ECLI:NL:RBGEL:2017:612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4150
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkomingen in planschade en de ontvankelijkheid van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2017, gaat het om een geschil over tegemoetkomingen in planschade die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld zijn toegekend aan derde-partijen. Eiseressen, bestaande uit drie rechtspersonen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2016, waarin hun bezwaar tegen de primaire besluiten van 4 februari 2016 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 3 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekent dat zij niet ontvankelijk is in haar beroep. Eiseres 3 betoogde dat haar belangen gelijkgesteld moesten worden aan die van eiseressen 1 en 2, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen niet te vereenzelvigen zijn, aangezien eiseres 3 een zelfstandige rechtspersoon is met een eigen vermogen.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres 3 niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep van eiseressen 1 en 2 gegrond wordt verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiseressen 1 en 2 tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseressen 1 en 2. Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor rechtspersonen om tijdig bezwaar te maken tegen besluiten die hen aangaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/4150

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
1. [eiseres 1]
2. [eiseres 2]
3. de [eiseres 3],
te [plaats] , eiseressen,
(gemachtigde: mr. J. van den Brink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, verweerder.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2],
2. [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4],
(gemachtigde: H.F.J. van Erkel).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 4 februari 2016 (hierna: de primaire besluiten) heeft verweerder aan derde-partijen tegemoetkomingen in planschade toegekend van respectievelijk € 14.500,- en € 13.500,-.
Bij besluit van 6 juni 2016 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2016. Eiseressen zijn vertegenwoordigd door [naam] , bijgestaan door hun gemachtigde en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Brouwer.

