ECLI:NL:RBGEL:2018:2453

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
C/05/322678 / HA ZA 17-331
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door netwerkbeheerder wegens illegaal aftappen van elektriciteit in hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Liander N.V., de regionale netbeheerder van elektriciteit, schadevergoeding van [Gedaagde] wegens illegaal aftappen van elektriciteit voor een hennepkwekerij. [Gedaagde] huurde sinds 1 april 2015 een loods, waar op 28 januari 2016 een hennepplantage werd aangetroffen. Liander stelde dat [Gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door de elektriciteitsvoorziening buiten de meter om te gebruiken, wat resulteerde in een vordering van € 27.279,64 aan elektriciteitskosten en bijkomende kosten. De rechtbank oordeelde dat [Gedaagde] toerekenbaar onrechtmatig had gehandeld en dat Liander recht had op schadevergoeding. De rechtbank baseerde haar oordeel op de vastgestelde feiten, waaronder het illegaal aftappen van elektriciteit en de aanwezigheid van meerdere oogsten in de loods. Uiteindelijk werd [Gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 28.327,44, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/322678 / HA ZA 17-331
Vonnis van 16 mei 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. M. Teekens te Leiden,
tegen
[Gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.J.P. Toonen te Cuijk.
Partijen zullen hierna Liander en [Gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2017
- het verkort proces-verbaal van comparitie van 4 april 2018 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Liander is de regionale netbeheerder van de elektriciteitsnetten in – onder andere – Gelderland en beheert de elektriciteitsvoorziening voor een loods aan de [straatnaam] in [plaats] (verder: de loods).
2.2.
[Gedaagde] is vanaf 1 april 2015 huurder van de loods. Hij heeft de loods gehuurd in opdracht van derden die daar een hennepkwekerij wilden beginnen. Met die derden is afgesproken dat hij een vergoeding daarvoor zou krijgen.
2.3.
[Gedaagde] heeft zich op 22 september 2015 door middel van een leverancier van elektriciteit bij Liander bekend gemaakt als afnemer van elektriciteit ten behoeve van de loods en zich vanaf die datum formeel als contractant van de aansluiting geregistreerd.
2.4.
Op 28 januari 2016 is een hennepplantage aangetroffen in de loods. Een bij Liander werkzame fraudespecialist heeft op verzoek van en/of in samenwerking met de politie een onderzoek ingesteld naar de elektriciteitsvoorziening van de loods. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat er een elektriciteitsaansluiting was aangelegd waarmee de hennepplantage buiten de elektriciteitsmeter om werd voorzien van elektriciteit en dat de elektriciteit die ten behoeve van de hennepplantage is verbruikt als gevolg hiervan niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd. Liander heeft na ontdekking van de fraude het elektriciteitstransport onderbroken, de elektriciteitsmeter weggehaald en aangifte gedaan bij de politie.
2.5.
Met een volledige hennepteelt zijn acht groeidagen en vervolgens 63 bloeidagen gemoeid. De op 28 januari 2016 in de hennepplantage aangetroffen planten waren oogstrijp en hadden een groeicyclus van 70 dagen doorlopen.
2.6.
De fraudespecialist heeft te samen met een politieambtenaar een “Opnameformulier Energiefraude” (productie 3 bij dagvaarding, verder: het opnameformulier) opgemaakt. Daarin is onder de kop “inventarisatie verbruik en apparatuur” vermeld welke apparatuur in de ruimtes A, B en C van de hennepplantage is aangetroffen, het aantal apparaten en het algemene elektriciteitsverbruik in kWh daarvan, alsmede het standaard aantal bedrijfsuren van die apparaten in respectievelijk de groei- en bloeifase van de hennepplanten.
2.7.
In het opnameformulier is onder de kop “aangetroffen feiten en omstandigheden die wijzen op meerdere oogsten” vermeld dat in ruimtes A en B de aangetroffen koolstoffilters “zeer vuil” waren, dat deze schoon zijn opgehangen en dat het stof op “armaturen”, “het rotorblad ventilator” en de deurkozijnen “vuil” was.
