ECLI:NL:RBGEL:2015:981

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
05/860294-14 en 05/229194-12 (gevoegd ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • Kleinrensink
  • A. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor grootschalige cocaïnehandel en deelname aan criminele organisatie

Op 17 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte uit Winterswijk. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder het ondergaan van een verslavingsbehandeling. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte gedurende een periode van drie jaar intensief betrokken was bij de grootschalige handel in cocaïne, waarbij hij een leidende rol vervulde in een criminele organisatie. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte slechts een 'vriendendienst' verleende en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van medeverdachten en getuigen, alsook op verzamelde CIE-informatie over de drugshandel in Winterswijk. De verdachte had cocaïne verkocht en afgeleverd aan verschillende afnemers en had daarbij gebruik gemaakt van een netwerk van medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat hij deel uitmaakte van een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op die in lijn was met de ernst van de feiten en de rol die hij binnen de organisatie vervulde. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen auto aan de verdachte gelast, omdat niet was aangetoond dat deze auto was gebruikt voor de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/860294-14 en 05/229194-12 (gevoegd ttz.)
Uitspraak d.d.: 17 februari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 januari 2015 en 3 februari 2015.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 05/860294-14 is gewijzigd is aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/860294-14:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 06 juli 2012 en/of de periode van 08 juli 2012 tot en met 08 april 2014 in de gemeente Winterswijk en/of de gemeente Doetinchem en/of Groenlo, gemeente Oost-Gelre, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 08 april 2014 in de gemeente Winterswijk en/of de gemeente Doetinchem en/of Groenlo, gemeente Oost-Gelre, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid en
artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen telkens opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of het opzettelijk voorbereiden van voornoemde feiten, terwijl hij, verdachte, binnen die organisatie een leidinggevende rol vervulde;
art 11a lid 1 Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
parketnummer 05/229194-12:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Winterswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.57 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Het niet-ontvankelijkheidsverweer (parketnummer 05/229194-12)
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 05/229194-12 aangevoerd dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten. De aanleiding tot het binnentreden van de woning van verdachte zou zijn dat er een redelijk vermoeden bestond dat er in de woning wapens en munitie aanwezig zouden zijn. Er is geen informatie in het dossier waaruit dat vermoeden zou blijken, ook niet dat deze informatie betrouwbaar was, dan wel op enige manier verifieerbaar was. Door op het allerlaatste moment verstrekken van een aanvullend proces-verbaal is aan de verdediging de mogelijkheid ontnomen de anonieme melder te horen. Overigens blijkt juist uit dit aanvullende proces-verbaal dat er geen redelijk vermoeden bestond. Er is sprake van een schending van de behoorlijke rechtsorde, waarmee het recht tot strafvervolging als vervallend verklaard dient te worden, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verder een voorwaardelijk verzoek gedaan om de anonieme melder als getuige te horen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer. Hoewel het mogelijk is een onderzoek te starten naar aanleiding van een anonieme melding, is daar in dit geval geen sprake van geweest. De personalia van de melder zijn bij de politie bekend, zodat de verdediging de mogelijkheid heeft de startinformatie van het onderzoek te toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen grond is voor de stelling dat het opsporingsonderzoek is gestart op basis van onvoldoende mate van verdenking. