In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. van Mierle, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had deze aanvraag geweigerd op basis van de vaststelling dat eiser op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was sinds 2009 werkzaam als taxichauffeur, maar was in 2012 uitgevallen door psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding op overtuigende wijze was gemotiveerd. Eiser had aangevoerd dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegenomen in hun beoordeling. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met zijn medische belastbaarheid, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.