ECLI:NL:RBGEL:2017:6327

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1948
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een WGA-uitkering en de beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, die sinds 1 juli 2002 in dienst was bij de Driegasthuizengroep, meldde zich op 31 oktober 2014 ziek vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het UWV kende haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar stelde dat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiseres was het hier niet mee eens en ging in beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV onvoldoende inzicht heeft gegeven in de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen goede redenen waren om aan te nemen dat eiseres op de datum in geding niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de conclusie van het UWV verworpen en geoordeeld dat eiseres recht heeft op een uitkering op basis van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).

De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiseres met ingang van de datum in geding recht heeft op de IVA-uitkering. Tevens heeft de rechtbank het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/1948

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2017

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Aberkrom),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 28 oktober 2016 (hierna: datum in geding) aan eiseres een loongerelateerde uitkering op grond van de werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Bij besluit van 8 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. M. Diekema.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is op 1 juli 2002 in dienst getreden bij werkgever Driegasthuizengroep in de functies van medewerkster dagactiviteiten gedurende 23,91 uur per week en Mimakker gedurende 6,9 uur per week.
Eiseres meldt zich op 31 oktober 2014 ziek als gevolg van psychische klachten, bestaande uit PTSS en depressie, en lichamelijke klachten, bestaande uit slaapapneu en eczeem.
2. Verweerder heeft de toekenning van de uitkering ingevolge de Wet WIA gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts M. van Oostrom van 18 oktober 2016 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep S. Gommers van 8 maart 2017.
Verzekeringsarts Van Oostrom heeft de dossiergegevens bestudeerd, eiseres gezien op het spreekuur van 18 oktober 2016 en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht.
Op basis van haar onderzoeksbevindingen concludeert Van Oostrom dat bij het onderzoek er zeer recent sprake blijkt te zijn van een life-event en een tijdelijke fysieke stoornis. Eiseres ervaart hierdoor, volgens Van Oostrom, een toegenomen verslechtering van haar mentale en fysieke functioneren. Eiseres is hiernaast bekend met medische problematiek, waardoor ze een kwetsbaar mentaal evenwicht heeft. In combinatie met de recente problematiek, het overlijden van eiseres haar moeder, is er nu sprake van een dusdanig ontregeld evenwicht bij eiseres dat er sprake is van een sterk wisselende belastbaarheid, aldus Van Oostrom. Eiseres heeft nu geen benutbare mogelijkheden. De verwachting is, volgens Van Oostrom, dat bepaalde en recente medische problematiek op lange termijn wezenlijk zal verbeteren. Hierdoor kunnen de functionele mogelijkheden op de langere termijn toenemen.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep Gommers heeft dossierstudie verricht, de hoorzitting op 6 maart 2017 bijgewoond en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht.
Op basis van zijn onderzoeksbevindingen concludeert Gommers dat er geen medische reden is om op basis van het bezwaar af te wijken van het oordeel van Van Oostrom. Er is geen medische reden om duurzame arbeidsbeperkingen aan te nemen. Op goede gronden is per datum in geding een sterk wisselende belastbaarheid aangenomen. Dit is, volgens Gommers, echter niet duurzaam. Indien eiseres tot rust gekomen is en een zekere (mentale) stabiliteit bereikt heeft en indien de fysieke problematiek adequaat behandeld is, mag een verbetering van de belastbaarheid in het komende jaar aangenomen worden, aldus Gommers.
4. Eiseres is van oordeel dat verweerder er ten onrechte van uit gaat dat er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel. Uit haar medisch dossier kan, volgens eiseres, worden opgemaakt dat zij duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat eiseres op datum in geding, vanwege sterk wisselende mogelijkheden, volledig arbeidsongeschikt is. Tussen partijen is in geschil of verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
5.3.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. En in het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5.4.
Verweerder hanteert voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid de werkinstructie voor verzekeringsartsen ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ die volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) leidend is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4374). In de instructie is een stappenplan opgenomen voor het beoordelen van de duurzaamheid. In dit stappenplan is het volgende vermeld:
“Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, of
een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Stap 3: als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.”
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kan worden beschouwd op datum in geding. Daartoe acht de rechtbank de volgende informatie uit de behandelend sector van belang.