Op het formulier zijn steeds, met toevoeging van onderstaande informatie, de volgende ‘indicatoren’ als “ja” aangevinkt:
teeltondergrond / kalk / algen
geteelt op potgrond ruimte A + B
kalkaanslag waterbakken ruimte C
kalkaanslag plantpotten ruimte A + B
kalkaanslag afdekzeil ruimte A + B
afval
hennepafval op stellage/droogrekjes ruimte C
hennepafval op schaartjes aantal 3
cannacutter met resten aantal 1
oude aarde-afval in zakken/potten aantal Veel
lege potten aantal
verpakking van stekblokken aantal
(lege) voedingsflessen aantal 34
Barcodes/productiedataw
Op stellage datum 24-07-2014
Droge materialen
hennep op de grond ruimte A + B + C
droogrekjes aantal 45
Overige materialen
verkleurd purschuim ruimte A + B
zakken nieuwe aarde aantal 4 pallets
Verder is op het formulier vermeld:
Eerdere oogsten: in overleg met [naam politieambtenaar] ben ik tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk tenminste 3 keer eerder is geoogst. Dit is gebaseerd op: sterk vervuilde koolstoffilters, stof op lampenkappen, rotorbladen en deurkozijnen, strek verkleurd purschuim, hennepresten op de grond, witte op (kalk)gelijkende afzetting op bloempotten, grondzeil en watertonnen, veel lege voedingsflessen, veel oude potgrond, knipschaartjes en cannacutter met hennepresten, vuilniszakken met oude plantenresten, droogbakken met hennepresten.
Eerdere kweken per ruimteEerdere kweken Huidige kweek groei Huidige kweek bloei
Ruimte A 3 8 62
Ruimte B 3 8 62
Ruimte C 3 8 62
Dagen
Maximale periode 3 8 62 283
Kwekerij in bedrijf sinds 20 april 2015
2.8.
Bij brief van 16 februari 2016 heeft Liander [Gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd binnen veertien dagen een bedrag van € 27.279,64 te betalen, bestaande uit € 25.643,05 aan elektriciteitskosten en € 1.636,59 als het totaal van voorrijkosten, de kosten voor het uitgevoerde onderzoek aan de meetinrichting, af- en aansluitkosten en administratiekosten. [Gedaagde] heeft, ook na twee schriftelijke aanmaningen en nadat Liander telefonisch contact met hem heeft opgenomen, betaling achterwege gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Liander vordert samengevat - veroordeling van [Gedaagde], bij een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis, van € 27.279,64 aan hoofdsom en € 1.047,80 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Liander het volgende ten grondslag. Tussen Liander en [Gedaagde] is, aldus Liander, vanaf 1 april 2015 een aansluit- en transportovereenkomst tot stand gekomen, nu hij vanaf die datum elektriciteit heeft afgenomen en daarmee bij Liander het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt een aansluit- en transportovereenkomst te willen aangaan. Op deze overeenkomst zijn, aldus Liander, de Algemene Voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleinverbruikers van toepassing. [Gedaagde] heeft zich niet aan de uit de algemene voorwaarden, althans uit de overeenkomst voortvloeiende zorgplicht gehouden door, kort gezegd, niet te voorkomen dat derden verzegelingen verbraken, handelingen verrichtten waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit niet kan worden vastgesteld en ongeregistreerd elektriciteit afnamen. Het handelen van [Gedaagde] levert, zo stelt Liander subsidiair, ook een onrechtmatige daad op. [Gedaagde] is, aldus Liander, gehouden de feitelijk door Liander geleverde elektriciteit en de in de factuur gespecificeerde schadeposten, te voldoen, primair nu hij daartoe contractueel verplicht is, subsidiair als vergoeding van de uit voornoemde tekortkoming althans onrechtmatig handelen voortvloeiende schade.
3.3.
[Gedaagde] voert verweer. [Gedaagde] betwist - kort weergegeven - dat er vóór 22 september 2015 een contractuele relatie met Liander tot stand is gekomen. Hij was in de periode vanaf 1 april 2015, zo stelt hij, ook geen feitelijke gebruiker van de loods. Voorts betwist hij dat er vóór 22 september 2015 hennepplanten gekweekt zijn in de loods en, daarmee samenhangend, dat er voor het kweken van de hennepplanten die op 28 januari 2016 zijn aangetroffen meer dan één eerdere kweek heeft plaatsgevonden. De door Liander gestelde kosten waarvan zij vergoeding vraagt en die zijn berekend op basis van het uitgangspunt dat de hennepplantage vanaf 1 april 2015 in gebruik was en dat er drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden, dienen, aldus [Gedaagde], naar rato verminderd te worden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[Gedaagde] erkent dat hij de loods sinds 1 april 2015 huurde, in opdracht en ten behoeve van derden van wie hij wist dat zij daar een hennepkwekerij wilden beginnen. Hij stelt daarbij, tegen (een toegezegde) betaling, als katvanger te hebben gefungeerd. Hij erkent voorts dat hij, opnieuw in opdracht van die anderen en met het zelfde doel, een contract voor de levering van gas en elektriciteit op zijn naam heeft gezet, op of omstreeks 22 september 2015.
