ECLI:NL:RBGEL:2017:5363

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
5648524 \ CV EXPL 17-943 \ 512 \ 682
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Sociaal Plan en beëindigingsvergoeding bij ontslag van een werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen TNT Express Nederland B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was in dienst bij TNT Express en werd overcompleet verklaard in het kader van een reorganisatie. Hij was het niet eens met de berekening van zijn beëindigingsvergoeding, die volgens hem niet correct was op basis van het Sociaal Plan dat van toepassing was. De werknemer voerde aan dat de AOW-gerechtigde leeftijd was verhoogd van 65 naar 67 jaar en dat dit invloed had op zijn recht op een beëindigingsvergoeding. Daarnaast betwistte hij de duur van de WW-uitkering die TNT Express in zijn berekening had gehanteerd en het laatstverdiende salaris dat als basis was genomen. De kantonrechter oordeelde dat de uitleg van het Sociaal Plan en de berekening van de beëindigingsvergoeding door TNT Express in grote lijnen correct waren, met uitzondering van de duur van de WW-uitkering, die moest worden aangepast van 38 naar 37 maanden. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde TNT Express om het verschil in beëindigingsvergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De overige vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5648524 \ CV EXPL 17-943 \ 512 \ 682
uitspraak van
vonnis in verzet
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNT Express Nederland B.V.
gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Duiven
eisende partij in verzet
gemachtigde Eerlijkmetrecht B.V.
tegen
[gedaagde]
[woonplaats]
gedaagde partij in verzet
gemachtigde mr. H.L.A. Ko
Partijen worden hierna TNT Express en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2017 en de daarin genoemde processtukken
- het faxbericht van [gedaagde] van 24 maart 2017 met daarbij de producties 16 t/m 18
- het faxbericht van [gedaagde] van 30 maart 2017 met daarbij productie 19.
1.2.
Op 31 maart 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, gedurende
welke TNT Express het woord heeft gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Hierna
is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde], geboren op 8 augustus 1959, is op 1 maart 2000 bij de rechtsvoorganger van TNT Express in dienst getreden. Sinds 1 december 2006 was [gedaagde] werkzaam op de afdeling Information & Communication Services in de functie van ICS Windows Service Manager.
2.2.
Vanwege een reorganisatie heeft het TNT-concern, waar TNT Express onderdeel van uitmaakt, in overleg met de vakbonden een Sociaal Plan (geldig van 15 maart 2010 tot 1 januari 2013 en nadien verlengd tot 31 december 2015 voor alle werknemers van wie de functie in 2015 zou komen te vervallen dan wel die in 2015 overcompleet zouden worden verklaard) opgesteld, waarin onder meer het volgende is bepaald:
Artikel 1 Definities
(…)
Maandinkomen het maandsalaris verhoogd met de toelagen vermeld in de cao die de algemene arbeidsvoorwaarden regelt bij de betreffende werkgever en het gedeelte in schaal 10, 11, 12 en 13 boven het eindsalaris. Toeslagen maken hier geen deel van uit;
Artikel 5 Vaststellen overcompleet
(…)
Artikel 6 Schriftelijke mededeling overcompleet
(…) De datum waarop de werknemer overcompleet is verklaard geldt, tenzij in het navolgende anders bepaald, als startpunt voor de maatregelen genoemd in hoofdstuk 3 (Maatregelen gericht op behoud van werk voor de werknemer), hoofdstuk 4 (Overige maatregelen) en de termijnen genoemd in deze overeenkomst.
Artikel 25 Einde van de dienstbetrekking
(…)
3 De dienstbetrekking van de overcomplete werknemer eindigt uiterlijk 12 maanden nadat de schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 6 (schriftelijke mededeling overcompleet), is gedaan. Dit met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de van toepassing zijnde bepalingen in de cao.
(…)
Artikel 28 Eenmalige uitkering 55 jaar of ouder
De werkgever verstrekt, in verband met de minder gunstige arbeidsmarktpositie een eenmalige uitkering aan de overcomplete werknemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt en die niet valt onder artikel 26 (Herplaatsing geboren voor 1952). De wijze waarop deze eenmalige uitkering wordt berekend, is opgenomen in bijlage I.
Artikel 31 Hardheidsclausule
1. Indien een strikte toepassing van de in deze overeenkomst opgenomen maatregelen in een individueel geval tot een situatie leidt, waardoor de betreffende werknemer onevenredig in zijn belangen wordt getroffen, zal de werkgever van deze maatregelen in positieve zin afwijken.
2 Een beslissing over de toepassing van lid 1 is uitsluitend voorbehouden aan de (algemeen) directeur van de werkgever.
In Bijlage 1 “Financiële regeling overcompleet 55 jaar of ouder” is onder meer opgenomen:
Artikel 1 Berekeningswijze
1. De eenmalige uitkering wordt berekend door voor elke maand vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt te bepalen in welke mate de aanspraak op wettelijke uitkeringen lager is dan 85% van het laatstverdiende maandinkomen.