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat het de politie in gevallen als het onderhavige, waarbij informatie voorhanden is over het aanwezig hebben van wapens en/of munitie, vrij om bijvoorbeeld MMA-meldingen en daaruit verkregen informatie te gebruiken als startinformatie voor een onderzoek. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt blijkt dat er in dit geval sprake was van informatie van een melder waarvan de personalia op dat moment bij de politie bekend waren. Naar het oordeel van de rechtbank bood de door de melder gegeven informatie destijds voldoende grondslag voor de gerezen verdenking. Het verweer wordt verworpen, evenals het voorwaardelijk verzoek, gedaan bij pleidooi, tot het horen van de betreffende melder, nu hiertoe naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak aanwezig is en dit (voorwaardelijk) verzoek bovendien onvoldoende is onderbouwd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
De politie Winterswijk heeft zogenaamde CIE-informatie verstrekt gekregen over harddrugshandel in Winterswijk. Op basis van vervolgens verzamelde informatie zijn signalen verkregen dat onder andere verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] mogelijk harddrugs zouden verkopen. Vervolgens is er een onderzoek opgestart. Begin april 2014 zijn er doorzoekingen gedaan en is verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 05/860294-14 onder 1 en 2 en onder parketnummer 05/229194-12 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie in zijn schriftelijk requisitoir de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder parketnummer 05/860294-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Verdachte heeft enkel cocaïne verstrekt ten behoeve van eigen gebruik of medegebruik binnen zijn eigen beperkte vriendenkring. Dit kan naar alle redelijkheid niet als dealen beschouwd worden. Ook kan niet aangetoond worden dat verdachte deelnemer was van een criminele organisatie. Verdachte had wel contact met de andere verdachten, maar had niet als hen een motief van geldelijk gewin. Er is niet gebleken dat er sprake was van een duurzame organisatie met gemeenschappelijke regels, een gestructureerd samenwerkingsverband en doelstellingen binnen een samenwerkingsverband.
Ten aanzien van parketnummer 05/229194-12 heeft de raadsman naast de bepleite niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken. Hetgeen is aangetroffen door de onrechtmatige binnentreding dient van het bewijs uitgesloten te worden, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/860294-14 [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 3 februari 2015 – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij voor 8 april 2014 ongeveer een jaar lang cocaïne heeft gebruikt en dat hij dat ook samen met zijn vrienden, waaronder [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft gebruikt. Hij nam desgevraagd voor hen cocaïne mee. Hij haalde de cocaïne in Doetinchem. Zij betaalden hem of vooraf of nadat zij de cocaïne hadden ontvangen. Hij legde de cocaïne ook wel eens voor hen in zijn schuur. Zij moesten een dag van tevoren bellen dat zij drugs wilden en eerst geld geven voordat zij die drugs meenamen. Voor [betrokkene 1] borg hij de drugs op in een colablikje dat in de schuur lag.
[medeverdachte 5] belde hem wel eens op of hij drugs voor hem wilde halen. Hij deed dat wel. [medeverdachte 5] betaalde hem daarvoor. Hij hield er ook wel eens een gram voor zichzelf tussenuit. Hij heeft [medeverdachte 4] een keer met cocaïne naar [medeverdachte 5] in Groenlo gestuurd. Hij heeft ook een keer tien zakjes cocaïne aan [medeverdachte 5] meegegeven. Dit was in eerste instantie bestemd voor eigen gebruik. [3]
