ECLI:NL:RBGEL:2016:6479

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6831
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf BPM bij uitvoer van een voormalige taxi met geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) bij de uitvoer van een voormalige taxi. Eiseres, een vennootschap onder firma, had een verzoek ingediend om teruggaaf van BPM voor een BMW die eerder als taxi was geregistreerd. De Belastingdienst had dit verzoek afgewezen, omdat de naheffingsaanslag BPM aan de vorige eigenaar, de taxionderneming, onbetaald was gebleven. Eiseres stelde dat zij recht had op teruggaaf op basis van het vertrouwensbeginsel, omdat er in e-mailcorrespondentie met de Belastingdienst uitlatingen waren gedaan die haar het vertrouwen gaven dat zij in aanmerking kwam voor teruggaaf.

Tijdens de zitting op 17 november 2016 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de Belastingdienst voldoende specifiek waren en dat eiseres in redelijkheid mocht vertrouwen op een teruggaaf van BPM. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en stelde het bedrag van de teruggaaf vast op € 4.101. Daarnaast werd de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992 en het betaalde griffierecht van € 331.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel de teruggaaf van BPM in beginsel niet mogelijk was vanwege de onbetaalde naheffingsaanslag, de uitlatingen van de Belastingdienst eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen gaven dat zij recht had op teruggaaf. Dit leidde tot de beslissing om de teruggaaf toe te kennen, ondanks de eerdere afwijzing door de Belastingdienst.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/6831
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2016 in de zaak tussen

[X] V.O.F., gevestigd te [Z] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 oktober 2015 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking met kenmerk [000] (hierna: de teruggaafbeschikking) waarbij het verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) is afgewezen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016.
Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde] .

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt het bedrag van de teruggaaf van BPM vast op € 4.101;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 992;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiseres was houder van een personenauto van het merk BMW, type [A] , met kenteken [00-AA-BB] (hierna: de auto). De auto is eerder geregistreerd geweest als taxi. Hiervoor is op grond van artikel 16 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen 1992 (hierna: Wet BPM) teruggaaf van BPM verleend aan een taxionderneming, de toenmalige eigenaar van de auto.
2. Doordat niet langer voldaan werd aan de voorwaarden van artikel 16 van de Wet BPM en de als gevolg daarvan verschuldigd geworden BPM evenmin op aangifte is voldaan, is aan de taxionderneming een naheffingsaanslag BPM opgelegd. Ter zitting heeft verweerder geloofwaardig verklaard dat deze naheffingsaanslag onbetaald is gebleven als gevolg van het faillissement van de taxionderneming.
3. Eiseres heeft verweerder verzocht om teruggaaf van BPM wegens export van de auto naar Duitsland. Het bedrag van de verzochte teruggaaf is € 4.101.
4. In geschil is of verweerder de teruggaaf van BPM wegens de export van de auto bij de teruggaafbeschikking terecht heeft geweigerd. In het bijzonder houdt partijen verdeeld of verweerder bij eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat een teruggaaf zou worden verleend. Wanneer teruggaaf van BPM moet worden verleend, is tussen partijen niet in geschil dat die teruggaaf € 4.101 bedraagt.
5. Op grond van artikel 14a van de Wet BPM wordt onder voorwaarden teruggaaf van BPM verleend bij het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister vanwege het buiten Nederland brengen van een personenauto, die vervolgens wordt ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie. In de tweede volzin van het vierde lid van artikel 14a van de Wet BPM is bepaald dat ingeval voor het motorrijtuig al eerder teruggaaf van BPM is verleend, de teruggaaf slechts wordt verleend voor zover de eerder teruggegeven BPM op een later tijdstip alsnog als verschuldigde belasting is voldaan.
6. Gelet op het bepaalde in de tweede volzin van artikel 14a, vierde lid, van de Wet BPM, dient derhalve de ter zake van de auto alsnog verschuldigd geworden BPM te zijn voldaan wil teruggaaf mogelijk zijn. Nu die belasting door de voormalige eigenaar niet is voldaan, kan in onderhavig geval in beginsel geen teruggaaf van BPM aan eiseres plaatsvinden.
7. Voor het geval op grond van artikel 14a van de Wet BPM geen teruggaaf van BPM mogelijk mocht blijken, heeft eiseres zich beroepen op het vertrouwensbeginsel. Hiertoe wijst zij op e-mailverkeer tussen eiseres en verweerder.
8. Eiseres heeft bij e-mail van 29 april 2015 de volgende vraag voorgelegd aan [B] (hierna: [B] ), medewerker Backoffice BPM van de Belastingdienst:
“Is er voor de BMW [A] met kenteken [00-AA-BB] nog BPM terug te vragen?”
Hierop is op dezelfde dag in een e-mail aan eiseres het volgende bericht:
“de auto is ruim 1 jaar taxi geweest maar er is nog een deel BPM beschikbaar”.
9. In aanvulling hierop heeft eiseres bij e-mail van 1 juni 2015 het volgende aan deze medewerker gevraagd:
“Enige tijd geleden had ik je het BPM bedrag gevraagd van de [00-AA-BB] , zou je mij het exacte bedrag nog kunnen noemen? Wij willen deze nu gaan terugvragen ivm uitvoer.”
Hierop is op dezelfde dag in een e-mail aan eiseres het volgende bericht:
“Het bedrag van de teruggaaf (exportdatum 26-05-2015) is € 4.101.”
10. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres aan genoemde uitlatingen van de zijde van verweerder het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat zij in aanmerking komt voor een teruggaaf ten bedrage van € 4.101 bij uitvoer van de auto naar Duitsland. De per e-mail aan verweerder gestelde vragen zijn voldoende specifiek en berusten niet op onjuiste informatie. Uit de gestelde vragen blijkt ook met welke intentie eiseres de vragen stelde, namelijk het verkrijgen van duidelijkheid omtrent een in te dienen verzoek om teruggaaf van BPM ter zake van het buiten Nederland brengen van de auto. De antwoorden hierop van de zijde van de Belastingdienst zijn op te vatten als een bewuste standpuntbepaling inhoudende dat recht op teruggaaf bestaat. Eiseres behoefde deze uitlatingen, in het bijzonder die naar aanleiding van haar tweede e-mail, niet anders op te vatten. Hieruit blijkt immers niet van enig voorbehoud, bijvoorbeeld dat nog diende te worden onderzocht of het genoemde bedrag aan BPM eerder was voldaan. De gedane uitlatingen zijn ook niet zo duidelijk in strijd met een juiste toepassing van de Wet BPM dat eiseres in redelijkheid niet op nakoming daarvan mocht rekenen.
11. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt derhalve. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard.
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. V.F.R. Woeltjes, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.