(…)
3 Voor de berekening van 85% van het laatstverdiende maandinkomen wordt het maandinkomen:
(…)
e verhoogd met de van toepassing zijnde vakantie-uitkering.
f. verlaagd met 50% van de voor betreffende werknemer geldende pensioenbijdrage. Het deel van de pensioenbijdrage dat betrekking heeft op de verzekering van ANW-aanvulling als bedoeld in de cao, wordt niet op het maandinkomen in mindering gebracht.
4 Onder wettelijke uitkeringen worden verstaan alle loongerelateerde uitkeringen, dan wel sociale voorzieningen inclusief vakantie-uitkering waarop de overcomplete werknemer na beëindiging van de dienstbetrekking aanspraak heeft. Voor de berekening is de tekst van de betreffende wetten bepalend zoals deze gelden in de maand na beëindiging van de dienstbetrekking. Voor de berekening wordt er van uitgegaan dat de werknemer in Nederland woont. Indien aanspraak bestaat op een uitkering op het niveau van het sociaal minimum, wordt voor de berekening van de eenmalige uitkering uitgegaan van 70, 80 of 100% van het wettelijke bruto minimumloon, inclusief vakantie-uitkering, afhankelijk van de gezinssamenstelling in de laatste maanden voor beëindiging van de dienstbetrekking.
(…)
Artikel 6 Wetswijziging
Een wetswijziging betreffende het vervallen van een wet, de hoogte van uitkeringen of de voorwaarden waaronder een uitkering wordt vastgesteld zal geen gevolgen hebben voor verstrekte eenmalige uitkeringen.
2.3.
In aanvulling op het Sociaal Plan heeft TNT Nederland B.V. met de Centrale Ondernemingsraad (COR) afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het Sociaal Kader, dat dateert van 8 december 2014.
2.4.
Bij e-mailbericht van 19 december 2014 heeft de voorzitter van de ondernemingsraad van TNT Nederland B.V. de medewerkers van TNT Express onder meer als volgt bericht:
Voorts heeft het bedrijf de intentie uitgesproken om indien er sprake is van een gat in de 55+ regeling in verband met de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, t in een aanvulling te voorzien. Dit wordt nog verder besproken met het bedrijf.
2.5.
Bij brief van 22 december 2014 heeft TNT Express [gedaagde] medegedeeld dat zijn functie met ingang van 1 juli 2015 zou komen te vervallen, dat [gedaagde] als gevolg daarvan met ingang van die datum in overeenstemming met de artikelen 5 en 6 van het Sociaal Plan en het Ontslagbesluit overcompleet zou worden, dat vanaf 1 juli 2015 het Sociaal Plan en het Sociaal Kader van toepassing zouden zijn en [gedaagde] vanaf die datum zou zijn vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.6.
TNT Express heeft bij memorandum van 29 januari 2015 aan de voorzitter van de Ondernemingsraad van TNT Express onder meer bericht:
- Management bevestigt dat zij voor de onderhavige adviesaanvraag en zonder een precedent te scheppen, een passende oplossing zal bieden voor het door de OR geconstateerde gat in de 55 plus regeling, namelijk vanaf 65 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd. In dit kader bevestigt Management dat op COR niveau gesprekken tussen COR en Bestuurder van de COR bezig zijn in dit kader. De uitkomsten van deze gesprekken zijn leidend voor de in dit advies traject betrokken medewerker(s) (uiteraard waar relevant). Indien uiterlijk 15 februari aanstaande er geen oplossing op COR niveau is bereikt, zullen Management en de OR samen met betrokkene(n) maatwerkoplossing(en) uitwerken op individueel niveau uiterlijk voor 19 februari aanstaande. (…)
2.7.
In de leeswijzer toepassing financiële regeling overcompleet 55/57 jaar of ouder, die dateert van 10 september 2015, is onder meer het volgende vermeld:
Leeswijzer voor de berekening van de Financiele Regeling overcompleet op grond van art. 1 Bijlage 1 Sociaal Plan:
Bij de berekening van de aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandinkomen wordt – na de WW periode – als vast uitgangspunt genomen dat er aanspraak bestaat op een uitkering op het niveau van het sociaal minimum. Afhankelijk van de leeftijd van de werknemer bestaat er aanspraak op IOW (indien de medewerker op de datum uit dienst 60+ is) of IOAW (50+). De hoogte van de uitkering waarmee gerekend wordt, wordt vastgesteld op: (i) 70% van het bruto wettelijk minimumloon, incl vakantiegeld, in het geval van een alleenstaande werknemer, of (ii) 100% van het bruto wettelijk minimumloon, incl. vakantiegeld, indien de werknemer gehuwd of samenwonend is. Een en ander is afhankelijk van de gezinssamenstelling in de laatste maand voor beëindiging van de dienstbetrekking. Conform het Sociaal Plan zal deze rekenmethode standaard worden toegepast. Voor de berekening van de aanvulling is niet relevant of de aanspraak van de werknemer daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd.
2.8.
Nadat het UWV TNT Express op 31 augustus 2015 een ontslagvergunning had verleend, heeft TNT Express bij brief van 15 september 2015 de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] tegen 29 februari 2016 opgezegd op grond van bedrijfseconomische redenen.
