Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 januari 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2017.
2.De feiten
“Steekincisies ter hoogte van de navel, mediaan in de bovenbuik rechts subcostaal en rechts lateraal van de navel.
Op 26 februari 2008 is een echo gemaakt van de buik en is een kleine hoeveelheid vocht in de buikholte waargenomen. Een tweede echo op 28 februari 2008 toonde een afgenomen hoeveelheid vocht.
Op 29 februari 2008 is [eiseres] naar Medisch Spectrum Twente in Enschede vervoerd om een ERCP te laten uitvoeren met als indicatie:
“status na cholecystectomie 1 week geleden, gallekkage?”Het ERCP onderzoek is gestaakt omdat het niet lukte de papil van Vater te cannuleren. De conclusie van het onderzoek is: gezien configuratie papil mogelijk concrement in ductus choledochus. Vervolgens is op 7 maart 2008 in Medisch Spectrum Twente het ERCP onderzoek herhaald met als indicatie nog klachten van koliekpijn en cholestase. Hierbij is een galsteenconcrement verwijderd. Nadat [eiseres] is teruggebracht naar het ziekenhuis, is zij wegens voortdurende pijnklachten op 9 maart 2008 overgebracht naar het Twenteborgziekenhuis in Almelo teneinde opnieuw een ERCP te laten verrichten. Bij het op diezelfde dag uitgevoerde ERCP is vastgesteld dat sprake was van een gallekkage. Hiervoor is een stent geplaatst. Voorts vond op 9 maart 2008 een laparotomie plaats, waarbij de buik werd ontdaan van gal en werd gespoeld. Hierbij zijn drie drains achtergelaten. Niettemin bleef de gallekkage voortduren.
Toen de klachten bleven bestaan, is [eiseres] op 1 april 2008 overgeplaatst naar het AMC in Amsterdam. In het AMC is geconstateerd dat een galgang in de ductus cysticus eindigt en dat bij de junctie een lekkage bestaat. Het AMC heeft een PTC-drain geplaatst en uiteindelijk de galwegen gereconstrueerd.
“Voldeed de behandeling door de chirurg van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix op 21 februari 2008 aan de professionele standaard, die in 2008 op uw vakgebied gold voor een chirurg? Wilt u uw overwegingen zo duidelijk en uitvoerig mogelijk weergeven? Wilt u met name aangeven of de behandeling is uitgevoerd conform het advies over de techniek van laparoscopische cholecystectomie van de Werkgroep Endoscopische Chirurgie van de NVH van maart 2006? Als het antwoord ontkennend is, is dan duidelijk waarom van deze richtlijn is afgeweken en zo neen, wilt u dit dan aan collega Jonk vragen?”als volgt geantwoord:
“De indicatiestelling voor het verrichten van een laparoscopische cholecystectomie en de diagnostiek voldoen aan de standaard. De informatieverstrekking en het verkrijgen van de instemming voor de operatie zijn goed gedocumenteerd.Conform de Best practice: de techniek van de laparoscopische cholecystectomie, Werkgroep Endoscopische Chirurgie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, geschreven door prof. dr. J.F. Lange en prof. dr. L.P.S. Stassen, verschenen in maart 2006, moet alvorens de ductus cysticus en arteria cystica worden doorgenomen een Critical View of Safety worden bereikt. Dit bestaat uit het mobiliseren van het infundibulum van de galblaas voor ongeveer een/derde van de galblaaslengte uit het galblaasbed van de lever. Verder moeten de ductus cysticus en de arteria cystica worden vrijgelegd. Hierdoor ontstaan ‘twee windows’. In dit Best Practice document van de Nederlandse Vereniging van Heelkunde wordt aanbevolen het beeld van Critical View of Safety digitaal vast te leggen.In het verstrekte operatieverslag wordt gesproken van een “normaal brede ductus cysticus en arteria cystica”. Er wordt niet expliciet gerefereerd aan het bereiken van een Complete View of Safety dan wel aan het creëren van twee zogenaamde windows tussen de ductus cysticus, arteria cystica en lever. Verder is, zover mij bekend, het peroperatieve beeld van de galblaas niet digitaal vastgelegd. Derhalve kan op basis van het verslag niet met zekerheid worden vastgesteld dat er een Complete View of Safety is bereikt.In het operatieverslag is vastgelegd dat er een gallekkage is ontstaan. Bij navraag bij dr. A. Jonk blijkt dat het gaat om een lekkage uit de galblaas. Dit treedt op bij 20-30% van de galblazen.”Op de vraag:
