Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres ontvangt sinds 21 mei 2015 bijstand, berekend naar de norm van een alleenstaande ouder. Bij brief van 29 oktober 2015 heeft eiseres verzocht om vrijstelling van de arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9a van de PW, omdat zij de zorg heeft voor een kind jonger dan vijf jaar.
2. Bij het primaire besluit is eiseres meegedeeld dat zij is ontheven van de verplichtingen om algemeen geaccepteerde arbeid (in dienstbetrekking) te zoeken, als werkzoekende ingeschreven te zijn bij het UWV en algemeen geaccepteerde arbeid aan te nemen als dat haar wordt aangeboden. Eiseres blijft wel verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden voor deelname aan een scholing of opleiding die verweerder nodig acht en zij dient beschikbaar te zijn voor voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, inclusief sociale activering.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat zij beschikbaar moet zijn voor voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Volgens eiseres dient deze verplichting op grond van artikel 9a van de PW te vervallen. Verweerder had de voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de PW, moeten invullen met een opleiding of scholing die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert. Eiseres stelt dat de door haar gevolgde opleidingen geen goede toegang tot de arbeidsmarkt geven en zij meent dat verweerder had moeten onderzoeken of zij belang heeft bij een opleiding. Eiseres wijst voorts op artikel 9a, elfde lid, van de PW, op grond waarvan de voorziening met een opleiding wordt ingevuld.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder op grond van artikel 9a, eerste lid, van de PW aan een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing verleent van de verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van de PW. Dit betreft de verplichting om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het UWV.
5. Uit de gedingstukken blijkt dat aan eiseres met het primaire besluit een ontheffing zoals bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de PW is verleend voor de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van de PW, hoewel het primaire besluit deze rechtsgrond niet noemt. Eiseres is immers op basis van haar daartoe strekkende verzoek, waarin deze bepaling wel werd genoemd, ontheven van de verplichtingen om algemeen geaccepteerde arbeid (in dienstbetrekking) te zoeken, als werkzoekende ingeschreven te zijn bij het UWV en algemeen geaccepteerde arbeid aan te nemen als dat haar wordt aangeboden. Dit besluit tot ontheffing van een aantal verplichtingen houdt echter niet in dat voor eiseres in het geheel geen verplichtingen meer gelden.
6. Op grond van artikel 9, eerste lid, onder b van de PW is de belanghebbende verplicht om gebruik te maken van een door verweerder aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. In de wet- en regelgeving is geen mogelijkheid opgenomen voor een ontheffing voor deze verplichting, uitgezonderd de hier niet aan de orde zijnde situatie van artikel 9, vijfde lid, van de PW. Deze verplichting kan voor eiseres in het wettelijke stelsel ook op grond van artikel 9a van de PW niet vervallen.
7. Ten aanzien van de beroepsgrond dat verweerder de voorziening zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de PW had moeten invullen met een opleiding of scholing die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 9a, tiende lid, van de PW vult verweerder de voorziening in met scholing of opleiding, indien het gaat om een alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend en die niet beschikt over een startkwalificatie.
8.
De rechtbank stelt vast dat eiseres weliswaar een alleenstaande ouder is aan wie een ontheffing is verleend, maar dat zij, omdat zij beschikt over een diploma van een MBO-opleiding op niveau 3, reeds over een startkwalificatie beschikt. De rechtbank is dan ook met verweerder van oordeel dat artikel 9a, tiende lid, van de PW in de situatie van eiseres niet van toepassing is.
9.
Voor zover eiseres zich beroept op het elfde lid van artikel 9a, van de Pw, geldt het volgende. In dit artikel is bepaald dat op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend, de voorziening van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de PW wordt ingevuld met een opleiding in de beroepsopleidende leerweg die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij dit naar het oordeel van verweerder de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat. Uit het voorgaande blijkt dat, om een verzoek als bedoeld in artikel 9a, elfde lid, van de PW te kunnen doen, reeds een ontheffing van de arbeidsverplichting moet zijn verleend.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar brief van 29 oktober 2015 niet verzoekt om scholing, maar om vrijstelling van de arbeidsverplichtingen omdat zij een alleenstaande ouder is met een kind onder de vijf jaar. Zij verzoekt daarbij niet (ook) om scholing of opleiding. Uit het schrijven is derhalve geen verzoek als bedoeld in artikel 9a, elfde lid, van de PW af te leiden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de naar aanleiding van het op 29 oktober 2015 ingediende verzoek verleende ontheffing op grond van artikel 9, eerste lid, onder a van de PW onjuist te achten.
11. Gezien het verhandelde ter zitting lijkt eiseres besluitvorming van verweerder te verwachten ten aanzien van het door haar bij e-mail van 19 november 2015 ingediende verzoek als bedoeld in artikel 9a, elfde lid, van de PW. Verweerder heeft de ontvangst van dit verzoek ter zitting bevestigd en stelt dat hierover reeds een standpunt is ingenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze kwestie, gezien het bepaalde in artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht, buiten de reikwijdte van het hier te beslechten geschil valt. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband op dat het haar geraden voorkomt dat verweerder (alsnog) een besluit neemt op het verzoek van 19 november 2015 op grond van artikel 9a, elfde lid, van de PW, waartegen eiseres desgewenst rechtsmiddelen kan aanwenden.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.