[betrokkene 2] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij ongeveer twee jaar geleden (noot rechtbank: verhoor op 14 april 2014) in een verkeerde situatie terecht is gekomen en drugs is gaan gebruiken. Hij gebruikte cocaïne, soms één keer in de week en soms twee keer in de maand. Hij kocht dit bij [verdachte]. Als [verdachte] geen tijd had werd het bezorgd door [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] had een paar keer gebracht. Hij wist dat [medeverdachte 4] voor [verdachte] bracht. Hij bestelde via de telefoon en negen van de tien keer haalde hij het op bij [verdachte]. Hij kwam daar vaak over de vloer. Hij had van [betrokkene 4] wel eens een zak cocaïne gekregen. Hij had dan al contact gehad met [verdachte] en kon het bij [betrokkene 4] afhalen. [4]
[betrokkene 2] heeft tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [verdachte] geld gaf en dan een adresje kreeg waar hij de cocaïne kon ophalen. Ook had hij met [verdachte] afgesproken dat hij de cocaïne bij hem thuis kon ophalen als hij niet thuis was. Dan had [verdachte] het ergens neergelegd bij [betrokkene 4] in huis. [5]
[betrokkene 1] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij sinds ongeveer één jaar (noot rechtbank: verhoor op 10 april 2014) cocaïne kocht bij [verdachte]. Hij kocht één zakje in de week en soms één zakje in de twee weken. Ook deed hij klusjes in ruil voor cocaïne. [6] Het kwam ook wel eens voor dat hij met [verdachte] over coke belde en dat [verdachte] hem doorverwees naar zijn vriendin [betrokkene 4], die thuis was. Hij ging daar dan heen, tikte op de ruit en zei tegen [betrokkene 4] dat hij zelf de coke wel zou pakken. Dit zat in een colablikje in de schuur. Hij rekende later met [verdachte] af. Het kwam wel eens voor dat de schuur op slot zat. [betrokkene 4] deed dan zelf de schuur open en hij pakte dan zelf de coke. [7]
[betrokkene 1] heeft tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat de politie een goede samenvatting heeft gemaakt van hetgeen hij heeft verklaard en dat hij ook blijft bij die verklaringen. [8]
[medeverdachte 5] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij sinds een jaar of drie (noot rechtbank: verhoor op 8 april 2014) cocaïne kocht bij [verdachte]. [verdachte] vroeg hem of hij voor hem wilde verkopen. Hij kreeg de cocaïne van [verdachte]. Als [verdachte] niet thuis was kreeg hij de cocaïne van [betrokkene 4]. Soms kwam [medeverdachte 4] het brengen. Hij kocht ongeveer tien gram per week en soms ook meer, maar nooit meer dan twintig gram. [9]
M.H. [betrokkene 3] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat [verdachte] uit Winterswijk kende, evenals [medeverdachte 4] en zijn broer [medeverdachte 3]. Hij gebruikt al 13 jaar cocaïne. Hij kocht dat normaal bij [medeverdachte 5], maar ook bij [verdachte]. Bij [verdachte] kocht hij sinds vier jaar één gram cocaïne per week. Hij heeft er wel eens bij gezeten dat [verdachte] cocaïne versneed. Hij gooide dat met wat mix in een mixer en deed het daarna in een zakje. Hij heeft op verzoek van [verdachte] tien zakjes drugs meegenomen voor [medeverdachte 5]. Dat heeft hij twee a drie keer gedaan. [medeverdachte 5] heeft hem een keer stapeltje geld gegeven, wat hij weer heeft afgegeven aan [verdachte]. Als hij drugs wilde hebben belde hij [verdachte] en zei dat hij er aan kwam. [verdachte] kwam ook wel bij hem thuis en bracht dan de cocaïne mee. [verdachte] had altijd veel contant geld. Hij is een keer met [verdachte] naar Doetinchem geweest om cocaïne te halen. [verdachte] nam de cocaïne dan in ontvangst, altijd van dezelfde persoon. De ene keer was dat vijf gram, maar ook wel eens tien gram. Het geld werd gewoon zonder te tellen afgegeven. [10]
[betrokkene 3] heeft tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij de politie dingen op een normale manier heeft toegegeven en dat hij er niet om wilde liegen. Hij haalde zijn drugs bij [verdachte] en ook wel bij [medeverdachte 5]. Hij heeft ook drugs bij [medeverdachte 5] afgeleverd en bij hem geld opgehaald en aan [verdachte] afgegeven. [11]
