5.5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kan worden beschouwd op datum in geding. Daartoe acht de rechtbank de volgende informatie uit de behandelend sector van belang.
Psycholoog M.G.W.J. Mooijman concludeert in haar rapportage van het arbeidspsychologisch assessment van 2 mei 2016 dat eiseres haar leven gedurende zeer lange tijd nog heeft kunnen sturen op basis van haar intelligentie en wilskracht. Beiden hebben haar overlevingsmodus zodanig gevoed dat zij in haar werk en thuissituatie nog handvatten genoeg had om zich staande te houden. Dit mede met hulp van intensieve en langdurige psychologische hulpverlening. Momenteel is deze wankele basis niet meer voldoende, aldus Mooijman, om op meerdere gebieden tegelijk adequaat te kunnen functioneren. Als diagnose stelt Mooijman onder meer complexe PTSS, depressieve stoornis (chronisch) en gegeneraliseerde angststoornis).
Tevens concludeert Mooijman dat: “Gezien de kwetsbare en neurotische persoonsopmaak van betrokkene, haar inadequate coping en de vele therapiepogingen die al zonder noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit hebben plaatsgevonden, zal de focus in therapie dienen te liggen op voorkoming van (psychotische) decompensatie door stabilisering van het huidige bereikte evenwicht. De verwachting is dat de beperkingen onomkeerbaar zullen toenemen na iedere verstoring van de balans. De focus zal dienen te liggen op ondersteuning en behoud van de balans in de privésituatie…de verwachting is dat de belastbaarheid een wisselend karakter zal houden. Externe stressoren, druk en vragen op alle niveaus hebben invloed op de huidige kwetsbare balans. De diverse in het verleden ingezette interventies hebben dat niet kunnen voorkomen. Ik zie geen andere behandelopties die relevante invloed kunnen hebben op deze, vaak wisselende belastbaarheid.”
Mooijman acht van belang dat de begeleiding zich vooral richt op het leren omgaan en accepteren van de beperkingen. Alleen op deze manier zal eiseres in staat zijn voldoende rust te creëren om zichzelf in balans te houden.
In zijn rapport van 7 juli 2016 geeft psychiater N.J. de Mooij aan: “Uiteindelijk is het haar te veel geworden en ontwikkelde ze depressieve klachten, aanvankelijk in de vorm van een aanpassingsstoornis en later van een depressie waarbij ook posttraumatische stressklachten een rol speelden. Daarnaast heeft ze een kwetsbare persoonlijkheid gezien haar ontwikkeling. De depressie is gedeeltelijk in remissie en als er niet te veel stress is dan heeft ze ook geen last meer van posttraumatische stressklachten. Als ze hierin getriggerd wordt kan het weer mis gaan….Ik heb met haar een steunende psychotherapeutische begeleiding afgesproken. Dit zal geen openleggende therapie zijn maar gericht op zich zo goed mogelijk in de huidige situatie te handhaven en haar sterke kanten verder te versterken.”
Bedrijfsarts M. Ketel geeft in het rapport van 8 augustus 2016 aan dat het de verwachting is dat de belastbaarheid op de langere termijn mogelijk enigszins kan verbeteren met de huidige steunende psychotherapeutische behandeling gericht op algeheel functioneren. Ketel verwacht niet dat dit zal leiden tot arbeidsmogelijkheden.
Eiseres is sinds juni 2016 bij De Mooij in behandeling. In zijn brief van 9 februari 2017, verwijzend naar zijn brief van 7 juli 2016, geeft hij aan: “Destijds concludeerde ik dat er sprake was van een depressie, gedeeltelijk in remissie, een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO. In de loop van de behandeling is gebleken, dat er weinig verandering is opgetreden. U probeert u zo goed mogelijk te handhaven, maar er is sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij u stress een druk nauwelijks aankan. Ik verwacht niet dat er veel zal veranderen. De behandeling is ondersteunend van aard.”
Gelet op de bevindingen van psycholoog Mooijman, bedrijfsarts Ketel en psychiater De Mooij kan de rechtbank verzekeringsarts Van Oostrom niet volgen in haar standpunt dat het de verwachting is dat bepaalde en recente medische problematiek op lange termijn wezenlijk zal verbeteren en hierdoor de functionele mogelijkheden op de langere termijn toe kunnen nemen. Ook kan de rechtbank verzekeringsarts bezwaar en beroep Gommers daarom niet volgen in zijn conclusie dat, indien eiseres tot rust gekomen is en een zekere (mentale) stabiliteit bereikt heeft en indien de fysieke problematiek adequaat behandeld is, een verbetering van de belastbaarheid in het komende jaar aangenomen mag worden.
