluk haar uitgetrokken. Verdachte heeft daarbij ernstig inbreuk gemaakt op diens lichamelijke en geestelijke integriteit. Temeer nu dit plaats vond in de woning van het slachtoffer is de impact van dergelijk handelen groot. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt verder rekening met de justitiële documentatie van verdachte van 2 februari 2015, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder huiselijk geweld, en dat hij ten tijde van de mishandeling zelfs in drie proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen liep. Verdachte toont zich erg hardleers en laat zich aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen blijkbaar niets gelegen liggen.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsrapport van 30 januari 2015. In dit rapport is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Betrokkene is eerder veroordeeld vanwege huiselijk geweld. Middelengebruik blijkt de belangrijkste herhaling bevorderende factor te zijn. Door middelengebruik heeft hij minder controle over zijn impulsen en betrokkene is ermee bekend dat dit tot ontremming kan leiden. Echter, door zijn uitzichtloze situatie is het betrokkene niet gelukt om abstinent te blijven van alcohol en harddrugs. Om die reden zal er aandacht moeten zijn voor beschermende factoren zoals het hebben van huisvesting, dagbesteding, gezonde financiële situatie en een sociaal netwerk. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Betrokkene zou, aldus het advies, moeten worden verplicht om op het moment dat de proeftijd zal starten in Zorggroep Achterhoek of een soortgelijke instelling te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na de scheiding met zijn ex-echtgenote problemen heeft gekregen. Hij raakte zijn werk en woning kwijt, had schulden en leefde op straat. Vanwege deze problemen is hij veel alcohol gaan drinken en drugs gaan gebruiken. Hij heeft aangegeven dat hij wil veranderen en dat hij wil worden behandeld voor zijn verslaving. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan in het kader van impulsbeheersing. Hij wil graag worden opgenomen in Zorggroep Achterhoek.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven en met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de voorwaarden verbinden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 30 januari 2015.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen onder parketnummers 05/171091-13, 05/073827-14 en 05/125756-14.
Namens verdachte is primair afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging bepleit en subsidiair is bepleit de proeftijd met een jaar te verlengen nu toewijzing te veel voor verdachte zal worden. De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/171091-13 betreft voorts een strafbaar feit dat te ver afstaat van de ten laste gelegde feiten in de onderhavige strafzaak.
Conclusie
05/171091-13
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 18 november 2013 (parketnummer 05/171091-13) voorwaardelijk opgelegde geldboete van 300 euro subsidiair zes dagen hechtenis ten uitvoer gelegd te worden.
Het verweer dat het feit waarvoor de voorwaardelijke straf in dat vonnis van 18 november 2013 (parketnummer 05/171091-13) is opgelegd te ver af staat van het nieuwe feit slaagt reeds niet nu vernieling, waar die veroordeling op zag, niet te ver afstaat van een geweldsdelict zoals in de nieuwe zaak is bewezenverklaard.
05/073827-14
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 6 juni 2014 (parketnummer 05/073827-14), voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken ten uitvoer gelegd te worden.
05/125756-14
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 5 augustus 2014 (parketnummer 05/125756-14), voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een week ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 2 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1:Mishandeling;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
50 (vijftig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemenedan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als
bijzondere voorwaardenop dat de veroordeelde:
  • zich na uitnodiging zal melden bij Tactus reclassering in Zwolle, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven;
  • op het moment dat de proeftijd zal starten, zal verblijven in Zorggroep Achterhoek of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 18 november 2013 (parketnummer 05/171091-13), zijnde een geldboete ter hoogte van 300 (driehonderd) euro subsidiair zes dagen hechtenis;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 6 juni 2014 (parketnummer 05/073827-14), te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Arnhem van 5 augustus 2014 (parketnummer 05/125756-14), te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) week;

heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Groeningen, voorzitter, mr. E.G. de Jong en mr. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2015.
Mr. Van Groeningen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt hierna, tenzij anders vermeld, verwezen naar in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600-2014153443, Politie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, gesloten en ondertekend op 9 november 2014 door [verbalisant], hoofdagent van politie. Het proces-verbaal is niet doorgenummerd.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2014 nummer PL0600-2014153443-2, p. 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2014 nummer PL0600-2014153443-5, p. 1, ongenummerde dossierpagina.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2014 nummer PL0600-2014153443-5, p. 2, ongenummerde dossierpagina.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte op 9 november 2014, 16:25 nummer PL0600-2014153443-6 uur, p. 2, ongenummerde dossierpagina.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte op 9 november 2014, 11:00 uur nummer PL0600-2014153443-7, p. 2, ongenummerde dossierpagina.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 11 november 2014, p. 1.