4.2.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de benodigde grote hoeveelheid energie ten behoeve van hennepplantages doorgaans wordt verkregen met het illegaal aftappen van het stroomnet, waarbij het stroomverbruik buiten de meter om gaat. Dit enerzijds om ontdekking te voorkomen en anderzijds om de opbrengst te maximeren (vgl: gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2013 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5615). Het als katvanger tegen een vergoeding huren van een loods om derden daarmee in staat te stellen daar een dergelijke hennepplantage op te zetten levert dan ook, als strijdig met wat in het maatschappelijk betaamt, een aan de katvanger toe te rekenen onrechtmatige daad op jegens de beheerder van de elektriciteitsvoorziening van die loods, die, zoals voorzienbaar is, door het illegaal aftappen van stroom immers schade oploopt. Met de in rov. 4.1. genoemde handelingen heeft [Gedaagde] derhalve toerekenbaar onrechtmatig gehandeld jegens Liander. Hij dient op grond van artikel 6:162 BW de uit het aftappen voortvloeiende schade te vergoeden. Dit wordt door [Gedaagde] ook niet betwist
4.3.
Liander stelt dat de schade die zij ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [Gedaagde] heeft ondervonden allereerst bestaat uit € 1.636,59 aan kosten voor onderzoek aan de meetinrichting, de af/ en aansluitkosten, de voorrijkosten en administratiekosten. Dat deze kosten het gevolg zijn van het onrechtmatig handelen wordt door [Gedaagde] niet betwist en hij betwist evenmin de gestelde hoogte van de desbetreffende kostenposten. De vordering van Liander is in zoverre toewijsbaar.
4.4.
Liander stelt verder schade te hebben geleden bestaande uit de kosten van de levering van de afgenomen elektriciteit die (door de frauduleuze handelingen van de derden) niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd, wat wordt beschouwd als “netverlies”. Liander is als netbeheerder verantwoordelijk voor dit netverlies en dient deze elektriciteit opnieuw in te kopen bij de landelijke netbeheerder. De kosten voor netverlies vormen een schadepost voor de netbeheerder, aldus Liander. [Gedaagde] heeft ook deze stellingen van Liander niet betwist. De hoogte van het gestelde netverlies heeft Liander berekend door, kort gezegd, een inschatting te maken van het verbruik van de in de kwekerij aangetroffen apparatuur in de verschillende fases van de groeicyclus van de hennepplanten in de kwekerij, zoals weergegeven onder rov. 2.6. Ook de daarbij door Liander gehanteerde schattingen en aannames worden door [Gedaagde] niet betwist. Feitelijk betwist [Gedaagde] enkel het door Liander genomen uitgangspunt dat vóór de aangetroffen kweek drie eerdere, reeds geoogste, kweken hebben plaatsgevonden. [Gedaagde] stelt zich op het standpunt dat er slechts één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De door Liander berekende kosten van € 25.643,05, moeten, aldus [Gedaagde], om die reden door drie worden gedeeld, althans naar rato worden verminderd.
4.5.
In dit verband stelt de rechtbank voorop dat het op de weg van Liander ligt haar schade te stellen en bij betwisting te bewijzen. Gelet op de aard van de normschending, die er mede toe strekt heimelijk stroom aan het net te onttrekken zonder dat het verbruik door de meter wordt geregistreerd, mogen echter aan het van Liander te verlangen bewijs niet te hoge eisen worden gesteld. Bij de vaststelling van de omvang van de schade is de rechter niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijs. De omvang van de schade kan zo nodig worden geschat (artikel 6:97 BW, gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2013 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5615; gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 december 2017 ECLI:NL:GHSHE:2017:5474).
4.6.
Dat er drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden onderbouwt Liander door te verwijzen naar de in het opname formulier genoemden aangetroffen omstandigheden, zoals aangehaald in rov. 2.7., en de daarin en de daarin door haar fraudespecialist verwoorde conclusie. Dat de op het formulier weergegeven waarnemingen zijn gedaan is door [Gedaagde] niet betwist en evenmin dat de fraudespecialist op basis van die waarnemingen, in samenspraak met [naam politieambtenaar], op grond van de sterk vervuilde koolstoffilters, het stof op lampenkappen, rotorbladen en deurkozijnen, het strek verkleurd purschuim, de hennepresten op de grond, de witte op (kalk)gelijkende afzetting op bloempotten, grondzeil en watertonnen, de veel lege voedingsflessen, de grote hoeveelheid oude potgrond, de knipschaartjes, de cannacutter met hennepresten, de vuilniszakken met oude plantenresten en de droogbakken met hennepresten tot de slotsom is gekomen dat vermoedelijk tenminste drie keer eerder is geoogst. Daarbij is namens Liander aangevoerd dat indien, uitgaande van drie eerdere kweken, wordt teruggerekend naar de startdatum van de eerste kweek, deze startdatum ligt nabij de ingangsdatum van de huur door [Gedaagde].
