ECLI:NL:RBGEL:2017:4111

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 315
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van dwangbevel en elektronische verzending in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanmanings- en betekeningskosten die in rekening waren gebracht voor de aanslag waterschapsbelastingen voor het jaar 2016. De rechtbank oordeelde dat de aanmaning op juiste wijze was verzonden via de Berichtenbox op MijnOverheid, en dat eiser verantwoordelijk was voor het tijdig controleren van deze digitale post. Echter, de rechtbank oordeelde dat de betekening van het dwangbevel niet correct was uitgevoerd, omdat dit niet overeenkomstig de wettelijke vereisten was betekend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het betreft de betekeningskosten, vernietigde de uitspraak op bezwaar in dat opzicht en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening van dwangbevelen en de wettelijke basis voor elektronische verzending in belastingzaken.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/315

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

4 augustus 2017 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser,

en

de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 3 januari 2017 op het bezwaar van eiser tegen de in rekening gebrachte aanmanings- en betekeningskosten ter zake van de aanslag waterschapsbelastingen voor het jaar 2016.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2017.
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] . Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 22 juni 2017 aan eiser op het adres [A-straat 1] te [Z] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 23 juni 2017 op genoemd adres is uitgereikt en voor ontvangst is getekend, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op de betekeningskosten;
  • vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de in rekening gebrachte betekeningskosten tot nihil;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Met dagtekening 30 april 2016 is eiser voor een bedrag van € 451,76 aangeslagen voor de waterschapsbelastingen voor het jaar 2016. Op het aanslagbiljet staat als (uiterste) vervaldatum 31 juli 2016 vermeld.
2. Het aanslagbiljet is per gewone post aan eiser toegezonden. Op enig moment daarna heeft eiser via de website mijn.overheid.nl (hierna: MijnOverheid) aangegeven post van de overheid, waaronder ook post van de Belastingsamenwerking Rivierenland, digitaal te willen ontvangen.
3. Omdat eiser de aanslag niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan, heeft verweerder hem met dagtekening 3 september 2016 langs elektronische weg aangemaand om het aanslagbedrag van € 451,76 alsmede de aanmaningskosten van € 7, derhalve in totaal € 458,76, binnen 14 dagen te voldoen. Ook hierop heeft geen betaling gevolgd. Voor het onbetaald gebleven bedrag van € 458,76 heeft verweerder vervolgens met dagtekening 18 oktober 2016 eveneens langs elektronische weg een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij tevens de betekeningskosten van het dwangbevel van € 66 in rekening zijn gebracht.
4. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de aanmaning en het dwangbevel slechts langs elektronische weg zijn verstuurd naar de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid. Uit de vermelding “Datum terpostbezorging” mag volgens verweerder niet worden afgeleid dat het dwangbevel ook daadwerkelijk ter post is bezorgd. Ook wanneer een dwangbevel slechts langs elektronische weg wordt verstuurd, wordt volgens verweerder een dergelijke vermelding opgenomen op het dwangbevel.
5. Eiser heeft op 30 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanmanings- en betekeningskosten. De rechtbank constateert dat het bezwaar tegen de aanmaningskosten te laat is ingekomen, namelijk niet binnen een termijn van zes weken na het in rekening brengen van die kosten bij aanmaning, maar acht deze termijnoverschrijding verschoonbaar vanwege het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule op de aanmaning. Hierdoor is eiser onvoldoende op de hoogte gesteld bij wie en binnen welke termijn hij bezwaar diende te maken tegen de aanmaningskosten. Ter zitting is gebleken dat de uitspraak op bezwaar strekt tot afwijzing van de bezwaren tegen zowel de aanmaningskosten als de betekeningskosten, zodat verweerder op beide bezwaren heeft beslist.
