Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 april 2016
- de akte uitlaten na tussenvonnis tevens houdende akte wijziging van eis van 15 juni 2016 van [eisende partij]
- de akte uitlating van 15 juni 2016 van [gedaagde sub 2]
- de mededeling op de rolkaart dat mr. Ramakers zich op 15 juni 2016 aan de zaak heeft onttrokken
- de antwoordakte van 27 juli 2016 van [eisende partij] jegens [gedaagde sub 2]
- de akte uitlating van 27 juli 2016 van [gedaagde sub 2]
- de akte tevens verzoek wijzen vonnis ex artikel 7.4 van het landelijk rolreglement van 27 juli 2016 van [eisende partij] jegens [gedaagde sub 1] .
2.De verdere beoordeling
De termijn die de koper voor de nakoming van zijn onderzoeksplicht in acht mag nemen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het onderzoek waarbij een deskundige wordt ingeschakeld dient door de koper te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid van hem kan worden gevergd. In dat verband zijn onder meer van belang de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt en de deskundigheid van de koper
(vgl. Hoge Raad 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8991).
De vraag of de koper de verkoper tijdig in kennis heeft gesteld van een gebrek nadat hij dat gebrek heeft ontdekt of had behoren te ontdekken, dient te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de verkoper nadeel lijdt door het tijdsverloop totdat is geklaagd. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de koper ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de verkoper is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend (vgl. Hoge Raad 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593).
3.De beslissing
8 februari 2017voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 2.32., waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,