Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 september 2017
- een brief met producties 1 tot en met 10 van 11 oktober 2017 namens de Staat
- een brief met producties 1 tot en met 5 van 15 oktober 2017 namens [eiseres]
- een brief met producties 11 tot en met 14 van 16 oktober 2017 namens de Staat
- een e-mailbericht met producties 6 en 7 van 18 oktober 2017 namens [eiseres]
- de mondelinge behandeling, gehouden op 19 oktober 2017
- de pleitnota van de Staat.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Stb.2014,433), waarin is vermeld dat aan de verdachte dient te worden medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Niet vereist is dat in deze aankondigingsbrief inzicht wordt verschaft in de redenen waarom de officier van justitie meent dat de voorwaarden voor toepassing van zijn bevoegdheid zijn vervuld en in de belangen die bij de te maken belangenafweging zijn betrokken en op welke wijze die zijn meegewogen. Artikel 551a Sv bepaalt dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 Sr, iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats kan betreden en dat zij bevoegd zijn alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.
816,00