“Indien het handelen in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix niet in overeenstemming is met de professionele standaard, kunt u dan aangeven wat hiervan de extra gevolgen zijn geweest voor het ziektebeloop, het behandelingsresultaat en de prognose? Dit als onderscheiding van de ‘normale’ gevolgen bij lege artis handelen”, heeft Bonjer geantwoord:
“Inmonding van een galwegsegment van VI en VII in de ductus cysticus is een zeer uitzonderlijke anatomische variatie. Indien deze inmonding zich vlak bij de inmonding van de ductus cysticus in de ductus hepatocholecdochus bevindt, kan deze worden gemist als vlak op de galblaashals wordt uitgevoerd. Indien de inmonding van de ductus uit segment VI en VII zich hoger bevindt in de ductus cysticus dan wel als er een korte ductus cysticus aanwezig is, is er een grotere kans op laederen van een aberrante galweg uit segment VI en VII. Het is niet met zekerheid te stellen dat met het volledig vrijleggen van de ductus cysticus en arteria cystia conform de Critical View of Safety in alle gevallen een letsel van een aberrante galgang van segment VI en VII kan worden voorkomen. Het is echter wel zo dat als de techniek van Critical view of Safety wordt aangehouden, de kans op een dergelijk letsel kleiner is.Ten gevolge van de cholecystectomie is letsel ontstaan van de galweg van segment VI en VII, dat heeft geleid tot een gallige peritonitis, waarvoor multipele ERCP’s en drainages noodzakelijk zijn geweest, teneinde een voldoende deviatie van de galstroom te bewerkstelligen.Uiteindelijk is een hepaticojejunostomie aangelegd op de galweg van segment VI en VII van de lever. Een dergelijke hepaticojejunostomie kan leiden tot een cholestase bij onvoldoende afvloed. Voor zover bekend, lijkt de leverfunctie onaangetast en zijn er geen aanwijzingen voor cholestase.De behandeling bij heropname van patiënte op 25 februari 2008 is conform de standaard. De diagnostiek vond plaats middels laboratoriumonderzoek en echografisch onderzoek van de buik, wat in eerste instantie sufficiënt is. Vier dagen na opname werd de ERCP verricht in een centrum. Gezien het relatief lage bilirubine gehalte en het ontbreken van aanwijzingen van een grote vochtophoping in de buikholte, lijkt het moment van ERCP in de rede te liggen.”
“Zijn de door u gevonden afwijkingen geheel, gedeeltelijk of geheel niet te zien als gevolg van de eventueel niet-correcte behandeling? Kunt u dit toelichten”,heeft Bonjer geantwoord:
“Aangezien de oorzaak van de persisterende pijnklachten onduidelijk is, is het niet goed vast te stellen of deze direct verband houden met de operatie die werd uitgevoerd op 21 februari 2008.”
“Het is inderdaad gebruikelijk dat een chirurg documenteert bij galblaaschirurgie dat voldaan is aan de eisen van de Critical View of Safety. Dit wordt niet expliciet vermeld in het operatieverslag van collega Jonk, derhalve is qua documentatie niet voldaan aan de gebruikelijke kwaliteitseisen.”
kingen en de beperkte hoeveelheid vocht in de buikholte, zoals bij echografie vastgesteld, lijkt het moment van ERCP, te weten op de vierde dag na operatie billijk. Derhalve ben ik van mening dat de postoperatieve diagnostiek en het gevolgde beleid adequaat is geweest.”