Overwegingen

het beroep van eiseres 3
1. Vast staat dat eiseres 3 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
2. Eiseres 3 betoogt in dit verband dat eiseressen 1 en 2 enerzijds en zij anderzijds, althans hun wederzijdse belangen, in deze procedure met elkaar te vereenzelvigen zijn. Om die reden zou het door eiseressen 1 en 2 gemaakte bezwaar geacht moeten worden mede namens haar te zijn gemaakt. Verder betoogt eiseres 3 dat de omstandigheid dat niet expliciet namens haar bezwaar is gemaakt verschoonbaar is aangezien zowel in de concept- als de definitieve adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) slechts eiseressen 1 en 2 als derde-belanghebbenden worden genoemd en de SAOZ de conceptadviezen slechts aan eiseres 2 heeft gericht. Bovendien is de suggestie dat namens eiseressen 1 en 2 bezwaar moest worden gemaakt (en niet door haar) door verweerder in de primaire besluiten ook in stand gelaten, aldus eiseres 3.
3. De rechtbank is van oordeel dat het door eiseressen 1 en 2 gemaakte bezwaar niet aan eiseres 3 kan worden toegerekend nu de belangen van eiseres 3 niet met de belangen van eiseressen 1 en 2 kunnen worden vereenzelvigd. Eiseres 3 is immers een zelfstandige rechtspersoon met een eigen afgescheiden vermogen. Verder is ter zitting desgevraagd namens eiseressen 1 en 2 aangegeven dat eiseres 3 door externe partijen wordt gefinancierd. De omstandigheid dat eiseres 3 zich ingevolge haar statuten tot doel stelt eiseressen 1 en 2 financieel te ondersteunen door middel van het exploiteren van nieuwbouwprojecten maakt het voorgaande niet anders. Daarmee zijn haar belangen nog niet identiek aan die van eiseressen 1 en 2. Ook de door eiseres aangehaalde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2012 en 13 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2012:BV6573 en ECLI:NL:RVS:2016:1943) nopen niet tot een andere conclusie aangezien deze uitspraken niet vergelijkbaar zijn met het onderhavige geval. In die uitspraken betrof het immers de vereenzelviging van de belangen van vennootschappen met die van hun vennoten.
4. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan eiseres 3 redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Op 12 februari 2014 hebben de gemeente Barneveld en eiseres 3 een exploitatieovereenkomst gesloten, waaruit volgt dat de toegekende tegemoetkomingen in planschade voor rekening en risico van eiseres 3 komen. Daarmee was een eerdere concept-exploitatieovereenkomst waarbij eiseressen 1 en 2 partij waren van tafel, en is eiseres 3 belanghebbende geworden bij planschadeverzoeken. Op 3 maart 2015 heeft verweerder dan ook terecht uitsluitend eiseres 3 in kennis gesteld van de ontvangen aanvragen om tegemoetkoming in planschade. De latere vermelding in de SAOZ-rapporten dat eiseressen 1 en 2 derde-belanghebbenden waren, heeft eiseres 3 in redelijkheid niet tot andere gedachten kunnen brengen, althans ontsloeg haar niet van haar eigen verantwoordelijkheid in deze om als derde-belanghebbende bezwaar te maken. Wie als belanghebbende moet worden aangemerkt, wordt immers niet bepaald door de SAOZ. Ook de omstandigheid dat verweerder in zijn primaire besluiten deze misvatting van de SAOZ niet heeft gecorrigeerd, leidt niet tot een ander oordeel. Daartoe was verweerder immers niet verplicht. De primaire besluiten zijn door verweerder medegedeeld aan [naam 4] ., de vennootschap die – zoals ter zitting is toegelicht - door eiseres 3 in de arm is genomen om haar belangen te behartigen. De omstandigheid dat [naam 4] uitsluitend namens eiseressen 1 en 2 bezwaar heeft gemaakt, moet derhalve aan eiseres 3 worden toegerekend. Dat niet door of namens eiseres 3 bezwaar is gemaakt moet gelet op het voorgaande niet verschoonbaar worden geacht.
5. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep, voor zover ingesteld door eiseres 3, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ten behoeve van eiseres 3 bestaat geen aanleiding.
het beroep van eiseressen 1 en 2
6. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen eiseressen 1 en 2 niet als belanghebbenden bij de door hen in bezwaar bestreden besluiten worden aangemerkt. Daarbij neemt zij in aanmerking dat eiseressen 1 en 2 in 2014 de gronden waarop de bestemmingsplanwijzigingen betrekking hadden aan eiseres 3 in eigendom hebben overgedragen en dat zij geen partij zijn bij voormelde exploitatieovereenkomst. Verder ziet de rechtbank, zoals hiervoor onder 3 overwogen, geen aanleiding voor het oordeel dat de belangen van eiseressen 1 en 2 met de belangen van eiseres 3 kunnen worden vereenzelvigd. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat de ter zitting ingenomen stelling dat de toegekende tegemoetkomingen in planschade door diverse derde-partijen en eiseressen 1 en 2 zullen worden gedragen, niet met enig stuk is onderbouwd. Ook is niet komen vast te staan dat eiseressen 1 en 2 daadwerkelijk schade zullen lijden door de in het geding zijnde besluiten. De omstandigheid dat ingevolge de statuten de resultaten van eiseres 3 uitsluitend ten goede komen aan eiseressen 1 en 2, is onvoldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks belang van eiseressen 1 en 2 bij de planschadebesluiten.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar van eiseressen 1 en 2 niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren.
9. Het beroep, voor zover ingesteld door eiseressen 1 en 2, is gegrond. De beroepsgronden die eiseressen 1 en 2 hebben aangevoerd, behoeven geen bespreking meer. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van eiseressen 1 en 2 tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk te verklaren en zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep, voor zover ingesteld door eiseressen 1 en 2, gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen 1 en 2 het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen 1 en 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiseres 3 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiseressen 1 en 2 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eiseressen 1 en 2 tegen de primaire besluiten alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan eiseressen 1 en 2 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen 1 en 2 tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.S.T. Belt, voorzitter, mr. L. van Gijn en mr. J.J. Penning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.