ECLI:NL:RBGEL:2018:199

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2505
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag schenkbelasting wegens dwaling bij aankoop woning

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak over schenkingsrecht en dwaling. Eiser, die in 2015 de woning van zijn oudtante voor € 225.000 had gekocht, stelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van dwaling. De waarde van de woning was € 325.000, en de oudtante had een schenking van € 100.000 gedaan. Na ontvangst van de aanslag schenkbelasting, die was vastgesteld op € 29.366, heeft eiser bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de schenking vernietigbaar was omdat zowel eiser als de oudtante uitgingen van een onjuiste voorstelling van zaken over de schenkbelasting. De rechtbank vernietigde de aanslag schenkbelasting en oordeelde dat de overeenkomst omgezet moest worden in een lening. Eiser had verklaard dat hij, bij kennis van het werkelijke belastingtarief, de lening anders had gefinancierd. De rechtbank concludeerde dat de oudtante bij een juiste voorstelling van zaken direct had meegewerkt aan de leningsovereenkomst. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002 en droeg verweerder op het griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/2505
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2018
in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 april 2017, waarbij het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde aanslag schenkbelasting gegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag schenkbelasting;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.002;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser heeft in 2015 de woning van zijn oudtante [B] (de zus van zijn oma) gekocht. De waarde van de woning bedroeg € 325.000. De oudtante heeft aangegeven dat eiser de woning voor € 225.000 mocht kopen. In de verkoopakte is vermeld dat eiser de woning van zijn oudtante heeft gekocht voor een bedrag van € 325.000. Bij akte van schenking van [2015] heeft eiser een bedrag van € 100.000 geschonken gekregen van zijn oudtante. In de akte van schenking is bepaald dat de verschuldigde rechten en kosten van de schenking voor rekening van eiser komen.
2. Van de schenking heeft eiser aangifte schenkbelasting gedaan. Overeenkomstig de aangifte heeft verweerder aan eiser op 30 augustus 2016 een aanslag schenkbelasting opgelegd. De aanslag schenkbelasting is vastgesteld op € 29.366. Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Vervolgens is bij akte van rectificatie van [2016] de schenking op grond van dwaling omgezet in een lening. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag schenkbelasting verminderd met de overdrachtsbelasting van € 1.957.
3. In geschil is of de aanslag schenkbelasting terecht aan eiser is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de schenking tot stand is gekomen onder invloed van dwaling.
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van dwaling. Ter zitting heeft eiser verklaard dat de oudtante heeft toegezegd dat hij het huis voor € 225.000 kon kopen, maar dat de verkoop snel diende te worden afgewikkeld. In een gesprek tussen eiser en de toenmalige adviseur van eiser, de heer [C] , heeft de adviseur aangeraden het bedrag van € 100.000 eerst te lenen van de oudtante en later door middel van kwijtschelding geschonken te krijgen. Gelet op de verruimde vrijstelling in de Successiewet per 2017 zou dit een belastingvoordeel opleveren. Eiser verkeert in de veronderstelling dat in het gesprek met de adviseur een bedrag van € 12.000 aan belasting is genoemd. Eiser heeft dit advies vervolgens besproken met zijn oudtante. Hij heeft daarbij het bedrag van € 12.000 genoemd, dat hij op die manier kon uitsparen. De oudtante gaf toen aan eiser te kennen dat zij niet tweemaal naar de notaris wilde. Voor een bedrag van € 12.000 wilde eiser niet de discussie met zijn oudtante aangaan. Daarom heeft hij ermee ingestemd dat de oorspronkelijke afspraak werd uitgevoerd. Nadat hij de aanslag ontving en bleek dat de verschuldigde belasting aanzienlijk hoger was, is zowel eiser als de oudtante erg geschrokken. De oudtante heeft daarop aangeboden opnieuw naar de notaris te gaan om de schenking alsnog om te zetten in een lening. Die omzetting heeft bij akte van rectificatie van [2016] plaatsgevonden en eind 2017 heeft de oudtante de lening kwijtgescholden. Voorts heeft eiser verklaard dat bij wetenschap van het tarief van 30%, hij het bedrag aan belasting zou hebben meegefinancierd bij de aankoop van de woning.
5. Op grond van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar. Dit is onder meer het geval indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan. De overeenkomst kan niet worden vernietigd als de wederpartij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor zou afzien van het sluiten van de overeenkomst.
6. Gelet op hetgeen eiser ter zitting heeft verklaard komt de rechtbank tot het oordeel dat het tarief voor eiser van belang was voor de bepaling hoe de schenking juridisch zou worden ingekleed. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat de oudtante geen wetenschap had van het van toepassing zijnde tarief aan schenkbelasting en geen andere informatie tot haar beschikking had dan hetgeen eiser haar heeft verteld. Beiden gingen uit van een bedrag van € 12.000 aan schenkbelasting. Dit bedrag vond de oudtante kennelijk acceptabel, want het was voor haar reden om niet een extra keer naar de notaris te willen. Eiser wilde de zaak niet op de spits drijven voor een dergelijk bedrag. Beiden zijn geschrokken van de hoogte van de aanslag schenkbelasting en dit heeft ertoe geleid dat de schenking bij akte van rectificatie alsnog is omgezet in een lening. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarmee beide partijen van een onjuist bedrag aan schenkbelasting uitgegaan. Toen zij eenmaal wisten hoe hoog het bedrag werkelijk was, hebben zij een andere overeenkomst gesloten. Gelet hierop is het aannemelijk dat de oudtante bij een juiste voorstelling van zaken direct zou hebben meegewerkt aan het voorstel van de adviseur om het bedrag eerst te lenen en later te schenken. Dit leidt tot de conclusie dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:228, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de schenking bij akte van [2015] vernietigbaar is. Deze schenking is ook daadwerkelijk door eiser vernietigd. Dat betekent dat de aanslag schenkbelasting ten onrechte aan eiser is opgelegd. De rechtbank vernietigt daarom de aanslag schenkbelasting.
7. Bij het voorgaande merkt de rechtbank nog op dat niet van belang is of de adviseur daadwerkelijk het bedrag van € 12.000 heeft genoemd. Van belang is slechts dat eiser en de oudtante van een verkeerde voorstelling van zaken zijn uitgegaan, niet hoe die verkeerde voorstelling van zaken tot stand is gekomen. Doordat eiser meende dat de adviseur dit bedrag had genoemd, hoefde hij hiernaar ook geen nader onderzoek te doen.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond.
9. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van S. Lensink MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.