ECLI:NL:RBGEL:2018:1826

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
05/881917-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag en zware mishandeling met scherp voorwerp

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2017 in Tiel, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een aanval op twee slachtoffers met een scherp voorwerp. De officier van justitie stelde dat de verdachte een mes had gebruikt en eiste een gevangenisstraf van zes jaar. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte een ploertendoder had gebruikt en niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het letsel van de slachtoffers.

De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de verdachte inderdaad een ploertendoder hanteerde, en niet een mes of ander scherp voorwerp. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het letsel bij de slachtoffers had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen, omdat er geen wetenschap was dat de medeverdachte een mes bij zich droeg. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, slachtoffer 1, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De rechtbank benadrukte dat de betrokkenheid van de verdachte bij openlijke geweldpleging niet was tenlastegelegd, maar wel uit de feiten bleek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881917-17
Datum uitspraak : 17 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2018 en 11 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, (ter hoogte van de slagader),
althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft gestoken en/of geprikt en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1. niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een slagaderlijke bloeding, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]
gereanimeerd moest worden, heeft toegebracht, door (met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het lichaam van die
[slachtoffer 1] , te steken en/of prikken en/of snijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer 1] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het
lichaam, te steken en/of prikken en/of snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
meermalen, althans éénmaal in de (onder)arm te steken en/of prikken en/of
snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2. niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in de (onder)arm te steken
en/of prikken en/of snijden.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair onder feit 1 tenlastegelegde (medeplegen van poging tot doodslag) en het subsidiair onder feit 2 tenlastegelegde (medeplegen van mishandeling) wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte een scherp voorwerp heeft gehanteerd en daarmee het letsel bij slachtoffer [slachtoffer 2] heeft veroorzaakt. Het is voor het letsel dat bij slachtoffer [slachtoffer 1] is ontstaan niet duidelijk of verdachte of de mededader dit heeft veroorzaakt, maar omdat zij samen met scherpe voorwerpen het slachtoffer hebben aangevallen kan hij voor het bij hem veroorzaakte letsel wel als medepleger worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte een ploertendoder, en dus geen scherp voorwerp, hanteerde. Verdachte kan daarmee het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet hebben veroorzaakt. Omdat ook niet blijkt van enige wetenschap dat de mededader een scherp voorwerp bij zich droeg terwijl zij samen tot aanval overgingen kan verdachte ook niet als medepleger worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Het antwoord op de vraag wat het voorwerp is geweest dat verdachte heeft gehanteerd vormt het springende punt in deze zaak. De rechtbank heeft om dit te beoordelen de camerabeelden bekeken. De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat verdachte een voorwerp hanteert dat de rechtbank herkent als een ploertendoder; een uitschuifbaar slagwapen met een bol uiteinde. In elk geval kan de rechtbank niet vaststellen dat het om een zwaard of (ander) scherp voorwerp zou gaan. De rechtbank heeft op deze beelden ook waargenomen dat de medeverdachte een mes hanteert. Het letsel dat bij de slachtoffers is ontstaan bestaat uit een steekwond in het bovenbeen van [slachtoffer 1] met een slagaderlijke bloeding ten gevolge en twee snijwonden in de arm van [slachtoffer 2] . Dit letsel kan niet zijn ontstaan door hantering van een ploertendoder.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het letsel bij de slachtoffers niet heeft veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet voor het ontstaan van dit letsel verantwoordelijk kan worden gehouden door hem aan te merken als medepleger. Enige wetenschap van het feit dat zijn medeverdachte een mes bij zich droeg en dat verdachte toen hij [slachtoffer 1] aanviel wist dat ook zijn medeverdachte [slachtoffer 1] zou aanvallen en met een mes zou steken – wat minimaal vereist is om tot medeplegen te komen – kan uit het dossier niet worden afgeleid.
De rechtbank zal de verdachte dan ook integraal vrijspreken.
De rechtbank maakt ten slotte nog de opmerking dat de wijze waarop verdachte zich heeft gemanifesteerd wel getuigt van betrokkenheid bij een openlijke geweldpleging, maar dit is aan verdachte niet tenlastegelegd.
3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het onder feit 1 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 21.075,-.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt verdachte integraal vrijen
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2018.
mr. G.J.M. van Wijk is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.