[betrokkene 5] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat in maart 2014 voor het laatst cocaïne gebruikte. Hij gebruikte daarvóór veel, op den duur één a twee gram per dag. Hij heeft ongeveer een jaar gekocht bij [medeverdachte 3]. Bij [verdachte] heeft hij meer dan drie jaar geleden (noot rechtbank: verhoor op 28 mei 2014) gekocht. In die tijd kocht hij veel bij [verdachte]. Nadat hij ruzie met hem had gekregen heeft hij daar niet meer gekocht. [12]
[medeverdachte 4] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij onder dwang van [verdachte] cocaïne moest wegbrengen naar gebruikers. Hij heeft zelf geen contact met klanten gelegd en of onderhouden. Dat deed alleen [verdachte]. Hij werd door hem gebeld om iets te komen halen en in diens woning kreeg hij te horen waar hij de coke met zijn scooter moest gaan afleveren en bij wie. Soms werd hij gebeld door een mogelijk klant. Deze oproepen gebeurden allemaal op de kleine mobiele telefoon die hij van [verdachte] had gekregen. [verdachte] was de man die de drugs kocht en zelf vermengde met een versnijdingsmiddel. Hijzelf moest het wegbrengen en [verdachte] was degene die het geld er voor kreeg. [13] Hij heeft [verdachte] ongeveer twee jaar geleden (noot rechtbank: verhoor op 17 april 2014) leren kennen. [14] Hij heeft een paar keer gezien dat [verdachte] verkocht aan anderen. Dat was in het café. [15] Hij is met [verdachte] naar Doetinchem geweest om daar cocaïne te halen. Hijzelf is daar bij geweest en [medeverdachte 1] is daar ook een keer bij geweest. [verdachte] ging daar elke vrijdag heen. [16] [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn ook samen naar Doetinchem geweest om spul te halen. Hij heeft gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een keer terugkwamen en dat zij allebei een boterhamzakje met daarin een wit brokje bij zich hadden. Hij wist dat het cocaïne was omdat het elke keer hetzelfde spul in hetzelfde zakje was. [17] Hij heeft gezien dat [verdachte] wit poeder met een ander wit poeder vermengde. [verdachte] deed dat thuis en gebruikte de inhoud van de rugzak. [verdachte] belde hem dan om te zeggen dat hij de rugzak van huis moest meebrengen. [18]
[medeverdachte 4] heeft tegenover de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij mee moest naar Doetinchem. Hij moest bij [verdachte] in de auto stappen. [medeverdachte 1] stapte ook in. Hijzelf wilde niet mee, maar moest mee. Hij is twee keer mee geweest. [19]
[medeverdachte 2] heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij merkte dat [verdachte] dealde. [verdachte] had een keer zeven kleine zakjes in een zak op tafel klaargelegd. [medeverdachte 5] kwam die ophalen toen [verdachte] niet thuis was. Hij kon de pakjes van tafel pakken. Zij heeft gezien dat er wit poeder in de zakjes zat. Zij wist dat het drugs waren. Zij heeft geld van [medeverdachte 5] aangenomen. Er kwamen steeds meer mensen over de vloer, die [verdachte] wel kende, maar zij niet. Zij kende een zekere [betrokkene 1], die drugs heeft betrokken van [verdachte]. [verdachte] legde dat meestal klaar, op verschillende plekken, meestal in de garage. [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] kwamen bij hen thuis om drugs te halen. [20]
Tijdens het verhoor is aan [betrokkene 4] de onder [medeverdachte 4] inbeslaggenomen tas, waarin drugs zijn aangetroffen, getoond. Zij herkende de getoonde tas als de rugzak van [medeverdachte 4]. Zij wist dat die tas met drugs te maken had. Zij heeft regelmatig gezien dat [medeverdachte 4] geld aan [verdachte] gaf. Zij wist dat [medeverdachte 4] handelde in cocaïne. [21]
De rechtbank is op grond van voornoemde verklaringen van oordeel dat er sprake was van het verstrekken, afleveren, verkopen en vervoeren van cocaïne in plaats van het verlenen van “een vriendendienst”. Dealen is geen term die in de Opiumwet of in de tenlastelegging voorkomt en dat behoeft dus ook niet te worden bewezen.
