ECLI:NL:RBGEL:2016:1922

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6478
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake procesverbaalvergoeding van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 7 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil over een Wob-verzoek van eiser, een freelance journalist, gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal. Eiser had verzocht om informatie over de procesverbaalvergoeding die het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan gemeenten verstrekt. Het primaire besluit van 13 februari 2015, waarin een aantal documenten aan eiser werd verstrekt, leidde tot een bezwaar dat door verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 maart 2016 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd van zijn journalistieke activiteiten met betrekking tot het onderwerp van zijn Wob-verzoek. Eiser heeft verklaard dat hij een onderzoek heeft gestart naar de BOA-vergoedingen, maar heeft geen artikelen gepubliceerd en heeft geen relevante stukken overgelegd die zijn onderzoeksdoel onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bevoegdheden tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep zijn aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij zijn gegeven, namelijk het verkrijgen van financiële vergoedingen van de overheid.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van misbruik van recht en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/6478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F.P.B. Waals),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, voorheen gemeente Groesbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een besluit genomen op een verzoek om informatie in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 15 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Visser.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij brief van 18 november 2014 heeft eiser bij verweerder verzocht om informatie op grond van de Wob in het kader van een journalistiek onderzoek naar de procesverbaalvergoeding van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Eiser heeft in die brief onder andere het volgende vermeld:
“Het is mij bekend dat het Ministerie van V&J aan gemeenten een vergoeding doet toekomen per proces-verbaal dat door BOA’s wordt uitgeschreven voor CJIB beschikkingen. Het wordt in sommige nieuwsberichten ook wel een “BOA-vergoeding” genoemd. In het kader van een onderzoek naar deze vergoeding vraag ik uw College dus om op grond van de Wob alle informatie te openbaren die daarop betrekking heeft.
(….)
Om te voorkomen dat u het verzoek te krap opvat wil ik u enkele handreikingen doen van zaken die naar mijn idee minimaal eronder vervat zouden behoren te zijn zoals betaaloverzichten van de te ontvangen vergoedingen, overzichten van de behaalde resultaten, soorten beschikkingen, met bijvoorbeeld verwijzing naar en uiteraard relevant per jaar waarin een PV-vergoeding ontvangen is. Ook dient u te denken aan zaken als (beleids)stukken omtrent het aannemen van BOA’s op grond van de te ontvangen vergoeding. Wanneer een dergelijk overzicht niet bestaat gaat de wens uit naar onderliggende stukken. Ik heb begrepen dat veel Gemeenten juist dankzij de vergoeding BOA’s zijn gaan werven, daar zal dus overleg aan vooraf gegaan zijn intern, ook documenten hieromtrent zou ik graag openbaar willen zien voor eenieder. Ook zal het Ministerie met u gecommuniceerd hebben over zaken hieromtrent. Om u gerust te stellen, ik hoef absoluut geen uitdraai van alle proces-verbalen die ooit uitgeschreven zijn door uw BOA’s, dat is informatie die zich bij uitstek leent voor verstrekking in samengevatte vorm. Verder kunt u denken aan zaken als het daadwerkelijk aannemen van de BOA’s. Is dat via een bureau gegaan (met bijbehorende papertrail), heeft u intern medewerkers omgeschoold of dergelijke. Mochten zaken zoals aktes en dergelijke reeds openbaar gemaakt zijn op uw website dan verneem ik dat graag van u met een direct linkje. Graag ga ik op basis van een inventarislijst met de stofkam door de beschikbare stukken heen, zodat u niet onnodig veel hoeft te anonimiseren/verstrekken. Ook lijkt het mij handig om bepaalde zaken indien mogelijk in samengevatte vorm (een overzicht zo u wilt) te verstrekken zodat u niet onnodig stapels documenten hoeft te anonimiseren.
(…)”
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit een aantal documenten aan eiser verstrekt. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens hem sprake is van misbruik van recht.
3. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129) volgt dat voor het niet-ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zwaarwichtige gronden zijn vereist, omdat met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dergelijke zwaarwichtige gronden zijn onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
4. Nu in geschil is of hier sprake is van kwade trouw in voormelde zin heeft de rechtbank eiser in persoon opgeroepen. Voorts heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting de gemachtigde van eiser verzocht om toezending van alle op het journalistiek onderzoek betrekking hebbende stukken die vanaf de aanvang van het onderzoeksplan in de loop der tijd zijn opgesteld.
5. Eiser is freelance journalist. Hij heeft verklaard daarnaast in deeltijd in de IT-sector werkzaam te zijn. Van het internet valt af te leiden dat eiser in het verleden heeft gepubliceerd in onder meer Metro en The Post Online. Eiser heeft verder onder het pseudoniem ‘Bas Taart’ gepubliceerd op de websites van GeenStijl en Retecool.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij een onderzoek is gestart naar de zogenoemde BOA-vergoedingen en dat hij daartoe meer dan 200 gemeenten om informatie heeft gevraagd. Het onderzoek had volgens eiser tot doel om een aantal artikelen te schrijven. Voorafgaand aan het indienen van de Wob-verzoeken heeft eiser overleg gehad met meerdere juristen over de opzet van het onderzoek. Onder meer heeft hij sinds de zomer van 2014 contact gehad met zijn huidige gemachtigde, die hij al lange tijd kent. Deze heeft hem geadviseerd over de inhoud van zijn Wob-verzoek en heeft hem bijgestaan in bezwaar- en beroepsprocedures.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de bevoegdheden tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep zijn aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij zijn gegeven. De rechtbank neemt daarbij het navolgende in aanmerking.