“Best practice: De techniek van de laparoscopische cholecystectomie”(productie 9, dagvaarding) van maart 2006 van de Werkgoep Endoscopische Chirurgie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVH) is als stap 5 - voor zover van belang - opgenomen:
“Mobilisatie van het infundibulum en Critical View of Safety (CVS)De eerste stap van het verkrijgen van CVS bestaat uit het mobiliseren van het infundibulum (hals) van de galblaas voor ongeveer 1/3 van de galblaaslengte uit het galblaasbed van de lever; dit is ventraalwaarts tot ruim voorbij de inmonding van de arteria cystica in de galblaas (…)De vermoede ductus cysticus en de arteria cystica worden circumferentiëel vrijgelegd. (…) Pas na deze twee stappen, waarbij twee ‘windows’ zijn verkregen (‘two window-techniek’) is CVS bereikt. Eerder mogen de ductus cysticus en de arteria cystica niet worden geclipt.(…)Wanneer onvoldoende overzicht over de anatomie verkregen wordt en CVS niet bereikt is, moet worden geconverteerd. (…)Beeldvorming en CVSHet wordt aanbevolen beeldregistratie te verzorgen van CVS, voorafgaand aan de transsectie van de arteria cystica en de ductus cysticus. Dit kan digitaal, door middel van een foto of een video-opname. (…). Beeldregistratie van de anatomie, juist voorafgaand aan de transsectie van de ductus cysticus, is van belang voor verslaglegging en voor het begrijpen en behandelen van eventuele complicaties. Het is tevens een zeer nuttig leermiddel in de opleidingssituatie.”2.8. Het rapport van prof. dr. G van der Wal (hierna: Van der Wal)
“Risico’s minimaal invasieve chirurgie onderschat”, met als subtitel
“Kwaliteitssysteem voor laparoscopische operaties ontbreekt”(productie 10, dagvaarding), in november 2007 aan de minister van VWS uitgebracht, formuleert een aantal eisen waaraan laparoscopische operaties moeten voldoen, zoals het vastleggen van het zogenaamde Critical View of safety bij de laparoscopische galblaas operatie. Hierin is tevens het volgende opgenomen:
Als er kort op de galblaas is gewerkt, dan zal de aberrante galgang zijn aangezien voor de ductus hepatocholedochus (zie tekening). In dat geval is CVS niet bereikt, maar zou er ook geen lekkage zijn uit de aberrante galgang. De lekkage zal zijn ontstaan doordat de clip bij het inbrengen op de ductus cysticus abusievelijk deels door de aberante galgang is geprikt, of de clip heeft door druknecrose door (deels) plaatsing op de aberrante galgang later lekkage laten ontstaan (meest waarschijnlijke scenario gezien de kliniek)
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘Best practice’bevat terzake slechts een aanbeveling en geen verplichting, aldus het Ziekenhuis.
‘Best practice’(zie 2.7) wordt gesproken over een
aanbeveling. Uit het rapport van Van der Wal (zie 2.8) blijkt dat de Inspectie aan de ziekenhuizen zou vragen om voor 1 maart 2008 een
‘Plan van aanpak Laparoscopie’in te sturen en dat ernaar werd gestreefd om vanaf 1 juli 2008 te gaan handhaven op maatregelen ten behoeve van de patiëntveiligheid, zoals het vastleggen van de CVS. De operatie van [eiseres] heeft in februari 2008 plaatsgevonden. Het betreft hier een perifeer ziekenhuis, dat in die tijd niet beschikte over opnameapparatuur. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding om het ontbreken van beeldregistratie te kwalificeren als schending van een in februari 2008 op het ziekenhuis rustende norm en evenmin als onvoldoende invulling van de verzwaarde stelplicht die rechtvaardigt om de omkeringregel toe te passen. De primaire grondslag treft geen doel.
“Er zijn wel zes scans gemaakt in Almelo (…) De scans zijn toen opgestuurd naar het AMC waar een professor heeft gezien dat de hele galweg was doorgesneden en dat het een afwijkende anatomie was.”Jonk heeft ter comparitie verklaard dat hij deze scans nooit heeft gezien. Ter comparitie is de vraag of de deskundige over de brondocumenten of alleen over de verslagen heeft kunnen beschikken, onbeantwoord gebleven. Bij deze stand van zaken moet [eiseres] de gelegenheid krijgen de gestelde tekortkoming nader te onderbouwen. Het ligt immers op haar weg hiervan bewijs te leveren. Zij heeft ook bewijs door middel van een deskundigenbericht aangeboden. Kernvraag is of Jonk bij het bereiken van CVS de aberrante galgangtak heeft kunnen gezien dan wel heeft moeten zien. Wordt deze vraag bevestigend beantwoord, dan is de vraag of Jonk de gestelde beschadiging van de galgangtak heeft veroorzaakt of dat deze nog op andere wijze veroorzaakt kan zijn. Voor de beantwoording van deze vragen is vereist dat de deskundige kan beschikken over de benodigde medische documentatie. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten om voorstellen te doen omtrent de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen, alsmede om hun standpunt inzake het voorschot kenbaar te maken.
5.De beslissing
16 augustus 2017voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 4.5 en 4.7, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,