ECLI:NL:RBGEL:2017:5497

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2675
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot belastingrente en voorlopige aanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, over de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was vastgesteld op 6 januari 2017, en betwistte de hoogte van de belastingrente die hij moest betalen. De rechtbank oordeelde dat de definitieve aanslag afweek van de voorlopige aanslag, en dat eiser niet op de voorlopige aanslag had kunnen vertrouwen. Eiser had een fout gemaakt in zijn aangifte door onjuiste gegevens aan te geven, wat leidde tot de correctie door de inspecteur. De rechtbank overwoog dat de inspecteur niet onzorgvuldig had gehandeld, aangezien er minder hoge eisen worden gesteld aan de controle bij voorlopige aanslagen. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiser, die een beroep deden op het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/2675
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2017
in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 12 mei 2017, waarbij het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met aanslagnummer [000] .H.46.01 ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Eiser is verschenen. Namens de inspecteur is [gemachtigde] verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Vooraf
1. De inspecteur heeft op 12 mei 2017 uitspraak op bezwaar gedaan. Hierop heeft eiser bij brief van 19 mei 2017 gereageerd. Voor zover deze brief ingaat op de belastingrente, heeft de inspecteur de brief terecht doorgezonden als beroepschrift, omdat al uitspraak op bezwaar was gedaan. Eiser heeft in de brief ook bezwaar gemaakt tegen een bedrag van € 16 aan aanmaningskosten. Dit gaat over de invordering van de belastingschuld. Hiervoor is de ontvanger verantwoordelijk. De inspecteur had de brief daarom ook aan de ontvanger moeten doorsturen om hierover te beslissen. Eiser heeft ter zitting verklaard dat het bedrag inmiddels is geschrapt. De inspecteur heeft toegezegd dit bij de ontvanger te zullen navragen. De rechtbank zal de brief daarom niet doorzenden aan de ontvanger.
Inhoudelijke beoordeling
2. Eiser heeft voor 2014 op papier aangifte IB/PVV gedaan. In die aangifte heeft eiser bij vraag 47 aangekruist dat hij in 2014 niet uitsluitend in Nederland verzekerd was voor de volksverzekeringen (vraag 47) en bij vraag 47a aangekruist dat hij heel 2014 niet was verzekerd voor de Algemene ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (Anw).
3. Op basis van de aangifte heeft de inspecteur op 4 september 2015 een voorlopige aanslag opgelegd. De inspecteur is er bij de berekening van de premie volksverzekeringen van uitgegaan dat eiser heel 2014 niet premieplichtig was voor de AOW en Anw. Dit leidde tot een teruggaaf van € 1.533.
4. Op 6 januari 2017 heeft de inspecteur de (definitieve) aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld. Daarbij is de vrijstelling van premies AOW en Anw gecorrigeerd. Ook enkele andere punten zijn gecorrigeerd. Daarom moet eiser een bedrag van € 2.239 betalen, inclusief € 137 belastingrente.
5. Eiser is het niet eens met de gang van zaken en het feit dat hij € 137 extra moet betalen. Tijdens de zitting heeft eiser bevestigd dat hij een fout heeft gemaakt in de aangifte. Hij had in het verleden hulp van de Belastingdienst bij het invullen van de aangifte. Sinds de Belastingdienst daar geld voor vraagt, is hij daarmee gestopt en vult hij de aangifte zelf in. Volgens eiser is echter zo overduidelijk sprake van een vergissing dat de inspecteur dat meteen had kunnen zien. Dat de inspecteur dat niet heeft gezien mag er volgens eiser niet toe leiden dat hij nu rente moet betalen.
6. De inspecteur heeft ter zitting bevestigd dat bij een handmatige controle de fout van eiser waarschijnlijk direct was ontdekt. Een voorlopige aanslag wordt echter volledig geautomatiseerd opgelegd en de kruisjes die eiser heeft gezet zijn gevolgd. Het is ook niet onmogelijk dat een werknemer niet premieplichtig is voor de AOW en Anw.
7. De rechtbank beschouwt de argumenten van eiser als een beroep op het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
8. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een voorlopige aanslag. Er worden jaarlijks grote aantallen belastingaanslagen opgelegd. Als iedereen zou moeten wachten tot alles helemaal is gecontroleerd, zou dat veel tijd kosten. De voorlopige aanslag is een middel om te zorgen dat op relatief korte termijn te veel ingehouden voorheffing kan worden terugbetaald of te weinig betaalde belasting kan worden geïnd. Daarbij kunnen minder hoge eisen worden gesteld aan de controle door de inspecteur. Dat volgt uit arresten van de Hoge Raad van 13 juni 1979, ECLI:NL:HR:1979:AX2732, en van 7 september 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3893. Dit betekent ook dat een voorlopige aanslag bij een belastingplichtige niet het vertrouwen kan wekken dat de definitieve aanslag tot hetzelfde bedrag zal worden opgelegd. Daar komt bij dat in de voorlopige aanslag is vermeld:
“U bent gedurende het gehele tijdvak niet premieplichtig voor de volksverzekeringen AOW/Anw.”
Hieruit had eiser kunnen afleiden dat van onjuiste gegevens was uitgegaan. Hij mocht er dus ook om die reden niet op vertrouwen dat de voorlopige aanslag juist was.
9. De vraag is dan nog of de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door de gegevens uit de aangifte in eerste instantie volledig over te nemen en de fout pas bij de definitieve aanslag te corrigeren. Ook hierbij is van belang dat van de inspecteur geen uitgebreide controle wordt verwacht voordat een voorlopige aanslag kan worden opgelegd. De Hoge Raad heeft in het arrest van 13 juni 1979 die werkwijze uitdrukkelijk goedgekeurd. Er zijn situaties waarin vraag 47 door een Nederlandse werknemer daadwerkelijk kan worden aangekruist. Eiser heeft zelf gewezen op het geval dat hij of zijn partner in het buitenland verzekerd zou zijn of van een internationale organisatie inkomen zou ontvangen. Eiser heeft aangevoerd dat de inspecteur direct kon vaststellen dat die situatie zich niet voordeed. Dat heeft de inspecteur niet bestreden. Er bestaat echter ook een groep gemoedsbezwaarden. Dit zijn mensen die vanwege hun levensovertuiging bezwaar tegen verzekeringen hebben. Op grond van de informatie die de inspecteur tot zijn beschikking had kon die mogelijkheid niet op voorhand worden uitgesloten. Er was dus enig onderzoek nodig om vast te stellen dat eiser het kruisje ten onrechte had gezet. Dit onderzoek hoefde de inspecteur niet voorafgaand aan de voorlopige aanslag te doen.
10. In een brief van 20 december 2016 heeft de inspecteur aan eiser meegedeeld dat hij van plan was van de aangifte af te wijken, omdat eiser geen recht op vrijstelling van premie AOW/Anw heeft. De inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar en in zijn verweerschrift duidelijk aangegeven hoe de aanslag is vastgesteld. De belastingrente vloeit voort uit de doorgevoerde correcties. De inspecteur heeft de belastingrente op grond van de wet berekend. De hoogte van het bedrag is niet in geschil. Het corrigeren van een onjuiste aangifte is niet onzorgvuldig, ook niet als in de voorlopige aanslag de aangifte is gevolgd. Het in rekening brengen van belastingrente is in deze omstandigheden ook niet onzorgvuldig, omdat de fout mede door de aangifte van eiser is ontstaan.
11. Dat de inspecteur pas laat op het bezwaarschrift heeft gereageerd, zoals eiser aanvoert, heeft geen invloed op de uitkomst van de zaak. De belastingrente blijft verschuldigd.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.