Psycholoog M.G.W.J. Mooijman concludeert in haar rapportage van het arbeidspsychologisch assessment van 2 mei 2016 dat eiseres haar leven gedurende zeer lange tijd nog heeft kunnen sturen op basis van haar intelligentie en wilskracht. Beiden hebben haar overlevingsmodus zodanig gevoed dat zij in haar werk en thuissituatie nog handvatten genoeg had om zich staande te houden. Dit mede met hulp van intensieve en langdurige psychologische hulpverlening. Momenteel is deze wankele basis niet meer voldoende, aldus Mooijman, om op meerdere gebieden tegelijk adequaat te kunnen functioneren. Als diagnose stelt Mooijman onder meer complexe PTSS, depressieve stoornis (chronisch) en gegeneraliseerde angststoornis).
Tevens concludeert Mooijman dat: “Gezien de kwetsbare en neurotische persoonsopmaak van betrokkene, haar inadequate coping en de vele therapiepogingen die al zonder noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit hebben plaatsgevonden, zal de focus in therapie dienen te liggen op voorkoming van (psychotische) decompensatie door stabilisering van het huidige bereikte evenwicht. De verwachting is dat de beperkingen onomkeerbaar zullen toenemen na iedere verstoring van de balans. De focus zal dienen te liggen op ondersteuning en behoud van de balans in de privésituatie…de verwachting is dat de belastbaarheid een wisselend karakter zal houden. Externe stressoren, druk en vragen op alle niveaus hebben invloed op de huidige kwetsbare balans. De diverse in het verleden ingezette interventies hebben dat niet kunnen voorkomen. Ik zie geen andere behandelopties die relevante invloed kunnen hebben op deze, vaak wisselende belastbaarheid.”
Mooijman acht van belang dat de begeleiding zich vooral richt op het leren omgaan en accepteren van de beperkingen. Alleen op deze manier zal eiseres in staat zijn voldoende rust te creëren om zichzelf in balans te houden.
In zijn rapport van 7 juli 2016 geeft psychiater N.J. de Mooij aan: “Uiteindelijk is het haar te veel geworden en ontwikkelde ze depressieve klachten, aanvankelijk in de vorm van een aanpassingsstoornis en later van een depressie waarbij ook posttraumatische stressklachten een rol speelden. Daarnaast heeft ze een kwetsbare persoonlijkheid gezien haar ontwikkeling. De depressie is gedeeltelijk in remissie en als er niet te veel stress is dan heeft ze ook geen last meer van posttraumatische stressklachten. Als ze hierin getriggerd wordt kan het weer mis gaan….Ik heb met haar een steunende psychotherapeutische begeleiding afgesproken. Dit zal geen openleggende therapie zijn maar gericht op zich zo goed mogelijk in de huidige situatie te handhaven en haar sterke kanten verder te versterken.”
Bedrijfsarts M. Ketel geeft in het rapport van 8 augustus 2016 aan dat het de verwachting is dat de belastbaarheid op de langere termijn mogelijk enigszins kan verbeteren met de huidige steunende psychotherapeutische behandeling gericht op algeheel functioneren. Ketel verwacht niet dat dit zal leiden tot arbeidsmogelijkheden.
Eiseres is sinds juni 2016 bij De Mooij in behandeling. In zijn brief van 9 februari 2017, verwijzend naar zijn brief van 7 juli 2016, geeft hij aan: “Destijds concludeerde ik dat er sprake was van een depressie, gedeeltelijk in remissie, een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO. In de loop van de behandeling is gebleken, dat er weinig verandering is opgetreden. U probeert u zo goed mogelijk te handhaven, maar er is sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij u stress een druk nauwelijks aankan. Ik verwacht niet dat er veel zal veranderen. De behandeling is ondersteunend van aard.”
Gelet op de bevindingen van psycholoog Mooijman, bedrijfsarts Ketel en psychiater De Mooij kan de rechtbank verzekeringsarts Van Oostrom niet volgen in haar standpunt dat het de verwachting is dat bepaalde en recente medische problematiek op lange termijn wezenlijk zal verbeteren en hierdoor de functionele mogelijkheden op de langere termijn toe kunnen nemen. Ook kan de rechtbank verzekeringsarts bezwaar en beroep Gommers daarom niet volgen in zijn conclusie dat, indien eiseres tot rust gekomen is en een zekere (mentale) stabiliteit bereikt heeft en indien de fysieke problematiek adequaat behandeld is, een verbetering van de belastbaarheid in het komende jaar aangenomen mag worden.
Op grond van de aangehaalde informatie van Mooijman, Ketel en De Mooij overweegt de rechtbank, aan de hand van het onder 5.4. benoemde stappenplan, dat er bij eiseres geen situatie aan de orde is zoals genoemd onder stap 1. Van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijk-heden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden is geen sprake. Eiseres wordt immers behandeld voor haar psychische en fysieke klachten.
