ECLI:NL:RBGEL:2018:1740
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Betalingsherinnering en rechtsgevolg in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [naam 1], en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser ontving vanaf 1 april 2017 een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) en werd bij brief van 22 juni 2017 door de SVB verzocht een te veel ontvangen bedrag van € 28.060,29 terug te betalen. De SVB verklaarde het bezwaar van eiser tegen dit verzoek niet-ontvankelijk, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 22 juni 2017 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat deze brief feitelijk een betalingsherinnering is en niet gericht is op rechtsgevolg. De rechtbank stelde vast dat de betalingsverplichting al was ontstaan met het eerdere invorderingsbesluit van 2 augustus 2016. Eiser voerde aan dat de brief vergaande gevolgen voor hem had, maar de rechtbank verwierp dit betoog en oordeelde dat de brief geen rechtsgevolg had.
Daarnaast werd door eiser aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden waren ten opzichte van het invorderingsbesluit, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen betekenis hadden binnen de huidige procedure. Eiser werd wel de mogelijkheid geboden om met de SVB een aflossingsregeling te treffen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.