In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herzieningsverzoek van eiser, die eerder een alcoholslotprogramma (asp) opgelegd kreeg. Eiser had in 2012 een asp opgelegd gekregen en zijn rijbewijs was ongeldig verklaard. Na een verzoek tot herziening van dit besluit in 2015, heeft de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich op betalingsonmacht heeft beroepen met betrekking tot het griffierecht, wat door de rechtbank is gehonoreerd. Vervolgens heeft de rechtbank de argumenten van eiser tegen de afwijzing van het herzieningsverzoek beoordeeld. Eiser stelde dat er nieuwe feiten waren, maar de rechtbank oordeelde dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden vormden. De rechtbank concludeerde dat het CBR niet gehouden was om het eerder genomen besluit te heroverwegen en dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat het CBR zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, waardoor van horen kon worden afgezien. Tot slot heeft eiser verzocht om schadevergoeding voor studievertraging en andere kosten, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.