6. Eiser voert aan dat hij in de veronderstelling was dat de Berichtenbox op MijnOverheid alleen gebruikt wordt als digitaal archief. Hij wist niet en was er daarom niet alert op dat die Berichtenbox ook gebruikt wordt voor het versturen van aanmaningen en dwangbevelen. Betoogd wordt dat verweerder de aanmaning en het dwangbevel ook per gewone post had moeten toesturen.
7. Eiser heeft niet betwist dat hij de Berichtenbox op MijnOverheid heeft geactiveerd. Eiser heeft daarmee kenbaar gemaakt dat hij langs deze elektronische weg voldoende bereikbaar is (zie Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, p. 11). Eiser heeft daarmee ook geaccordeerd om van verweerder op die wijze post te ontvangen. Dat de aanmaning en het dwangbevel in de Berichtenbox op MijnOverheid zijn ontvangen, heeft eiser niet betwist.
8. Nu de aanslag niet binnen de gestelde termijn is betaald, heeft verweerder eiser op grond van artikel 11 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) terecht aangemaand. Aangezien eiser de Berichtenbox op MijnOverheid heeft geactiveerd, mocht verweerder de aanmaning daarnaar verzenden. Artikel 11 van de IW verzet zich niet tegen een dergelijke verzending langs elektronische weg. Eiser is er zelf verantwoordelijk voor dat hij tijdig kennis neemt van nieuwe correspondentie in zijn Berichtenbox op MijnOverheid. In die zin verschilt de Berichtenbox op MijnOverheid niet van een traditionele brievenbus. Ook die moet met een zekere regelmaat worden geleegd om tijdig van de inhoud kennis te nemen. Op grond van artikel 2 van de Kostenwet inzake rijksbelastingen zijn de aanmaningskosten daarom terecht en tot het juiste bedrag (€ 7) in rekening gebracht. In zoverre slaagt het beroep niet.
9. Met betrekking tot de in rekening gebrachte betekeningskosten van het dwangbevel overweegt de rechtbank als volgt. Een dwangbevel is de basis voor verdere dwanginvorderingsmaatregelen. Het is derhalve van groot belang dat de belastingplichtige van de inhoud van dit stuk op de hoogte is. Op grond van artikel 13 van de IW kan een dwangbevel met bevel tot betaling worden betekend door de belastingdeurwaarder overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van exploten (eerste lid) als ook - sinds 1 januari 2004 - door terpostbezorging door de ontvanger van een afschrift ervan aan de belastingschuldige (derde lid). De terpostbezorging biedt een extra mogelijkheid van betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling. De wetgever heeft hiervoor gekozen, omdat uit de uitvoeringspraktijk was gebleken dat een groot deel van de betekeningen van dwangbevelen door de belastingdeurwaarder toch niet plaatsvindt aan de belastingschuldige in persoon en de efficiëntie en de effectiviteit van de invordering hierdoor konden worden verbeterd. Ook deze laatste vorm van betekenen is naar de opvatting van de wetgever met de nodige waarborgen omringd, onder meer door voorwaarden te stellen aan de envelop waarin het afschrift wordt verstuurd, zodat het te betekenen stuk de onmiddellijke aandacht van de belastingplichtige krijgt (zie Kamerstukken II, 2002/03, 29 035, nr. 3, p. 24-30).
10. Een afschrift van het onderhavige dwangbevel is niet door verweerder ter post bezorgd. Het is immers niet ter verzending overgedragen aan PostNL maar in plaats daarvan langs elektronische weg naar de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid verzonden. Het dwangbevel is daarmee niet betekend op de wijze die in artikel 13, derde lid, van de IW is voorgeschreven. Mede gelet op hetgeen hiervoor in overweging 9. is overwogen, en anders dan bij de verzending van de aanmaning, is de rechtbank van oordeel dat terpostbezorging bij een dwangbevel een vormvoorschrift is dat zich verzet tegen elektronische verzending (artikel 2:13, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht). Voor betekening van een dwangbevel met bevel tot betaling bij wijze van verzending langs elektronische weg bestaat geen wettelijke basis. Die basis kan niet worden gevonden in artikel 7c van de IW, aangezien dat artikel buiten toepassing blijft bij de invordering van waterschapsbelastingen (artikel 138 van de Waterschapswet). Omdat het dwangbevel niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van de IW is betekend, zijn de betekeningskosten ten onrechte in rekening gebracht bij eiser. In zoverre slaagt het beroep.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. V.F.R. Woeltjes, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 augustus 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.