ECLI:NL:RBGEL:2016:2084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
C/05/296934 / FA RK 16/311
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I. de Waal-van Wessem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling in psychiatrisch ziekenhuis wegens acuut gevaar

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 februari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had op 3 februari 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een machtiging te verlenen voor de voortzetting van de inbewaringstelling. De betrokkene was niet gehoord tijdens de zitting, omdat hij zich had onttrokken aan de gesloten afdeling van het ziekenhuis. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat hij niet had kunnen afleiden dat de betrokkene niet bereid was om gehoord te worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis en middelenmisbruik vertoont. Er was sprake van acuut gevaar, aangezien de betrokkene eerder gewelddadig gedrag had vertoond, waaronder het gooien van een steen door een ruit en het in brand steken van een woning met molotovcocktails. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het feit dat de betrokkene niet was gehoord, de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het onmiddellijk dreigende gevaar voor anderen af te wenden.

De rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor een periode van drie weken. De beslissing is genomen in het kader van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet Bopz) en is gebaseerd op de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de betrokkene alsnog gehoord moet worden zodra zijn vrijheidsbeneming wordt hervat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/296934 / FA RK 16/311
Datum uitspraak: 8 februari 2016

beschikking Wet BOPZ (voortzetting inbewaringstelling)

in de zaak van

de officier van justitie

betreffende

[betrokkene] ,

verblijfadres: [instelling] [plaats] .

Het verzoek en de procedure

De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 3 februari 2016, verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van de in de beslissing genoemde betrokkene. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) voorgeschreven stukken.
De rechter heeft op 8 februari 2016 gehoord de advocaat van de betrokkene mr. A.H. Staring, de (waarnemer van de) behandelaar [behandelaar] , psychiater en (telefonisch) de ambulant behandelaar van betrokkene, [ambulant behandelaar] .
Betrokkene is niet gehoord.

De beoordeling

Art. 8 lid 1 Wet Bopz bepaalt dat de rechter degene hoort ten aanzien van wie de machtiging is verzocht, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen. Gebleken is dat betrokkene, vlak voor de zitting, vanuit het gesprek dat hij met zijn advocaat met het oog op de te houden zitting voerde, de gang op is gegaan, het brandalarm heeft aangezet en (door de daardoor geopende deuren) van de gesloten afdeling weg is gelopen. De advocaat van betrokkene heeft desgevraagd aangegeven dat hij deze gedraging van betrokkene niet had zien aankomen, dat hij ook niet uit woorden of gedragingen van betrokkene heeft kunnen afleiden dat betrokkene niet bereid was door een rechter gehoord te worden en dat het hem volstrekt onduidelijk is of het vertrek van betrokkene al dan niet verband houdt met de te houden zitting. Nu de rechter betrokkene zelf niet heeft gezien, kan, gelet op het voorgaande, niet worden vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene op grond van een inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst en zich aan die plaatsing heeft onttrokken zonder dat zijn huidige verblijfplaats bekend is. Aanhouding van de zaak is niet mogelijk, doordat dit de laatste dag is waarop binnen de termijn op het onderhavige verzoek kan worden beslist. De vraag die thans moet worden beantwoord is of, ondanks het feit dat betrokkene niet is gehoord, het verzoek moet worden toegewezen omdat voorrang moet worden gegeven aan beteugeling van een acuut en zeer ernstig gevaar (HR 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3335).
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat:
  • de betrokkene gevaar veroorzaakt,
  • het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene dit gevaar doet veroorzaken,
  • het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat toepassing van de voorlopige machtiging-procedure niet kan worden afgewacht,
  • het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend,
  • de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven.
Betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van middelenmisbruik. Betrokkene voelt zich, vanuit zijn psychotische overtuiging, bedreigd. Hij probeert deze dreiging weg te nemen door zijn vermeende aanvallers uit te schakelen. Zo heeft betrokkene een steen door een ruit gegooid, gevolgd door een molotovcocktail en daarna diverse auto’s beschadigd.
Namens betrokkene heeft de advocaat het standpunt van betrokkene naar voren gebracht, inhoudend dat betrokkene betwist dat hij lijdt aan een psychose en dat hij daardoor gevaar veroorzaakt.
De ambulant behandelaar heeft aangegeven dat hij betrokkene nu anderhalf jaar kent. Betrokkene is chronisch psychotisch en zeer gedesorganiseerd. Het kan zijn dat zijn psychose op dit moment niet meer op de voorgrond staat, maar onder invloed van middelen kan betrokkene zeer snel psychotisch ontregelen, waarna hij heel gevaarlijk is. Zo heeft betrokkene brand gesticht door twee molotovcocktails in een woning te gooien en heeft hij auto’s vernield, waarbij drugs een rol hebben gespeeld. Gelet op het ernstige verslavingsprobleem van betrokkene en zijn zorgmijdend gedrag zal betrokkene zonder machtiging middelen gaan gebruiken en dan al snel tot gevaarlijk psychotisch gerelateerd gedrag kunnen komen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van het verblijf van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is ter afwending van het onmiddellijk dreigende gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven, of hem ernstig letsel zal toebrengen, gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en gevaar voor de algemene veiligheid voor personen of goederen. De rechtbank ziet, mede gelet op het acute en zeer ernstige gevaar, geen aanleiding de duur van de machtiging te beperken, nu onduidelijk is of en wanneer de vrijheidsbeneming van betrokkene weer zal worden hervat. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling zal daarom voor een periode van drie weken worden verleend.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3335, overwogen dat betrokkene alsnog moet worden gehoord onmiddellijk na hervatting van de vrijheidsbeneming. De rechtbank heeft daarom ter zitting de instelling verzocht haar te berichten zodra de vrijheidsbeneming van betrokkene wordt hervat.
Op 10 februari 2016 heeft de instelling de rechtbank laten weten dat betrokkene zich weer in de instelling bevond. Op 11 februari 2016 heeft de rechtbank betrokkene de mogelijkheid geboden alsnog gehoord te worden, waarbij tevens te kennen is gegeven dat, nu de beslissing reeds is genomen, het horen van betrokkene niet meer van invloed zal kunnen zijn op de reeds gegeven beslissing. Op 16 februari 2016 heeft betrokkene de rechtbank laten weten niet gehoord te willen worden, omdat dit niet kan leiden tot een wijziging van de reeds gegeven beslissing.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet Bopz wordt daarom als volgt beslist.

De beslissing

De rechtbank
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] ,
verblijfadres: [instelling] [plaats] ,
in een psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van drie weken.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Waal-van Wessem, in tegenwoordigheid van P.A.G. de Haar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2016