Van een situatie zoals beschreven onder stap 2a (er is een goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid in eerstkomende jaar zal optreden) is, naar het oordeel van de rechtbank, ook geen sprake.
In tegenstelling tot verweerder is er bij eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, wel sprake van een situatie zoals beschreven in stap 2b (verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten).
Daartoe overweegt de rechtbank dat Mooijman stelt dat de focus in therapie dient te liggen op voorkoming van (psychotische) decompensatie door stabilisering van het huidige bereikte evenwicht en op ondersteuning en behoud van de balans in de privésituatie. De begeleiding zal, volgens Mooijman, zich vooral moeten richten op het leren omgaan en accepteren van de beperkingen. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat Mooijman in haar conclusie betrekt dat er in het verleden al vele therapiepogingen zijn ondernomen die niet geleid hebben tot een noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit van eiseres.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat De Mooij, de behandelend psychiater van eiseres, in eerste instantie (brief van 7 juli 2016) aangeeft dat er sprake is van een depressie die gedeeltelijk in remissie is en later (brief van 9 februari 2017), nadat hij eiseres gedurende acht maanden behandeld heeft, dat gebleken is dat er weinig verandering is opgetreden. Eiseres, zo concludeert De Mooij, probeert zich zo goed mogelijk te handhaven, maar er is sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij zij stress en druk nauwelijks aankan. Naar het oordeel van de rechtbank is met name van belang dat De Mooij niet meer verwacht dat er veel zal veranderen. Er is sprake van een behandeling die ondersteunend van aard is en gericht op het zich zo goed mogelijk in de huidige situatie kunnen handhaven en het versterken van de sterke kanten van eiseres.
Tevens acht de rechtbank bij haar overweging van belang dat Mooijman en De Mooij reeds op 2 mei 2016 en 7 juli 2016 tot hun conclusies komen, enkele maanden voordat eiseres op het spreekuur bij verzekeringsarts Van Oostrom op 18 oktober 2016 is geweest, waarbij Van Oostrom vaststelt dat eiseres, vanwege recente ingrijpende privégebeurtenissen (waaronder het overlijden van haar moeder de dag voor het spreekuur), sterk wisselende mogelijkheden heeft. De behandelend specialisten komen, zo stelt de rechtbank vast, reeds tot hun conclusies voordat deze privégebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat De Mooij in zijn brief van 9 februari 2017, zo begrijpt de rechtbank, terugkomt van zijn conclusie dat de depressie van eiseres gedeeltelijk in remissie is.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben Van Oostrom en Gommers de bevindingen van Mooijman en De Mooij onvoldoende dan wel op onjuiste wijze betrokken bij hun overwegingen en geen dan wel onvoldoende aandacht besteed aan de diverse therapiepogingen die in het verleden zijn ondernomen en die niet geleid hebben tot een noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit van eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank moet, gelet op het vorenoverwogene, dan ook worden vastgesteld dat de behandeling die eiseres ondergaat alleen gericht is op stabilisatie en behoud van mogelijkheden. Er is daarom, naar het oordeel van de rechtbank, sprake van een situatie waarin verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten is (stap 2b van het stappenplan).
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat Gommers weliswaar stelt dat eiseres, naar zijn mening, nadat zij tot rust gekomen is en een zekere (mentale) stabiliteit bereikt heeft en indien de fysieke problematiek adequaat behandeld is, in eenvoudige, niet stresserende werkzaamheden, dat wil zeggen rustige, routinematige en gestructureerde werkzaamheden met vermijding van veel prikkels zonder emotionele belasting, moet kunnen functioneren met daarbij, gelet op de combinatie en complexiteit van aandoeningen, en behandeling (advies bewegen) een aanvullende urenbeperking tot ongeveer vier uur per dag, 20 uur per week aan de orde is, maar dat dit niet betekent dat daarmee eiseres duurzaam in staat is om meer dan 20% van haar maatmaninkomen per uur te kunnen verdienen.
Eiseres moet daarom, naar het oordeel van de rechtbank per datum in geding volledig en duurzaam arbeidsongeschikt worden beschouwd.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door het primaire besluit te herroepen. De rechtbank bepaalt dat eiseres met ingang van datum in geding recht heeft op een uitkering ingevolge de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) op grond van de Wet WIA.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 495,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en voorziet zelf in de zaak zoals aangegeven in rechtsoverweging 7;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 46,- aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 8 december 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.