[betrokkene 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn door de rechter-commissaris gehoord en hebben niet zodanig anders verklaard, dat zij daarmee terug komen van de verklaringen die zij destijds tegenover de politie hebben afgelegd. De rechtbank acht die verklaringen wel betrouwbaar en zal mede daarop de bewezenverklaring baseren. De rechtbank wordt bij haar oordeel dat er sprake is geweest van – kort gezegd – het verstrekken van cocaïne nog gesterkt door de telefoongesprekken, die naar haar oordeel inderdaad voor een groot deel als dealergesprekken aangemerkt kunnen worden. Een voorbeeld daarvan is het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij behorende bijlagen, pag. 409 tot en met 415, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch afspreekt dat er een levering cocaïne bij hem thuis wordt bezorgd en dat zijn partner [betrokkene 4] die levering zal betalen. Ook blijkt daaruit dat verdachte wordt benaderd door afnemers en dat hij telefonisch afspreekt dat zijn partner [betrokkene 4] de drugs op een tevoren afgesproken plek klaarlegt en dat hij tegen [betrokkene 4] zegt dat zij naar huis moet gaan op het moment dat een afnemer bij hun woning is. [22]
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht ook het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste drie andere personen, te weten [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (ECLI:NL:PHR:2008:BB7134), en dat verdachte binnen dat samenwerkingsverband degene is geweest die de leidinggevende rol had.
Parketnummer 05/229194-12 [23]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 3 februari 2015 – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 7 juli 2012 ongeveer 5 gram cocaïne bezat. Hij had de cocaïne kort daarvoor gekocht voor eigen gebruik. [24]
Verdachte is op 7 juli 2012 te Winterswijk aangehouden. In een broekzak van verdachte is een plastic zakje aangetroffen met daarin een bol wit poeder en drie kleinere zakjes met een wit poeder. [25] Dit woog in totaal 4,57 gram. [26] Uit onderzoek door het NFI bleek dat het witte poeder cocaïne bevatte. [27]
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/860294-14:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 april 2011 tot en met 06 juli 2012 en de periode van 08 juli 2012 tot en met 08 april 2014 in de gemeente Winterswijk en/of de gemeente Doetinchem en/of Groenlo, gemeente Oost-Gelre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 01 april 2011 tot en met 08 april 2014 in de gemeente Winterswijk en/of de gemeente Doetinchem en/of Groenlo, gemeente Oost-Gelre, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid en
artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen telkens opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, terwijl hij, verdachte, binnen die organisatie een leidinggevende rol vervulde;
parketnummer 05/229194-12:
hij op 07 juli 2012 te Winterswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.57 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
parketnummer 05/680294-14:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, terwijl verdachte oprichter en leider is geweest.
Parketnummer 05/229194-12
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 van de Opiumwet gegeven
verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 16 juni 2014.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich gedurende een periode van drie jaar bezig heeft gehouden met de verkoop in cocaïne. Hij heeft gebruik gemaakt van een constante afnemer van handelshoeveelheden die de markt in Groenlo bediende en van een loopjongen die op pad ging. Verder heeft verdachte zijn partner betrokken in die handel, door haar cocaïne aan afnemers te laten verstrekken en drugsgeld in ontvangst te nemen. Samen met die personen vormde verdachte een organisatie, waarover hij de leiding had. Verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van de drugshandel.
De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak verzocht om bij een eventuele bewezen verklaring een onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Tevens heeft hij verzocht om gelijktijdige opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis.
Verdachte ondervindt psychische problemen door het ondergaan van detentie. Er zijn andere strafmodaliteiten om de zaak bij een eventuele bewezenverklaring mee af te doen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een periode van ongeveer drie jaar intensief betrokken is geweest bij handel in harddrugs. Verdachte heeft een leidende rol gehad in een drugsorganisatie met als doel om op wederrechtelijke wijze financieel voordeel na te streven. Hij heeft daarbij ook bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit in en rondom Winterswijk en de met drugsverslaving doorgaans gepaard gaande overlast en criminaliteit.