In die brief is onder meer het volgende opgenomen:
Met betrekking tot de verdere financiële afwikkeling van uw uitdiensttreding kan ik u het volgende mededelen:
 De beëindigingsvergoeding conform het Sociaal Plan van TNT is vastgesteld op een bedrag van
€ 306.537,- bruto (zie de bijlage bij deze brief). (…)
 Uw loon zal tot en met 29 februari 2016 worden doorbetaald;
 Overeenkomstig het gestelde in Bijlage 1 van het Sociaal Plan, telt de periode vanaf de Einddatum tot de pensioendatum, volgens het Pensioenreglement (incl. overgangsbepalingen) voor 50% mee voor de pensioenopbouw. Een eventueel voorwaardelijk/zacht pensioen vervalt als gevolg van de beëindiging van de Arbeidsovereenkomst
 (…)
2.9.
Op 25 september 2015 is een nieuw Sociaal Plan tot stand gekomen met ingangsdatum 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 27 Eenmalige uitkering 57 jaar of ouder
De werkgever verstrekt, in verband met de minder gunstige arbeidsmarktpositie een eenmalige uitkering aan de overcomplete werknemer die de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt. De wijze waarop deze eenmalige uitkering wordt berekend, is opgenomen in bijlage 1.
In Bijlage 1 Financiële regeling overcompleet 57 jaar of ouder is onder meer bepaald:
Artikel 1 Berekeningswijze
1. De eenmalige uitkering wordt berekend door voor elke maand vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt te bepalen in welke mate de aanspraak op wettelijke uitkeringen lager is dan 85% van het laatstverdiende maandinkomen.
2.10.
Bij brief van 5 oktober 2015 heeft de gemachtigde van [gedaagde] TNT Express bericht dat en waarom [gedaagde] het niet eens is met de op basis van het Sociaal Plan gemaakte berekening van zijn beëindigingsvergoeding door TNT Express.
2.11.
De gemachtigde van TNT Express heeft de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van 14 oktober 2015 toegelicht waarom haar uitleg juist zou zijn.
2.12.
Bij brief van 2 augustus 2016 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de gemachtigde van TNT Express nogmaals verzocht om tot een herberekening van de beëindigingsvergoeding over te gaan. TNT Express heeft dat nagelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
TNT Express vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat zij zal worden ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 30 november 2016 tussen [gedaagde] als eiser en TNT Express als gedaagde, met afwijzing van de vordering van [gedaagde] als zijnde ongegrond. TNT Express vordert tevens een veroordeling van [gedaagde] in de kosten van beide gedingen, althans in de kosten van deze verzetprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten van € 131,00 zonder betekening dan wel € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en indien betaling niet binnen deze termijn geschiedt de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
3.2.
Het verzet richt zich tegen het door de kantonrechter op 30 november 2016 tussen [gedaagde] als eisende partij en TNT Express als gedaagde partij bij verstek uitgesproken vonnis onder zaaknummer 5548975 CV EXPL 16-18826. Bij dat vonnis is TNT Express – conform de vordering – veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van
€ 290.072,00, na aftrek van de toegepaste rekenrente, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2015. Tevens heeft de kantonrechter de rekenrente van TNT Express vastgesteld op 1% en TNT Express veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 3.225,36. Tot slot is TNT Express veroordeeld in de kosten van het geding, alsook in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde] heeft aan zijn vorderingen, die hebben geleid tot het vonnis van 30 november 2016, ten grondslag gelegd dat TNT Express uitgaat van een onjuiste uitleg van het Sociaal Plan en vordert/vorderde daarom nakoming van dat Sociaal Plan, hetgeen dient/diende te leiden tot uitkering van een hoger bedrag aan beëindigingsvergoeding. Op de volgende onderdelen heeft volgens [gedaagde] een onjuiste uitleg/berekening plaatsgevonden:
I. de (verhoogde) AOW-gerechtigde leeftijd;
II. de duur van de WW-uitkering waar [gedaagde] recht op heeft;
III. het bij de berekening toegepaste laatstverdiende salaris van [gedaagde];
IV. de fictie met betrekking tot de IOAW-uitkering (op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers), en
V. de rekenrente van 4%.
Ten aanzien van de (verhoogde) AOW-gerechtigde leeftijd geldt dat de eenmalige uitkering voor de overcomplete werknemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt op grond van artikel 1 lid 1 van bijlage 1 bij het Sociaal Plan wordt berekend door voor elke maand vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt te bepalen in welke mate de aanspraak op wettelijke uitkeringen lager is dan 85% van het laatstverdiende maandinkomen. Op het moment dat het Sociaal Plan werd overeengekomen was de AOW-leeftijd 65 jaar, maar deze is op het moment dat [gedaagde] overcompleet werd verhoogd naar 67 jaar. Nu uit het memorandum en de e-mail van 19 december 2014 volgt dat er een oplossing zou worden gezocht voor het gat in de regeling, dient het Sociaal Plan naar de kennelijke strekking en de maatschappelijke betekenis te worden uitgelegd, inhoudende dat voor de leeftijd 65 jaar 67 jaar moet worden gelezen. De beëindigingsvergoeding dient dan ook tot het moment waarop [gedaagde] 67 jaar (in plaats van 65 jaar) wordt te worden berekend.
Voorts is TNT Express er ten onrechte van uitgegaan dat [gedaagde] recht heeft op een WW-uitkering gedurende 38 maanden, terwijl de maximale duur van een WW-uitkering voor [gedaagde] 37 maanden bedraagt. Oorzaak hiervan is de wijziging van de Werkloosheidswet (WW) per 1 januari 2016. Als gevolg hiervan is de wettelijke aanspraak van [gedaagde] lager en de aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandinkomen hoger dan de berekening van TNT Express. [gedaagde] verwijst in dat verband naar artikel 1 lid 4 van bijlage 1 bij het Sociaal Plan waarin in de tweede zin is opgenomen dat voor de berekening de tekst van de betreffende wetten bepalend is zoals deze geldt in de maand na beëindiging van de dienstbetrekking.
Verder is TNT Express volgens [gedaagde] in haar berekening van de beëindigingsvergoeding uitgegaan van een laatstverdiend maandsalaris van € 5.987,00 bruto, terwijl dat bedrag € 6.167,96 bruto had moeten zijn, zo volgt uit de als productie 15 overgelegde loonstrook van de maand februari 2016. De beëindigingsvergoeding moet ook daarom naar boven worden bijgesteld.
Ook wordt in de berekening van TNT Express ten onrechte uitgegaan van de fictie dat [gedaagde] aanspraak heeft op een IOAW-uitkering van € 1.628,00 na afloop van zijn WW-uitkering. Nu de 55+ regeling bestaat uit een aanvulling van de wettelijke aanspraken van [gedaagde] tot het bedrag van 85% van zijn laatstverdiende salaris, is als gevolg van die fictie door TNT Express te weinig suppletie toegekend.
Tot slot is gerekend met een rentepercentage van 4%, hetgeen onrealistisch is, nu de rentestand veel lager is. Met een beroep op de hardheidsclausule zoals opgenomen in artikel 31 van het Sociaal Plan verzoekt [gedaagde] de kantonrechter een rekenrente aan te houden van 1%.
3.4.
In haar verzetdagvaarding voert TNT Express verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet weersproken is dat het verstekvonnis, dat dateert van 30 november 2016, op 16 of 17 december 2016 door de gemachtigde van TNT Express is ontvangen en op 5 januari 2017 is betekend aan TNT Express, zodat het verzet bij dagvaarding van 5 januari 2017 tijdig is gedaan.
4.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde] is gebonden aan het Sociaal Plan, dat in overleg met de vakbonden - die geacht kunnen worden de belangen van de werknemers te behartigen - tot stand is gekomen. De COR van TNT Nederland B.V. is vervolgens betrokken geweest bij het opstellen van het Sociaal Kader, waarin afspraken zijn vastgelegd tussen het TNT- concern en de COR die het kader vormen voor de gevolgen van de veranderingen bij onder meer TNT Express.
4.3.
In geschil is de hoogte van de beëindigingsvergoeding die TNT Express op grond van het bepaalde in het Sociaal Plan aan [gedaagde] heeft betaald, althans moest betalen. Vooropgesteld wordt dat een Sociaal Plan niet is bedoeld om alle inkomensschade die een werknemer lijdt te compenseren.
4.4.
Partijen verschillen in deze zaak van mening over de uitleg van diverse bepalingen in het Sociaal Plan. Gesteld noch gebleken is dat het Sociaal Plan is aangemeld als CAO. Wat daar verder ook van zij, ook de uitleg van een Sociaal Plan dat niet als een CAO kan worden aangemerkt, moet geschieden aan de hand van de CAO-norm (vgl. HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000/473). De Hoge Raad heeft op 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2687) nog eens overwogen dat de CAO-norm inhoudt dat aan een bepaling van een CAO (in dit geval dus van een Sociaal Plan) een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van het Sociaal Plan, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die het Sociaal Plan tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het Sociaal Plan is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in het Sociaal Plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142). Ook de bewoordingen van de eventueel bij het Sociaal Plan behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van dat plan worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij het Sociaal Plan naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vgl. HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111).
4.5.
De hiervoor vermelde rechtspraak waarin de CAO-norm is ontwikkeld en toegepast, ziet op gevallen waarin de door de rechter uit te leggen bepaling van de overeenkomst mede de rechtspositie van derden beïnvloedt. Onder zodanige derden zijn te verstaan partijen – in het geval van een Sociaal Plan: individuele werknemers – die niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst en dus geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud of de formulering van de daarin opgenomen bepalingen, en voor wie de bedoelingen van de wel bij die totstandkoming betrokken partijen slechts kenbaar zijn uit de in die overeenkomst opgenomen bepalingen of bijbehorende schriftelijke toelichting. Blijkens deze rechtspraak strekt de CAO-norm in de eerste plaats ertoe te voorkomen dat die niet kenbare partijbedoeling wordt tegengeworpen aan zodanige derden.
Voorts is in de hiervoor vermelde uitspraak van 26 mei 2000 beklemtoond dat niet kan worden aanvaard dat een bepaling van een CAO (Sociaal Plan) op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil daaromtrent als procespartijen in het geding zijn betrokken. Hieruit volgt dat de CAO-norm tevens ertoe strekt te verzekeren dat een CAO/Sociaal Plan voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd.
Uit een en ander volgt dat de bestaansgrond van de CAO-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen.
4.6.
De eerste vraag die in deze zaak voorligt is hoe artikel 1 lid 1 van bijlage 1 bij het Sociaal Plan dient te worden gelezen. In dit artikel is bepaald hoe de eenmalige uitkering voor de overcomplete werknemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt wordt berekend. In voornoemd artikel is vastgelegd dat dit gebeurt door voor elke maand vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt te bepalen in welke mate de aanspraak op wettelijke uitkeringen lager is dan 85% van het laatstverdiende maandinkomen. Indien daarvan sprake is, vindt aanvulling tot 85% van dat laatstverdiende maandsalaris vervolgens plaats. [gedaagde] voert aan dat op het moment dat het Sociaal Plan werd overeengekomen de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar was, maar dat deze op het moment dat [gedaagde] overcompleet werd inmiddels was verhoogd naar 67 jaar. Onder verwijzing naar een memorandum en e-mailbericht waarin is vermeld dat een oplossing zou worden gezocht voor het gat in de regeling, stelt [gedaagde] dat het Sociaal Plan op dit punt naar de kennelijke strekking en de maatschappelijke betekenis dient te worden uitgelegd, inhoudende dat voor de leeftijd 65 jaar 67 jaar moet worden gelezen. De beëindigingsvergoeding dient volgens [gedaagde] dan ook tot het moment waarop hij 67 jaar wordt te worden berekend.
4.7.
TNT Express voert daar tegen aan dat op grond van artikel 6 van diezelfde bijlage 1 een wetswijziging betreffende het vervallen van een wet, de hoogte van uitkeringen of de voorwaarden waaronder een uitkering wordt vastgesteld, geen gevolgen zal hebben voor de verstrekte eenmalige uitkeringen. Desalniettemin is TNT Express met de COR overeengekomen de periode vanaf 65 jaar tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd te compenseren op een wijze dat [gedaagde] in een vergelijkbare situatie verkeert als zou hij reeds met 65 jaar AOW-gerechtigd zijn. Dit heeft zich verdisconteerd in de aan [gedaagde] betaalde beëindigingsvergoeding van in totaal € 306.537,00.
4.8.
Vastgesteld kan worden dat tussen de berekeningen van partijen een aanmerkelijk verschil zit. De berekening van TNT Express komt neer op betaling van een extra bedrag van
€ 38.667,00 (een aanvullende vergoeding gelijk aan de AOW-uitkering in de periode tussen 65 en 67 jaar), terwijl [gedaagde] stelt dat hij tot zijn 67e levensjaar aanspraak heeft op een aanvulling tot 85% van zijn laatstverdiende inkomen, hetgeen neerkomt op een bedrag van
€ 137.592,00 (24 maanden x € 5.733,00).
4.9.
In artikel 1 lid 1 van de bijlage bij het Sociaal Plan is expliciet opgenomen dat de eenmalige uitkering wordt berekend tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt. Een uitleg naar objectieve maatstaven - zoals de Hoge Raad voorschrijft bij een Sociaal Plan - van artikel 1 lid 1 brengt mee dat een uitkering dient te worden berekend tot aan het bereiken van de maand waarin een werknemer 65 jaar wordt, welke leeftijd op het moment van het opstellen van het Sociaal Plan de AOW-gerechtigde leeftijd betrof. Dat op het moment dat [gedaagde] overcompleet werd, te weten 1 juli 2015, de AOW-gerechtigde leeftijd inmiddels door een wetswijziging was verhoogd, kan zo zijn, maar artikel 6 van diezelfde bijlage bepaalt dat een wetswijziging geen gevolgen zal hebben voor verstrekte eenmalige uitkeringen. Dat voornoemde bepaling anders zou moeten worden uitgelegd, valt dan ook niet in te zien.
4.10.
TNT Express heeft, onverplicht, besloten om werknemers als [gedaagde] voor de periode vanaf 65 jaar tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd te compenseren op een wijze dat zij in een vergelijkbare situatie komen te verkeren alsof zij reeds met 65 jaar AOW-gerechtigd zouden zijn. Volgens [gedaagde] is deze compensatie niet voldoende. Onder verwijzing naar het (nieuwe) Sociaal Plan zoals dat met ingang van 1 januari 2016 gold, stelt [gedaagde] dat in de periode van 65 jaar tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandsalaris dient plaats te vinden. In artikel 27 van dat nieuwe Sociaal Plan is bepaald dat overcomplete werknemers die de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt een eenmalige uitkering ontvangen. Deze uitkering wordt, zo blijkt uit artikel 1 van bijlage 1 van dat nieuwe Sociaal Plan, berekend door voor elke maand vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt te bepalen in welke mate de aanspraak op wettelijke uitkeringen lager is dan 85% van het laatstverdiende maandinkomen. Dit betekent dus dat een overcomplete werknemer die bij uit diensttreding ouder is dan 57 jaar een uitkering ontvangt tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De kantonrechter stelt voorop dat het nieuwe Sociaal Plan niet van toepassing is op [gedaagde], nu hij op 1 juli 2015 overcompleet is verklaard. Nog daargelaten dat de kantonrechter van oordeel is dat voornoemde bepalingen niet zonder meer naar analogie kunnen worden toegepast, geldt dat [gedaagde] op het moment van overcompleet worden de leeftijd van 57 jaar nog niet had bereikt. Het voert te ver om in het onderhavige geval aan te nemen dat het nieuwe Sociaal Plan ook van toepassing is op werknemers (zoals [gedaagde]) die op het moment van overcompleet verklaring 55 jaar zijn, waarna zij twaalf jaar recht zouden hebben op een aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandsalaris. Immers in het nieuwe Sociaal Plan is er kennelijk bewust voor gekozen om de termijn, net zoals in het onderhavige Sociaal Plan, te beperken tot maximaal tien jaar, door de ingangsleeftijd op te hogen van 55 jaar naar 57 jaar.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat TNT Express [gedaagde] op dit punt op een juiste wijze heeft gecompenseerd.
4.11.
Ten aanzien van het beroep van [gedaagde] op de hardheidsclausule geldt dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangevoerd waarom hij in het bijzonder onevenredig in zijn belangen is geschaad waardoor hij een hogere vergoeding zou moeten ontvangen.
De kantonrechter weegt in dat verband mee dat [gedaagde] reeds een hogere vergoeding dan zijn collega’s heeft gekregen, omdat hij niet heeft ingestemd met het voorstel van TNT Express gebaseerd op het Sociaal Plan, waardoor hij enkele maanden langer (tot 1 maart 2016 in plaats van uiterlijk 21 december 2015), vanaf 1 juli 2015 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, in dienst is gebleven en vervolgens aansluitend recht had op een WW-uitkering.
4.12.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat TNT Express niet gehouden is om [gedaagde] nader te compenseren, op een wijze zoals [gedaagde] betoogt, voor het ‘gat’ dat is ontstaan tussen zijn 65e levensjaar en zijn feitelijke AOW-gerechtigde leeftijd.
4.13.
Voorts is aan de orde of TNT Express in haar berekening van 15 september 2015 de juiste duur van de WW-uitkering van [gedaagde] tot uitgangspunt heeft genomen. TNT Express is uitgegaan van 38 maanden, maar [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat vanwege de wijziging van de WW per 1 januari 2016 de maximale duur van de WW-uitkering van [gedaagde] op grond van het overgangsrecht 37 maanden is. Als gevolg hiervan is de wettelijke aanspraak van [gedaagde] lager en dient de aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandinkomen hoger te zijn dan TNT Express heeft berekend. [gedaagde] doet in dat verband een beroep op artikel 1 lid 4 van bijlage 1 bij het Sociaal Plan waarin in de tweede zin is opgenomen dat voor de berekening de tekst van de betreffende wetten bepalend is zoals deze geldt in de maand na beëindiging van de dienstbetrekking.
TNT Express voert als verweer dat artikel 6 van het Sociaal Plan bepaalt dat voor de maatregelen van hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan, waaronder artikel 28 (eenmalige uitkering 55 jaar of ouder) valt, de datum dat de werknemer overcompleet is verklaard geldt, en niet, zoals [gedaagde] betoogt, de datum van beëindiging van de dienstbetrekking.
4.14.
De kantonrechter overweegt dat artikel 6 van het Sociaal Plan bepaalt dat als startpunt voor de maatregelen van hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan, waaronder artikel 28 (eenmalige uitkering 55 jaar of ouder) valt, de datum dat de werknemer overcompleet is verklaard geldt. Artikel 1 lid 4 van bijlage 1 bij het Sociaal Plan bepaalt vervolgens dat onder wettelijke uitkeringen worden verstaan alle loongerelateerde uitkeringen, dan wel sociale voorzieningen inclusief vakantie-uitkering waarop de overcomplete werknemer na beëindiging van de dienstbetrekking aanspraak heeft. Voor de berekening is de tekst van de betreffende wetten bepalend zoals deze gelden in de maand na beëindiging van de dienstbetrekking, zo staat in dit artikel te lezen.
De kantonrechter stelt vast dat op dit punt daarmee sprake is van een afwijking van hetgeen in artikel 6 van het Sociaal Plan is opgenomen, hetgeen mogelijk is nu artikel 6 als “startpunt” geldt en uitdrukkelijk in dat artikel is opgenomen “tenzij in het navolgende anders is bepaald”. Een objectieve uitleg van deze bepalingen brengt dan ook mee dat de berekening van de beëindigingsvergoeding volgens de tekst van de desbetreffende wetten, in casu de WW, die gelden in maart 2016 (zijnde de maand na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] op 29 februari 2016) dient te geschieden. Nu niet weersproken is dat in maart 2016 de duur van de WW-uitkering 37 maanden bedroeg, dient de berekening in zoverre te worden aangepast. Hetgeen in artikel 6 van de bijlage bij het Sociaal Plan is bepaald maakt het voorgaande niet anders.
4.15.
Verder stelt [gedaagde] dat bij de berekening van de beëindigingsvergoeding het laatstverdiende salaris van [gedaagde] van € 5.987,00 bruto is gehanteerd, terwijl dat bedrag € 6.167,96 bruto had moeten zijn, zo volgt uit de door [gedaagde] als productie 15 overgelegde loonstrook van de maand februari 2016. De beëindigingsvergoeding moet ook daarom naar boven worden bijgesteld. TNT Express heeft dit weersproken en stelt zich op het standpunt dat voor de maatregelen van hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan op grond van artikel 6 van het Sociaal Plan de datum waarop [gedaagde] overcompleet is verklaard, zijnde 1 juli 2015, geldt. Voor het geval uitgegaan dient te worden van de feitelijke situatie op de einddatum geldt dat op grond van artikel 25 lid 3 van het Sociaal Plan de arbeidsovereenkomst uiterlijk 22 december 2015 beëindigd had moeten worden, op welk moment het loon € 5.987,00 bedroeg.
4.16.
De kantonrechter overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 6 van het Sociaal Plan de datum waarop de werknemer overcompleet is verklaard als uitgangspunt geldt voor de maatregelen van hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan, waaronder artikel 28 (eenmalige uitkering 55 jaar of ouder) valt, en niet, zoals [gedaagde] betoogt, de datum van beëindiging van de dienstbetrekking. Voor zover [gedaagde] zich in dit verband beroept op het bepaalde in lid 4 van artikel 1 van de bijlage bij het Sociaal Plan geldt dat dat lid ziet op wettelijke uitkeringen die loongerelateerd zijn en de zin “voor de berekening is de tekst van de betreffende wetten bepalend zoals deze gelden in de maand na beëindiging van de dienstbetrekking” daarmee dus geen betrekking heeft op de peildatum voor het vaststellen van het laatstverdiende salaris waarmee gerekend dient te worden. Nu het salaris op 1 juli 2015 – het moment waarop [gedaagde] overcompleet is verklaard – € 5.987,00 bedroeg, heeft TNT Express dit bedrag op juiste gronden als uitgangspunt genomen voor de berekening van de beëindigingsvergoeding.
4.17.
Als vierde punt heeft [gedaagde] aangevoerd dat TNT Express in de berekening van de beëindigingsvergoeding ten onrechte van de fictie is uitgegaan dat [gedaagde] aanspraak kan maken op een IOAW-uitkering van € 1.628,00 per maand na afloop van zijn WW-uitkering. In het Sociaal Plan is niet opgenomen dat met de wettelijke aanspraak een fictieve aanspraak op een uitkering wordt bedoeld. [gedaagde] heeft geen recht op een dergelijke uitkering, nu hij samenwoont. Daarvan was TNT Express op de hoogte. Als uitgegaan wordt van de fictie dat [gedaagde] recht heeft op een IOAW-uitkering is het maandelijkse inkomen hoger en is het bedrag dat TNT Express dient aan te vullen tot 85% van het laatstgenoten maandinkomen lager. Volgens [gedaagde] heeft TNT Express hem dan ook te weinig suppletie toegekend.
4.18.
TNT Express heeft dit weersproken en stelt dat uit de leeswijzer voor de berekening van de financiële regeling overcompleet de fictie van het ontvangen van een uitkering volgt.
Voor zover dat anders zou zijn, stelt TNT Express dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat zijn partner een inkomen geniet. Een eventueel beroep op de hardheidsclausule komt [gedaagde] niet toe, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat uitsluitend in zijn geval sprake is van een onbillijke uitkomst. [gedaagde] dient de schade zoveel mogelijk te beperken, hetgeen hij niet heeft gedaan nu hij heeft nagelaten te solliciteren op interne vacatures en evenmin gebruikt heeft gemaakt van het outplacementtraject of het door TNT Express beschikbaar gestelde opleidingsbudget. Indien [gedaagde] wel een beroep op de hardheidsclausule zou toekomen, dient er rekening mee te worden gehouden dat [gedaagde] acht maanden langer in dienst is gebleven genietend van loon, maar vrijgesteld was van het verrichten van werkzaamheden.
4.19.
De kantonrechter overweegt dat de leeswijzer toepassing financiële regeling overcompleet 55/57 jaar of ouder weliswaar is opgesteld na het moment van boventallig verklaring van [gedaagde], maar dat niet is weersproken dat dit is gedaan in overleg met de vakbonden vanwege een twist over het al dan niet bestaan van de betreffende fictie. Evenmin is weersproken dat de leeswijzer is gepubliceerd op intranet, het interne internet van TNT Express. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de onderhavige leeswijzer betrokken dient te worden bij de (objectieve) uitleg van de betreffende artikelen in het Sociaal Plan waarop die leeswijzer ziet. In de leeswijzer is opgenomen dat bij de berekening van de aanvulling tot 85% van het laatstverdiende maandinkomen als vast uitgangspunt wordt genomen dat aanspraak bestaat op het niveau van het sociaal minimum, dat conform het Sociaal Plan de rekenmethode standaard zal worden toegepast en dat voor de berekening van de aanvulling niet relevant is of de aanspraak van de werknemer daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd. Hieruit volgt dus dat uitgegaan wordt van de fictie dat een werknemer die de leeftijd van 60 (of 50) jaar heeft bereikt en wiens WW-uitkering is geëindigd een uitkering zal ontvangen op basis van de Wet Inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW) of op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). TNT Express zal deze uitkering vervolgens aanvullen tot 85% van het laatstverdiende maandinkomen, hetgeen ook is gebeurd. Dat [gedaagde] geen recht zou hebben op een dergelijke uitkering, omdat hij samenwonend is en zijn partner een eigen inkomen heeft, is dus niet relevant.
[gedaagde] heeft nog betoogd dat de uitwerking van het Sociaal Plan tot verschillen tussen werknemers kan leiden, waardoor hij een bedrag van € 102.564,00 (63 maanden x
€ 1.628,00) misloopt. Voor zover dat al juist zou zijn, betekent dat nog niet dat dit voor rekening van zijn werkgever, TNT Express, dient te komen. Dat in artikel 1 lid 4 van de bijlage bij het Sociaal Plan niet uitdrukkelijk een fictie is opgenomen, maakt het voorgaande niet anders.
4.20.
Ten aanzien van het beroep van [gedaagde] op dit punt op de hardheidsclausule geldt dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat hij onevenredig in zijn belangen wordt geschaad, op grond waarvan TNT Express in positieve zin had moeten afwijken van de betreffende bepalingen in het Sociaal Plan. Het enkele feit dat [gedaagde] mogelijk – zeker is dat thans immers niet – in de toekomst geen IO(A)W-uitkering zal ontvangen is daarvoor onvoldoende. Ook op dit punt kan de berekening van TNT Express dan ook gevolgd worden.
4.21.
Tot slot is gerekend met een rentepercentage van 4%, hetgeen volgens [gedaagde] onrealistisch is, nu de rentestand veel lager is. Met een beroep op de hardheidsclausule zoals opgenomen in artikel 31 van het Sociaal Plan verzoekt [gedaagde] de kantonrechter een rekenrente aan te houden van 1%. TNT Express voert verweer.
4.22.
Vast staat dat het rentepercentage van 4% is afgesproken met de vakbonden. Weliswaar is de huidige rentestand van een gemiddelde spaarrekening lager, maar in een geval als het onderhavige wordt de rekenrente altijd hoger vastgesteld, omdat het percentage voor een langere periode wordt afgesproken en het daarmee een inschatting van een onzekere toekomstige verwachting betreft. De kantonrechter is voorts van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangevoerd op grond waarvan
in zijn specifieke gevalsprake zou zijn van een dusdanige onbillijke uitkomst dat een ander rentepercentage zou dienen te worden toegepast. De verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2015:2350) maakt dat niet anders. Nog los van het feit dat die zaak betrekking had op letselschade, geldt dat de uitkering in de onderhavige zaak nog een lange(re) looptijd heeft en zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, over de verwachting van het rendement over de komende jaren niet zonder meer kan worden aangenomen dat de rekenrente op 1% moet worden vastgesteld. Voor zover [gedaagde] op dit punt nog een beroep doet op de hardheidsclausule zoals opgenomen in artikel 31 van Sociaal Plan geldt ook hier dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangevoerd om dit beroep te kunnen honoreren. Ook op dit punt behoeft de berekening van TNT Express dan ook geen aanpassing.
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de (oorspronkelijke) vordering van [gedaagde] niet toewijsbaar is, met uitzondering van het punt dat betrekking heeft op de duur van de WW-uitkering. De kantonrechter zal het verstekvonnis dan ook in zoverre vernietigen en opnieuw rechtdoen, in die zin dat de vordering van [gedaagde] op één onderdeel zal worden toegewezen door te bepalen dat TNT Express wordt veroordeeld om aan [gedaagde] een aanvullend bedrag als beëindigingsvergoeding te betalen, welk bedrag het verschil is tussen de reeds betaalde beëindigingsvergoeding (waarbij rekening is gehouden met een duur van een WW-uitkering van 38 maanden) en de beëindigingsvergoeding rekening houdend met een duur van een WW-uitkering van 37 maanden. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016. Voor het overige zullen de vorderingen van [gedaagde], en daarmee ook de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, worden afgewezen.
4.24.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure dragen. De kosten van de verzetdagvaarding moeten voor rekening van TNT Express blijven als zijnde nodeloos gemaakt.
4.25.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 100,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
4.26.
De rente over de proceskosten (inclusief nakosten) wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart TNT Express ontvankelijk in haar verzet;
5.2.
vernietigt het verstekvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 30 november 2016 met zaaknummer 5548975 CV EXPL 16-18826 / 906 JP;
opnieuw rechtdoende
5.3.
veroordeelt TNT Express om aan [gedaagde] als aanvulling op de beëindigingsvergoeding te betalen een bedrag dat het verschil is tussen het reeds betaalde bedrag aan beëindigingsvergoeding en het bedrag aan beëindigingsvergoeding rekening houdend met een duur van een WW-uitkering van 37 maanden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van TNT Express tot aan de datum van het verstekvonnis begroot op nihil, en in de kosten van de verzetprocedure met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, tot deze uitspraak aan de kant van TNT Express begroot op € 117,00 aan griffierecht, € 800,00 (1 x € 800,00) aan salaris voor de gemachtigde en € 100,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de overige vorderingen van [gedaagde] af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op