ECLI:NL:RBGEL:2016:5086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6635
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning woonkostentoeslag en ingangsdatum bijstandsverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een woonkostentoeslag aan eisers. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder, waarin de woonkostentoeslag met ingang van 1 juni 2015 was toegekend. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.E.L.Th. Balkema, stelden dat de ingangsdatum van de woonkostentoeslag eerder had moeten zijn, namelijk op 26 mei 2015, de datum waarop hun bezwaarschrift was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van eisers moet worden aangemerkt als een aanvraag voor de woonkostentoeslag, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Participatiewet (PW). De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift voldeed aan de vereisten van de Awb en dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was tussen de data van 26 mei 2015 en 1 juni 2015. Daarom heeft de rechtbank de ingangsdatum van de woonkostentoeslag vastgesteld op 26 mei 2015, in plaats van 1 juni 2015, zoals door verweerder was bepaald. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen voor zover het de ingangsdatum van de woonkostentoeslag betreft. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.984,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats [plaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/6635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser

[eiseres], eiseres
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. A.E.L.Th. Balkema),
en
[verweerder]te [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2015, verzonden op 22 juli 2015, (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 1 juni 2015 aan eisers een woonkostentoeslag toegekend van
€ 330,32 per maand.
Bij besluit van 30 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.T.F.A. de Boer.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Aan eisers is bij besluit van 19 mei 2015 algemene bijstand op grond van de Participatiewet (PW) toegekend met ingang van 18 februari 2015 en is bijstand over de periode vanaf 23 oktober 2015 geweigerd. Bij brief van 26 mei 2015 heeft eisers gemachtigde tegen dit besluit bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Daarbij is tevens verzocht een woonkostentoeslag toe te kennen. Vervolgens hebben eisers op 1 juni 2015 een aanvraag bijzondere bijstand ingediend in verband met de woonkosten. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de woonkostentoeslag per 1 juni 2015 toegekend voor de duur van zes maanden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen redenen zijn om de woonkostentoeslag eerder te laten ingaan dan op 1 juni 2015. Voorts heeft verweerder de hoogte van de toegekende woonkostentoeslag toegelicht en aangevoerd dat voor de berekeningsmethode aansluiting is gezocht bij de Wet op de Huurtoeslag.
3. Eisers hebben aangevoerd dat het bezwaarschrift van 26 mei 2015 moet worden aangemerkt als de datum waarop de woonkostentoeslag is aangevraagd en dus als de ingangsdatum. Volgens eisers gaat verweerder ten onrechte uit van de datum van 1 juni 2015, als zijnde de datum waarop het door eisers ondertekende aanvraagformulier door verweerder is ontvangen.
4. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6642), dat de gemachtigde van eisers met het bezwaarschrift van 26 mei 2015 heeft beoogd voor eisers een aanvraag voor een woonkostentoeslag te doen, als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 41, eerste lid, van de PW. Het bezwaarschrift voldoet voorts aan het in artikel 4:1 van de Awb en artikel 43, eerste lid, van de PW opgenomen schriftelijkheidsvereiste en aan de in artikel 4:2, eerste lid, van de Awb geformuleerde vereisten, zodat ook daarin geen beletsel wordt gezien om het in het bezwaarschrift gedane verzoek als aanvraag in de zin van de Awb en de PW te beschouwen. Het bezwaarschrift is immers ondertekend, vermeldt naam en adres van eiseres en specificeert de verzochte uitkering. Gelet hierop heeft verweerder ten onrechte de ingangsdatum van de woonkostentoeslag bepaald op 1 juni 2015. De rechtbank is van oordeel dat eisers met ingang van 26 mei 2015 recht hebben op de woonkostentoeslag, nu niet is gebleken van een relevante wijziging van omstandigheden tussen de data 26 mei 2015 en 1 juni 2015.
5. Met betrekking tot hetgeen overigens door eisers nog is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het beleid van verweerder waarbij voor de berekening van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor woonkosten (woonkostentoeslag) aansluiting is gezocht bij de berekeningssystematiek van de Wet op de Huurtoeslag niet kennelijk onredelijk is, zodat verweerder aan de totstandkoming van het bestreden besluit dit beleid ten grondslag heeft mogen leggen.
6.1
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet voorts aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen voor zover dat betrekking heeft op de ingangsdatum van de woonkostentoeslag.
6.2
Verweerder dient aan eisers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.984,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit voor zover dat de ingangsdatum van de woonkostentoeslag betreft en stelt deze vast op 26 mei 2015;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 1.984,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.