De rechtbank heeft bij de duur van de op te leggen straf laten meewegen de ernst van de feiten, de voornoemde omstandigheden, uitspraken in (enigszins) vergelijkbare zaken en de oriëntatiepunten. Het LOVS noemt voor het verkopen, afleveren en verstrekken door een alleen opererende dader vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden een oriëntatiepunt van 12 maanden gevangenisstraf. In het onderhavige geval is er sprake van een grootschalige handel gedurende een periode van drie jaar in georganiseerd verband, waarbij verdachte de leidende rol heeft gehad.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Om de verdachte te weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen, zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte worden opgelegd. Daaraan worden de bijzondere voorwaarden verbonden als vermeld in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
Alles overwegende ziet de rechtbank geen aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Gelet op de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt het verzoek om de voorlopige hechtenis bij eindvonnis op te heffen dan wel te schorsen afgewezen.
In beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte is in beslag genomen een zwarte Mercedes-Benz, type E200 CDI, voorzien van het kenteken 9-SZF-69.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van die auto gevorderd, aangezien verdachte met deze auto cocaïne zou hebben afgeleverd.
De raadsman heeft zich hier niet over uitgelaten.
De rechtbank zal de teruggave van de auto aan de beslagene (verdachte) gelasten, aangezien uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de auto een voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezenverklaarde zou zijn voorbereid of begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11a van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/680294-14 onder 1 en 2 en onder parketnummer 05/229194-12 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

parketnummer 05/680294-14:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, terwijl verdachte oprichter en leider is geweest.
Parketnummer 05/229194-12
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 van de Opiumwet gegeven
verbod.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
14 (veertien) maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
 stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • zich aansluitend aan zijn detentie zal melden bij de reclassering, Reclassering Nederland, [locatie]. Hierna moet veroordeelde zich bij de reclassering blijven melden, zo frequent en zolang als de reclassering dit nodig acht;
  • zich gedurende een periode van maximaal 7 (zeven) weken voor een klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek zal laten opnemen in een instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zich zal laten behandelen voor zijn middelenverslaving bij Tactus, (Forensische) verslavingszorg of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van een zwarte Mercedes-Benz, type E200 CDI, voorzien van het kenteken 9-SZF-69, aan verdachte;
 wijst het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Kleinrensink en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
17 februari 2015.
Mr Gilhuis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij:
2.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, ongenummerd, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Politieteam Winterswijk, gesloten en ondertekend op 27 juni 2014 (pag. 5-47).
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2015
4.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], pag, 681, 682, 683
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt op 28 oktober 2014 door mr. E.J. Davids, rechter-commissaris en J.H. Scholten-Haverslag, griffier, van [betrokkene 2], pag. 6, 7, 8
6.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1], pag. 712
7.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1], pag. 714, 715
8.Proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt op 28 oktober 2014 door mr. E.J. Davids, rechter-commissaris en J.H. Scholten-Haverslag, griffier, pag. 10
9.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5], pag. 830, 831
10.Proces-verbaal van verhoor van M.H. [betrokkene 3], pag. 639, 640, 641, 642
11.Proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt op 28 oktober 2014 door mr. E.J. Davids, rechter-commissaris en J.H. Scholten-Haverslag, griffier, pag. 3, 4
12.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5], pag. 678-679
13.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 757, 758
14.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 760
15.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 754
16.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 761
17.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 763
18.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], pag. 755
19.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4], opgemaakt door de rechter-commissaris op 27 november 2014, pag. 15
20.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pag. 771, 772
21.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pag. 775, 776
22.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), pag. 409 tot en met 415
23.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal, genummerd PL0646 2012091812, regiopolitie Noord en Oost Gelderland, district Achterhoek team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 8 september 2012
24.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 december 2014
25.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 21, 22
26.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 28
27.Rapport van het NFI, pag. 31