Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- het faxbericht van de zijde van [verzoekster] d.d. 23 november 2015, inhoudende een wijziging van het verzoek
- het faxbericht met bijlage van de zijde van [verzoekster] d.d. 24 november 2015
- de mondelinge behandeling. Verschenen zijn enerzijds [verzoekster] vergezeld van mr. Janse voornoemd en anderzijds mr. F.E.A.M. Tesser, jurist van het ziekenhuis, vergezeld van mr. Mous voornoemd. Mr. Janse heeft het standpunt van zijn cliënte mede aan de hand van een pleitnotitie uiteengezet.
2.De beoordeling
Keuze van behandeling:
Betrokkene kreeg direct aansluitend aan de operatie een circulair bovenbeengips terwijl ter bestrijding een anesthesieblock voor het linkerbeen werd gegeven. Hierdoor was in de eerste postoperatieve periode niet te beoordelen of er sprake was van motorische en/of sensibiliteitsuitval van het linkerbeen.
‘keuze van behandeling’ op pagina 13 en 14 van uw concept rapport schrijft kan ik u mededelen dat de operateur in kwestie bewust heeft gekozen voor een andere operatietechniek omdat bij lichamelijk onderzoek van patiënte bleek dat sprake was van ernstige expressie van de onderliggende aandoening hereditaire multivole exotosen met ook een intramedullair een abnormale botmatrix. Deze combinatie van aandoeningen leidt tot een onvoorspelbaar gedrag van de groeischijven zelf, maar ook door de vorming van nieuwe exostosen die de uitgroei van de groeischijven beïnvloeden. De door u in uw rapport beschreven ‘voorkeursbehandeling’ is in essentie gericht op deformiteiten met verder nagenoeg normaal bot met voorspelbaar gedrag van groeischijven, maar hiervan was bij patiënte geen sprake. Ook is patiënte bekend met ernstige morbide obesitas, wat in belangrijke mate bijdroeg aan het niet goed kunnen lopen. Dit komt niet alleen vanwege de ernstige genua valga, maar ook door het in de weg zitten van ‘weke delen’ ter hoogte van de bovenbenen. Een langdurig traject en het onzekere resultaat van epifysiodese onder de beschreven omstandigheden (HME) werd daarom niet als haalbaar ingeschat, omdat het dan maanden dan wel jaren zou duren voordat betrokkene weer redelijkerwijs kon lopen en er gewerkt kon worden aan fysieke inspanning ter correctie van het ernstige overgewicht. Deze argumenten hebben geleid tot het besluit om voor een andere behandeling te kiezen dan de ‘voorkeursbehandeling’. Overigens is voornoemd behandelbeeld (type operatie), zoals dat voor alle patiënten geldt waarbij een operatie-indicatie wordt gesteld op de afdeling Orthopedie, vastgesteld tijdens een werkoverleg waarbij de casus is besproken met de voltallige staf en de arts-assistentengroep.
uitvoering van de behandeling’ dat de nervus peroneus aan het einde van de operatie niet zou zijn gecontroleerd op overrekking. De operateur spreekt dit met klem tegen. Tijdens de hele operatie heeft de operateur continu de nervus peroneus in de gaten gehouden. Er is gekeken wat deze wel en niet kon verdragen. De aard van de osteotomie is tijdens de operatie zelfs aangepast, juist door de goede controle die op de nervus peroneus gehouden werd.
Antwoord op vraag 2: