ECLI:NL:RBGEL:2017:5474

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
05/820134-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijke onoplettendheid van bestuurder

Op 20 oktober 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte is veroordeeld voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, geboren in 1940, heeft op 19 mei 2016 op de Arnhemseweg (N310) een motorrijder, de heer [slachtoffer], gedood door niet voorrang te verlenen tijdens het linksaf slaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot de fatale botsing. De verdachte was afgeleid door een reclamebord en heeft onvoldoende gelet op het verkeer. De rechtbank legde een geldboete op van € 1400,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de emotionele impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad heeft en de gevolgen van het ongeval voor zijn familie en de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820134-16
Datum uitspraak : 20 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2017.

1.Inleiding

Dit vonnis heeft een andere indeling en opzet dan anders. Dat heeft een aantal redenen. Deze zaak gaat om het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Dat betekent dat deze zaak veel emoties oproept bij verdachte, de nabestaanden van het dodelijk slachtoffer en anderen. Daarnaast gaat het om een ongeval dat zoveel andere bestuurders had kunnen overkomen. Dit ongeval toont aan dat het ontzettend belangrijk is steeds te blijven opletten en voorzichtig te zijn tijdens het deelnemen aan het verkeer.
Vandaar dat de rechtbank zal beginnen met het noemen van de straf die aan de verdachte wordt opgelegd. Daarna zal worden uitgelegd wat de verdachte wordt verweten, wat hiervan bewezen is, dat dat een strafbaar feit oplevert en dat sprake is van een strafbare dader. Pas wanneer sprake is van een strafbaar feit en een strafbare dader kan een straf en/of een strafrechtelijke maatregel worden opgelegd. De redenen voor de strafoplegging worden daarom als één van de laatste onderwerpen in het vonnis behandeld. Voor het bepalen van de hoogte van de straf vindt de rechtbank het met name belangrijk dat duidelijk wordt dat een verkeersdeelnemer altijd moet opletten. Zo moet een verkeersdeelnemer ook opletten als hij of zij de weg zoekt. De rechtbank houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De indeling van het vonnis is als volgt:
  • de opgelegde straf;
  • de inhoud van de tenlastelegging (de omschrijving van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt);
  • de overwegingen over het bewijs;
  • de bewezenverklaring;
  • de kwalificatie van het bewezenverklaarde (de beslissing welk strafbaar feit de bewezen gedragingen opleveren);
  • strafbaarheid van het feit en van de verdachte
  • redenen voor de gekozen straf;
  • de toepasselijke wetsartikelen (waarop de uitspraak gebaseerd is);
  • het dictum (een korte opsomming van de juridische beslissingen van de rechtbank).

2.De opgelegde straf

De rechtbank zal aan de verdachte een geldboete opleggen van € 1400,-. Verder krijgt de verdachte een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Daarbij geldt een proeftijd van 2 jaren. Indien de verdachte vanaf nu binnen 2 jaren een strafbaar feit pleegt, dan mag hij dus 6 maanden lang geen motorvoertuigen besturen zoals bijvoorbeeld een auto of een motor.
3. De inhoud van de tenlastelegging [1]
De officier van justitie maakt de verdachte één verwijt. Dit verwijt heeft hij opgedeeld in een ernstige variant (het primaire verwijt) en een iets minder ernstige variant (het subsidiaire verwijt).
Het primaire verwijt is dat de verdachte op 19 mei 2016 op de Arnhemseweg (N310) met zijn auto een ongeval heeft veroorzaakt met een hem tegemoetkomende motor. Hierdoor is de bestuurder van die motor, de heer [slachtoffer] , overleden.
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte gekeken naar een reclamebord naast de weg en heeft hij daardoor onvoldoende op de weg gelet. Hij is links afgeslagen en heeft [slachtoffer] niet voor laten gaan. Dat had wel gemoeten. Er is een botsing ontstaan waardoor [slachtoffer] van zijn motor is gevallen. Hij is na een paar dagen overleden aan zeer ernstige verwondingen die hij bij dit ongeval heeft opgelopen.
Wanneer de rechtbank zou oordelen dat [slachtoffer] niet door dit ongeval is overleden, dan vindt de officier van justitie dat de verdachte in elk geval gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt. Dit is het subsidiaire verwijt.
4. Overwegingen met betrekking tot het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie en de verdachte
De officier van justitie en de verdachte vinden allebei dat het primaire verwijt, het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, bewezen kan worden.
De officier van justitie vindt verder dat bewezen kan worden dat dit is gebeurd doordat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 mei 2016 in zijn auto op de Arnhemseweg richting Otterlo reed. Twee kleinzonen van destijds 5 en 9 jaar oud zaten achterin zijn auto. Zij waren op weg naar een speeltuin genaamd “ [naam 1] ”. De verdachte was daar nog nooit eerder geweest en hij wist niet precies welke afslag hij moest hebben. Hij wist wel dat hij een afslag moest hebben naar een weg waaraan een camping ligt. Voorbij die camping zou dan de speeltuin liggen. Op een gegeven moment zag hij bij een afslag langs de kant van de weg een houten (reclame)bord van de camping. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment al langzaam reed en dat hij de beweging naar links is gaan maken (de rechtbank begrijpt: naar links is afgeslagen). Hij heeft de motorrijder daarbij niet gezien. De verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn ogen een maand voor het verkeersongeval nog had laten controleren en dat hij optimale glazen in zijn bril had. Hij heeft geen verklaring voor hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren, behalve dan dat hij afgeleid is geweest door het (reclame)bord van de camping. Hij vindt het afschuwelijk dat het gebeurd is en heeft meerdere keren verklaard dat het echte verlies bij de nabestaanden van de heer [slachtoffer] zit. [3]
De politie heeft onderzocht hoe dit verkeersongeval heeft kunnen gebeuren. Uit dit onderzoek is gebleken dat de snelheid van de auto van de verdachte laag zal zijn geweest. Ook de motorrijder reed niet hard. Zijn snelheid zal aanzienlijk lager zijn geweest dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Het ongeval is ontstaan doordat de verdachte op de Arnhemseweg linksaf is geslagen in de richting van de inrit van camping “ [naam 2] ”. Hij heeft daarbij geen vrije doorgang gegeven aan de motor die rechtdoor reed richting Arnhem. Daardoor is een botsing ontstaan, waarbij de bestuurder van de motor zwaargewond is geraakt. [4]
Op 22 mei 2016 is [slachtoffer] overleden. [5] De schouwarts heeft het lichaam van [slachtoffer] onderzocht. Volgens de schouwarts is hij overleden aan meerdere verwondingen, met name aan de bekkenbreuken met daarbij fors bloedverlies en shock waarbij multi-orgaanfalen is ontstaan. Het verkeersongeval waarbij hij betrokken is geraakt, is een verklaring voor al deze verwondingen. [6]
De mate van schuld van de verdachte
Om te kunnen bewijzen dat de verdachte artikel 6 van de Wegenverkeerswet heeft overtreden (hierin staat kort gezegd dat je door je verkeersgedrag geen dodelijk ongeval of een ongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg mag veroorzaken) moet worden bewezen dat hij schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het ongeval. Het begrip schuld in het strafrecht is niet hetzelfde als het begrip schuld in het normale taalgebruik. In het normale taalgebruik wordt sneller gezegd dat iemand schuld heeft aan een ongeval dan in het verkeersstrafrecht. De drempel om te zeggen dat iemand schuld heeft in het verkeerstrafrecht ligt dus hoger. Er is pas schuld in het verkeersstrafrecht als sprake is van een “ten minste aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid”. Dat betekent dat de verdachte meer dan één moment van onoplettendheid moet hebben gehad of meer dan één kleine verkeersfout moet hebben gemaakt.
In de rechtspraak is bovendien bepaald dat de ernst van de gevolgen van een ongeval, zoals een dodelijk slachtoffer, op zichzelf niet genoeg is om meteen aan te nemen dat sprake is van deze mate van schuld.
Om te kunnen vaststellen dat er sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet, moet er gekeken worden naar de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen en naar de omstandigheden van het geval. Er zijn daarbij vier niveaus van schuld mogelijk. Het laagste niveau is aanmerkelijke schuld, daarna komt ernstige schuld, vervolgens een zeer hoge mate van schuld en het hoogste niveau van schuld is roekeloosheid.
De rechtbank zal moeten beoordelen of de verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het ongeval en zo ja, welk niveau van schuld van toepassing is.
Het staat vast dat de verdachte naar het houten (reclame)bord langs de kant van de weg heeft gekeken en dat hij linksaf is geslagen. Hij heeft daarbij geen voorrang verleend aan [slachtoffer] , die hem op dat moment tegemoet reed op de motor. De verdachte wilde een inrit inrijden.
In artikel 54 van het RVV 1990 staat dat het van een weg een inrit oprijden een bijzondere manoeuvre is. Het overige verkeer moet men dan laten voorgaan. Dat heeft de verdachte niet gedaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte lang naar links heeft gekeken. Die conclusie baseert de rechtbank op twee omstandigheden. De eerste is dat de verdachte heeft gekeken naar het houten (reclame)bord dat langs de linkerkant van de weg stond. De tweede omstandigheid is dat de verdachte [slachtoffer] niet heeft gezien, ondanks dat [slachtoffer] waarschijnlijk met zijn licht aanreed. Bovendien was het een overzichtelijke weg. [7] De rechtbank vindt daarom dat de verdachte onvoldoende op het verkeer op die weg heeft gelet.
De overtreding van één verkeersregel en het onvoldoende opletten maken dat bij verdachte sprake is van het laagste niveau van schuld: de aanmerkelijke schuld. Dat was anders geweest, indien de verdachte bijvoorbeeld teveel alcohol had gedronken, te hard had gereden of met zijn mobiele telefoon aan zijn oor had gezeten. Dan zou er sprake zijn geweest van een hoger niveau van schuld, maar die omstandigheden hebben zich in dit geval niet voorgedaan. Vandaar dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. Het primaire verwijt is dus bewezen.
5. Bewezenverklaring [8]
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte op 19 mei 2016 op de Arnhemseweg (N310) een ongeluk heeft veroorzaakt waarbij hij in botsing is gekomen met een motor. Daardoor is [slachtoffer] , de bestuurder van die motor, overleden. De rechtbank vindt ook bewezen dat dit is gekomen doordat de verdachte onvoldoende heeft opgelet en doordat hij geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] .

6.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire verwijt:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.De strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het staat dus vast dat verdachte een strafbaar feit heeft begaan. Om een straf te kunnen opleggen, moet de verdachte strafbaar zijn. De rechtbank vindt dat de verdachte in dit geval strafbaar is. Er zijn namelijk geen omstandigheden genoemd of gebleken die maken dat de verdachte niet strafbaar is (zoals bijvoorbeeld dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar zou zijn).

8.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte voor het bewezen feit wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1400,-. Als deze boete niet betaald wordt door de verdachte, dan moet hij 24 dagen naar de gevangenis ter vervanging van de boete. Ook wil de officier van justitie dat de verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid krijgt voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij weet dat hij schuldig is. Hij begrijpt dat daar een straf bij hoort en accepteert dat ook.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank kijkt bij het bepalen van de (hoogte van de) straf naar verschillende factoren. Van belang is als eerste welk feit bewezen is verklaard, hoe ernstig dat is en onder welke omstandigheden het feit is gepleegd. Daarnaast wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eventuele eerdere veroordelingen voor een soortgelijk feit (recidive). Voor de verdachte in deze zaak betekent dit dat de rechtbank onder andere kijkt of de verdachte een strafblad heeft.
8.1
Aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten
Het veroorzaken van een ongeval waarbij een ander wordt gedood, is een zeer ernstig feit. De verdachte heeft [slachtoffer] niet met opzet aangereden en heeft dit ook zeker niet gewild. Dat neemt niet weg dat [slachtoffer] door toedoen van de verdachte niet meer leeft. Dat is een enorm verlies voor zijn vrouw en drie kinderen. Zij moeten hun man en vader missen. Uit de slachtofferverklaring die op de terechtzitting is voorgelezen blijkt hoe moeilijk dit voor hen is. Er is altijd een lege stoel bij hun thuis.
Het verdriet raakt in dit geval meer mensen dan de vrouw en kinderen van [slachtoffer] .
De verdachte zelf en zijn familie zijn hierdoor ook geraakt. Hij heeft verklaard dat door het ongeval de frontairbags van zijn auto werden geactiveerd. Hierdoor werd de auto gevuld met een bepaald soort gas. Zijn kleinkinderen raakten daardoor in paniek en dachten dat de auto in brand stond. De verdachte is met zijn kleinkinderen uitgestapt en is naar de motorrijder gelopen om te kijken of hij hem kon helpen. Ondertussen stonden zijn kleinkinderen huilend langs de kant van de weg en riepen zij om hun moeder. Zijn kleinzoon van 9 heeft flink last gehad van het ongeval. Hij is na het ongeval enige tijd onder behandeling geweest bij het psychotraumacentrum van het [naam 3] . Gelukkig gaat het met hem inmiddels een stuk beter.
De verdachte heeft het moeilijk met het gebeurde. Elke keer dat hij een motorrijder ziet, komt alles bij hem terug. Hij realiseert zich echter dat de nabestaanden met het ergste verlies en verdriet te maken hebben.
8.2
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte heeft twee dagen na het ongeval contact opgenomen met de vrouw van [slachtoffer] met het verzoek of hij [slachtoffer] in het ziekenhuis mocht bezoeken. De dag daarna overleed [slachtoffer] . Na de uitvaart heeft de verdachte geprobeerd te achterhalen of hij contact mocht opnemen met de nabestaanden. De politie gaf hier geen duidelijkheid over en toen heeft hij een brief aan de nabestaanden gestuurd waarin hij schreef hoe erg het gebeurde is. De vrouw en twee kinderen van [slachtoffer] zijn vervolgens op bezoek geweest bij de verdachte en zijn vrouw. Sindsdien onderhouden zij contact met elkaar. Ook hebben de dochters van [slachtoffer] en de verdachte contact met elkaar. De rechtbank heeft gezien hoe alle betrokkenen dit waarderen. De rechtbank heeft ook gezien dat de verdachte zijn volle verantwoordelijkheid heeft genomen. De rechtbank neemt dit mee in het voordeel van de verdachte.
8.3
Het strafblad van de verdachte
De verdachte heeft niets op zijn strafblad staan. Dit betekent dat hij nog nooit is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
8.4
De redenen voor de op te leggen straf
Normaal gesproken wordt bij een dodelijk verkeersongeluk en dit laagste niveau van schuld vaak een maximale taakstraf opgelegd. Daarnaast wordt dan een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar opgelegd. Zoals aan het begin van dit vonnis al is geschreven, gaat de rechtbank dat in deze zaak niet doen. De rechtbank volgt in plaats daarvan de eis van de officier van justitie. De rechtbank doet dat vanwege een aantal redenen. In de eerste plaats omdat de verdachte zo goed inziet dat het zijn schuld is dat [slachtoffer] is overleden. Belangrijk is ook dat hij intensief contact heeft met de nabestaanden van [slachtoffer] . Daarnaast gaat het om een ongeval dat zoveel andere bestuurders had kunnen overkomen. Ook andere bestuurders letten wel eens niet zo goed op en slaan dan af. Dit gebeurt in een paar seconden. In de meeste gevallen loopt dat goed af, maar bij de verdachte niet.
Dit ongeval heeft enorm ingegrepen in zowel de levens van de nabestaanden als in de levens van de verdachte en zijn familie.
Vanwege het voorgaande ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in het opleggen van een maximale taakstraf of misschien zelfs een gevangenisstraf (al past dat niet bij het laagste niveau van schuld). Dit neemt overigens niet weg dat de rechtbank het wel een ernstig feit vindt dat door de verdachte is gepleegd.
De leeftijd van de verdachte zorgt ervoor dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid oplegt. De verdachte is inmiddels 76 jaar oud. Voor mensen van zijn leeftijd met een geldig rijbewijs is het juist belangrijk om te blijven autorijden. De dochter van [slachtoffer] is rij-instructrice en heeft dit bevestigd. Daarom zal de rechtbank deze bijkomende straf voorwaardelijk opleggen. Op die manier vormt het tegelijkertijd een waarschuwing voor de verdachte dat hij goed moet blijven opletten in het verkeer.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 5, heeft begaan, de volledige bewezenverklaring is opgenomen in bijlage 2 bij dit vonnis;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 6;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 1400,-(veertienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24dagen
hechtenis;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
primair bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. E.M. Vermeulen en
mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2017.
Mr. E.M. Vermeulen en mr. G.J.M. van Wijk zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1 – de inhoud van de tenlastelegging
Het Openbaar Ministerie heeft het verwijt dat zij aan verdachte maakt, op de terechtzitting gewijzigd. Het verwijt dat daardoor aan verdachte wordt gemaakt is dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en/of gaande in de richting Otterlo, daarmee rijdende op de Arnhemseweg (N310),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ter hoogte van een inrit/weg van de aan die weg (de Arnhemseweg (N310)) gelegen camping " [naam 2] ",
 naar een aldaar zich bevindend reclamebord heeft gekeken en/of;
 niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Arnhemseweg (N310)) en/of terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd en/of gehinderd,
 vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of;
 in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;
 in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van de aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping, [naam 2] (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
 is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets),
 ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
althans, indien het voorgaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en/of gaande in de richting Otterlo, daarmee heeft gereden op de Arnhemseweg (N310) en
 in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;
 in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van de aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping, [naam 2] (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
 is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets);
 ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen;
 door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bijlage 2 – de bewezenverklaring
Primair
hij op
of omstreeks19 mei 2016 te Otterlo in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Arnhem en
/ofgaande in de richting Otterlo, daarmee rijdende op de Arnhemseweg (N310),
zeer, althansaanmerkelijk
, onvoorzichtig,onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ter hoogte van een inrit
/wegvan de aan die weg (de Arnhemseweg (N310)) gelegen camping " [naam 2] ",
 naar een aldaar zich bevindend reclamebord heeft gekeken en
/of;

niet ofin onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Arnhemseweg (N310)) en
/ofterwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd
en/of gehinderd,
 vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links heeft gestuurd en
/ofnaar links is gegaan en
/of;
 in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk van die weg (de Arnhemseweg (N310)) naar links gaand een inrit is opgereden en daarbij een hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan of;

in strijd met het gestelde in 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ter hoogte van het aan die weg gelegen kruispunt (T-splitsing) nabij Camping “ [naam 2] ” (de Arnhemseweg (N310)) naar links is afgeslagen en/of en daarbij een hem, verdachte, op die weg (de Arnhemseweg (N310)) tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) niet heeft laten voorgaan en/of;
 is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets)
en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets),
 ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood
, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De kennelijke taal- en/of schrijffouten in datgene wat verdachte wordt verweten zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders wordt verweten aan verdachte dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is als bijlage 1 aan het vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016246379, gesloten op 21 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 6 oktober 2017.
4.Proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, p. 23 en 24.
5.Een schriftelijk bescheid zijnde een akte van overlijden, p. 38.
6.Een verslag van de gemeentelijke lijkschouwer drs. [naam 4] van 23 mei 2016.
7.Proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, p. 15 en 26.
8.De volledige bewezenverklaring is als bijlage 2 aan het vonnis gehecht.