Uitspraak
het UMCG,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
"Bovengenoemde patiënt(e)[hof: [geïntimeerde] ]
werd gezien in verband met: status na mislukte oorreconstructie links elders.Bij onderzoek werd gevonden: gedeformeerde, verlittekende "oorschelp" links. Slechte vorm en onacceptabel uitwendig aspect.Advies/behandeling: re-reconstructie linkeroorschelp in 3 tempi:1. inbrengen expander.2. expander verwijderen en nieuw kraakbeenframe inbrengen.3. mobiliseren oorschelp."
3.De vordering in eerste aanleg en de beslissing daarop
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
veertiengrieven opgeworpen.
grieven 1, 2 en3 komt het UMCG op tegen (diverse aspecten van) de feitenvaststelling. Nu het hof de feiten zelfstandig heeft vastgesteld, heeft het UMCG geen belang meer bij bespreking van die grieven. Het hof merkt daarbij op dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten een selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
overige grievenbeogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en zullen om die reden niet afzonderlijk worden besproken.
Volgens vaste rechtspraak rusten stelplicht en bewijslast ten aanzien van het onzorgvuldig handelen van de arts op de patiënt, maar dient de arts zijnerzijds aanknopingspunten te verschaffen aan de patiënt voor de op hem rustende stelplicht en bewijslast. Van het UMCG mag in dat kader gevergd worden dat hij voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stelling van [geïntimeerde] . Het UMCG dient op grond van deze ophelderingsplicht niet alleen een zo nauwkeurig mogelijke lezing te geven van de bij [geïntimeerde] in het UMCGverrichte oorreconstructie, maar ook de gegevens te verstrekken waarover hij de beschikking heeft of behoort te hebben (HR 20 november 1987, NJ 1988, 500, ECLI:NL:HR:1987:AD0058, HR 13 januari 1995, NJ 1997, 175, ECLI:NL:HR: 1995:ZC1611 en 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3587).
[geïntimeerde] stelt voorts dat het UMCG heeft verzuimd om voldoende feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van zijn betwisting van de stelling van [geïntimeerde] en hem aldus onvoldoende aanknopingspunten verschaft voor zijn eventuele bewijslevering. Naar de mening van [geïntimeerde] had uit het medisch dossier van het UMCG tenminste moeten blijken welke verwachtingen er bij [geïntimeerde] redelijkerwijs mochten bestaan over de resultaten van de operaties, wat de exacte status van het bereikte resultaat na twee operaties was en welke keuzes door de behandelaars bij de operaties zijn gemaakt. Nu het medisch dossier deze gegevens niet bevat, heeft het UMCG niet voldaan aan de op hem rustende verzwaarde stelplicht, aldus [geïntimeerde] .
Bij de beoordeling van het handelen van het UMCG acht het hof het medisch dossier van het UMCU, alsmede een nadere verklaring van dr. [A] relevant. Alvorens verder te beslissen zal het hof daarom het UMCG in de gelegenheid stellen deze gegevens in het geding te brengen en daarop desgewenst een toelichting te geven. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van het UMCG. [geïntimeerde] zal daarop mogen reageren.