In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2017, gaat het om een geschil over tegemoetkomingen in planschade die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld zijn toegekend aan derde-partijen. Eiseressen, bestaande uit drie rechtspersonen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2016, waarin hun bezwaar tegen de primaire besluiten van 4 februari 2016 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 3 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekent dat zij niet ontvankelijk is in haar beroep. Eiseres 3 betoogde dat haar belangen gelijkgesteld moesten worden aan die van eiseressen 1 en 2, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen niet te vereenzelvigen zijn, aangezien eiseres 3 een zelfstandige rechtspersoon is met een eigen vermogen.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres 3 niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep van eiseressen 1 en 2 gegrond wordt verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiseressen 1 en 2 tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseressen 1 en 2. Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor rechtspersonen om tijdig bezwaar te maken tegen besluiten die hen aangaan.