6.2
Vooropgesteld moet worden dat eiser, hoewel daartoe voorafgaand aan de zitting in de gelegenheid gesteld, geen stukken heeft overgelegd die betrekking hebben op het onderzoeksplan. Verder is ter zitting komen vast te staan dat eiser tot op heden geen enkel artikel heeft gepubliceerd over de BOA-vergoedingen.
6.3
De rechtbank heeft ter zitting vragen gesteld aan eiser en aan zijn gemachtigde over het onderzoek. De antwoorden van eiser waren deels in tegenspraak met het gestelde in het beroepschrift. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat er geen stukken zijn die inzicht kunnen geven in wat hij had willen publiceren en dat hij niets heeft gepubliceerd omdat verschillende gemeenten geen informatie wilden verstrekken. Verder heeft eiser aangegeven dat hij had verwacht dat gemeenten commissie zouden geven aan BOA’s, maar dat dat grotendeels niet het geval blijkt te zijn. Ook dat is een verhaal waar ik iets over kan schrijven, aldus eiser. Eén en ander valt naar het oordeel van de rechtbank niet te rijmen met het gestelde in het beroepschrift dat reeds vijf ruwe artikelen op de plank liggen voor publicatie.
6.4
Het Wob-verzoek is ruim geformuleerd. Het bevat een niet-limitatieve opsomming van stukken die onder het verzoek vallen. In bezwaar is namens eiser onder meer geageerd tegen het niet openbaar maken van een vacaturetekst voor het aannemen van BOA's en tegen het anonimiseren van bepaalde documenten. Vooropgesteld dat eiser geen duidelijk antwoord heeft gegeven op de vraag waarom hij de vacaturetekst nodig had voor zijn onderzoek, wekt het bevreemding dat hij stelt met meerdere juristen te hebben overlegd en steun te hebben gekregen bij het schrijven van het Wob-verzoek, maar niet expliciet om de vacaturetekst heeft gevraagd in het Wob-verzoek. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij de vacaturetekst niet expliciet in zijn verzoek heeft opgenomen, omdat hij bang is dat een ander “er met zijn verhaal vandoor zou gaan”. Deze verklaring overtuigt de rechtbank niet, vooral niet nu eiser niet duidelijk heeft kunnen maken waarom de vrees om zijn onderzoek prijs te geven kennelijk niet meer bestond in de bezwaarfase. Ten aanzien van het in de bezwaarfase alsnog verlangen van de door verweerder weggelakte namen is ter zitting verklaard dat deze voor het onderzoek van eiser niet van belang zijn. Eiser heeft daarbij te kennen gegeven dat hij die namen louter wilde hebben omdat verweerder hem “totaal zou hebben dwarsgezeten”.
6.5
Eiser heeft gezien het voorgaande niet inzichtelijk gemaakt dat het Wob-verzoek is ingediend in verband met een journalistiek onderzoek. Gelet op voormelde verklaringen ter zitting acht de rechtbank het verder onaannemelijk dat bezwaar is gemaakt en vervolgens beroep is ingesteld in verband met het gestelde onderzoeksdoel.
6.6
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eisers gemachtigde bij schrijven van 12 mei 2015 verweerder op verkapte wijze in gebreke heeft gesteld. In dat schrijven zijn de gronden van bezwaar nader aangevuld en is gevraagd op welke termijn een telefonische hoorzitting gepland kan worden. In de voorlaatste alinea van de brief is vermeld dat de wettelijke beslistermijn vruchteloos is verstreken en een besluit is uitgebleven, waarbij is opgemerkt dat bezwaarde hecht aan een tijdige besluitvorming en vraagt om de beslissing binnen 14 dagen kenbaar te maken. De rechtbank neemt in aanmerking dat eisers gemachtigde als rechtsbijstandverlener beroepsmatig vele procedures betreffende Wob-verzoeken en het niet tijdig nemen van een besluit heeft gevoerd. Derhalve moet hij worden geacht te beschikken over ruime kennis en ervaring op het gebied van het bestuursrecht in het algemeen en de Wob en paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht in het bijzonder. Van hem mag worden verwacht dat hij er geen onduidelijkheid over laat bestaan dat hij een bestuursorgaan in gebreke stelt.
6.7
Verder is ter zitting naar voren gekomen dat eiser zijn gemachtigde niets betaalt, anders dan via de vergoeding van proceskosten of eventuele dwangsommen die worden ontvangen door zijn gemachtigde. Ter zitting is namens de gemachtigde van eiser gesteld dat hij zijn uren bijhoudt en dat deze worden verrekend met de proceskosten en ook met de eventuele opbrengsten van publicaties, maar eiser heeft duidelijk gesteld dat hij niet betaalt en dat zijn gemachtigde slechts wordt betaald indien zij een zaak winnen. Een dergelijke wijze van rechtsbijstandverlening maakt de rechtsbijstandverlener rechtstreeks gebaat bij een veroordeling van het bestuursorgaan tot betaling van een proceskostenvergoeding aan zijn cliënt.
7. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat in elk geval misbruik is gemaakt van de wettelijke bevoegdheid om bezwaar te maken en beroep in te stellen tegen besluiten in het kader van de Wob. Deze bevoegdheden zijn klaarblijkelijk louter aangewend met het oog op het ten laste van de overheid innen van geldsommen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van kwade trouw als bedoeld in voormelde Afdelingsuitspraak. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van H.H. Usma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.