6.2.Ten aanzien van de kapschuur overweegt de rechtbank dat voor het bouwen daarvan geen omgevingsvergunning is verleend, zodat sprake is van een overtreding en verweerder bevoegd was om handhavend op te treden.
De kapschuur is deels gelegen binnen de bestemming “Bos en natuurgebied” en reeds daarom in strijd met het bestemmingsplan. Nu verweerder heeft aangegeven dat hij de kapschuur niet wenst te legaliseren bestaat geen concreet zicht op legalisering.
De beroepsgrond slaagt niet.
7. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de rechtsoverwegingen 4.3 en 6.1 is het beroep van eiseres gegrond, omdat de last onder dwangsom met betrekking tot het verwijderen van het hekwerk en de “ [naam 3] ”, te verstrekkend is. Het bestreden besluit komt op deze onderdelen voor vernietiging in aanmerking.
Op grond van artikel 8:41a van de Awb dient de bestuursrechter het voorliggende geschil zoveel mogelijk definitief te beslechten.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit voor wat betreft de lasten ten aanzien van zowel het hekwerk als de “ [naam 3] ” te herroepen en deze lasten aan te passen. De rechtbank zal ten aanzien van het hekwerk bepalen dat dit dient te worden verwijderd dan wel te worden teruggebracht tot een hoogte van 1 m. Ten aanzien van de “ [naam 3] ” zal de rechtbank bepalen dat in plaats van sloop van het gebouw kan worden volstaan met het verwijderen van de woonvoorzieningen in het gebouw. Zodra de woonvoorzieningen zijn verwijderd kan het gebouw weer worden gebruikt als bijgebouw bij de woning, en is er geen sprake meer van strijd met het bestemmingsplan.
8. De overige beroepsgronden heeft de rechtbank ongegrond verklaard, zodat de lasten onder dwangsom voor de overige onderdelen in stand blijft.
Het voorgaande betekent dat eiseres voor het verstrijken van de begunstigingstermijn, dat is 6 weken na deze uitspraak, aan de verschillende lasten moet hebben voldaan, op straffe van de verbeurte van de dwangsommen.
9. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Tevens bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in bezwaar heeft gemaakt. Er is immers voor wat betreft twee lasten sprake van herroeping van het primaire besluit vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting in bezwaar, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
10. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.