Op grond van de aangehaalde informatie van Mooijman, Ketel en De Mooij overweegt de rechtbank, aan de hand van het onder 5.4. benoemde stappenplan, dat er bij eiseres geen situatie aan de orde is zoals genoemd onder stap 1. Van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijk-heden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden is geen sprake. Eiseres wordt immers behandeld voor haar psychische en fysieke klachten.
Van een situatie zoals beschreven onder stap 2a (er is een goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid in eerstkomende jaar zal optreden) is, naar het oordeel van de rechtbank, ook geen sprake.
In tegenstelling tot verweerder is er bij eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, wel sprake van een situatie zoals beschreven in stap 2b (verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten).
Daartoe overweegt de rechtbank dat Mooijman stelt dat de focus in therapie dient te liggen op voorkoming van (psychotische) decompensatie door stabilisering van het huidige bereikte evenwicht en op ondersteuning en behoud van de balans in de privésituatie. De begeleiding zal, volgens Mooijman, zich vooral moeten richten op het leren omgaan en accepteren van de beperkingen. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat Mooijman in haar conclusie betrekt dat er in het verleden al vele therapiepogingen zijn ondernomen die niet geleid hebben tot een noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit van eiseres.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat De Mooij, de behandelend psychiater van eiseres, in eerste instantie (brief van 7 juli 2016) aangeeft dat er sprake is van een depressie die gedeeltelijk in remissie is en later (brief van 9 februari 2017), nadat hij eiseres gedurende acht maanden behandeld heeft, dat gebleken is dat er weinig verandering is opgetreden. Eiseres, zo concludeert De Mooij, probeert zich zo goed mogelijk te handhaven, maar er is sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij zij stress en druk nauwelijks aankan. Naar het oordeel van de rechtbank is met name van belang dat De Mooij niet meer verwacht dat er veel zal veranderen. Er is sprake van een behandeling die ondersteunend van aard is en gericht op het zich zo goed mogelijk in de huidige situatie kunnen handhaven en het versterken van de sterke kanten van eiseres.
Tevens acht de rechtbank bij haar overweging van belang dat Mooijman en De Mooij reeds op 2 mei 2016 en 7 juli 2016 tot hun conclusies komen, enkele maanden voordat eiseres op het spreekuur bij verzekeringsarts Van Oostrom op 18 oktober 2016 is geweest, waarbij Van Oostrom vaststelt dat eiseres, vanwege recente ingrijpende privégebeurtenissen (waaronder het overlijden van haar moeder de dag voor het spreekuur), sterk wisselende mogelijkheden heeft. De behandelend specialisten komen, zo stelt de rechtbank vast, reeds tot hun conclusies voordat deze privégebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat De Mooij in zijn brief van 9 februari 2017, zo begrijpt de rechtbank, terugkomt van zijn conclusie dat de depressie van eiseres gedeeltelijk in remissie is.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben Van Oostrom en Gommers de bevindingen van Mooijman en De Mooij onvoldoende dan wel op onjuiste wijze betrokken bij hun overwegingen en geen dan wel onvoldoende aandacht besteed aan de diverse therapiepogingen die in het verleden zijn ondernomen en die niet geleid hebben tot een noemenswaardige structurele verbetering van de mentale stabiliteit van eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank moet, gelet op het vorenoverwogene, dan ook worden vastgesteld dat de behandeling die eiseres ondergaat alleen gericht is op stabilisatie en behoud van mogelijkheden. Er is daarom, naar het oordeel van de rechtbank, sprake van een situatie waarin verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten is (stap 2b van het stappenplan).
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat Gommers weliswaar stelt dat eiseres, naar zijn mening, nadat zij tot rust gekomen is en een zekere (mentale) stabiliteit bereikt heeft en indien de fysieke problematiek adequaat behandeld is, in eenvoudige, niet stresserende werkzaamheden, dat wil zeggen rustige, routinematige en gestructureerde werkzaamheden met vermijding van veel prikkels zonder emotionele belasting, moet kunnen functioneren met daarbij, gelet op de combinatie en complexiteit van aandoeningen, en behandeling (advies bewegen) een aanvullende urenbeperking tot ongeveer vier uur per dag, 20 uur per week aan de orde is, maar dat dit niet betekent dat daarmee eiseres duurzaam in staat is om meer dan 20% van haar maatmaninkomen per uur te kunnen verdienen.
Eiseres moet daarom, naar het oordeel van de rechtbank per datum in geding volledig en duurzaam arbeidsongeschikt worden beschouwd.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door het primaire besluit te herroepen. De rechtbank bepaalt dat eiseres met ingang van datum in geding recht heeft op een uitkering ingevolge de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) op grond van de Wet WIA.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 495,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).