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat met de combinatie van de in rov. 4.6. genoemde door de fraudespecialist waargenomen en door [Gedaagde] niet betwiste omstandigheden, die allen sterk duiden op een langdurig gebruik van de loods als kwekerij, in samenhang met de aanvangsdatum van de huur, de stelling dat drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden van een sterke onderbouwing is voorzien en, gelet op de relatief lage eisen die zoals overwogen in rov. 4.5 aan de bewijslevering worden gesteld, daarvan in beginsel voldoende bewijs is geleverd. Van [Gedaagde] mag dan verwacht worden dat hij zijn betwisting dat drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden ook voldoende feitelijk onderbouwt. Daarin is hij naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten. Zijn verweer dat de sterke vervuiling van onder andere de koolstoffilters het gevolg is van dat deze tweedehands zijn aangeschaft is door Liander weerlegt door aan de hand van foto’s aanschouwelijk te maken dat de delen van de filters die tijdens het gebruik in de kwekerij waren afgedekt door een touw of een band, nog volledig schoon waren, wat bij tweedehandsfilters niet het geval kan zijn. Hier heeft [Gedaagde] verder niets tegen ingebracht. De enkele stelling dat ook na één oogst al vervuiling optreedt acht de rechtbank evenmin een afdoende onderbouwde betwisting, nu daarmee niet de waargenomen
sterkevervuiling alsmede de grote hoeveelheid voedingsflessen, oude potgrond en andere gerelateerde omstandigheden kunnen worden verklaard. Dan blijft over de enkele stelling van [Gedaagde] dat hem omstreeks 22 september 2015 door de criminele organisatie die zich met de hennepkweek bezighield is medegedeeld dat ze sedertdien met de hennepteelt zijn gestart. Deze stelling is echter in het geheel niet onderbouwd, terwijl dat wel had mogen verwacht, temeer nu zonder toelichting, die ontbreekt niet goed te volgen is waarom als [Gedaagde], zoals hij erkent, gevraagd is per 1 april 2015 de loods te huren met het doel daar een hennepkwekerij te beginnen, met de start van de kweek nog ruim vijf maanden zou worden verwacht. De rechtbank rekent het [Gedaagde] daarbij aan dat hij zonder nadere redengeving niet bij de in deze zaak gelaste comparitie van partijen aanwezig was om over deze ‘kale’ stelling nadere inlichtingen te kunnen geven en vragen te kunnen beantwoorden, terwijl hij er in het tussenvonnis op is gewezen dat het verstrekken van informatie mede het doel van de comparitie is en dat de rechtbank aan het niet verschijnen de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht. Het gevolg is in dit geval dat de stevig onderbouwde stelling dat drie oogsten hebben plaatsgevonden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd is weersproken en dat aan verder (tegen)bewijslevering niet meer wordt toegekomen.
4.8.
De rechtbank overweegt dat [Gedaagde] wel terecht aanvoert dat, nu in het opname formulier gemotiveerd wordt geconcludeerd dat de eerste kweek is aangevangen op 20 april 2015, de stelling van Liander dat de kwekerij al sinds 1 april 2015 als zodanig in gebruik was, nu aan die stelling verder geen feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd, onvoldoende onderbouwd is. Dit heeft echter verder geen consequenties nu de schadeberekening is gebaseerd op de ingangsdatum van 20 april 2015.
4.9.
Nu daartegen verder geen verweer is gevoerd betekent dit dat ook de gevorderde vergoeding € 25.643,05 aan elektriciteitskosten / kosten voor netverlies toewijsbaar is. Aangezien de vordering van Liander reeds op de subsidiaire grondslag volledig toewijsbaar is behoeven de primaire grondslag en de betwiste stelling dat er al vanaf 1 april 2015 een overeenkomst tussen Liander en [Gedaagde] tot stand is gekomen verder geen bespreking.
Tegen de gevorderde rente over de hoofdsom is verder geen verweer gevoerd zodat ook dit deel van de vordering toewijsbaar is.
4.10.
Liander heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen. Nu de onderhavige vordering uit hoofde van onrechtmatige daad geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, wordt het verweer dat niet is voldaan aan de eisen die in het besluit worden gesteld aan de in de aanmaningsbrief mede te delen betalingstermijn verworpen.
4.11.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu Liander niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de rente toewijzen met ingang van de dag der dagvaarding.
4.12.
[Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- dagvaarding € 83,51
- griffierecht 1.924,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.397,51

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [Gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van € 28.327,44 (achtentwintig duizenddriehonderdzevenentwintig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over:
- het bedrag van € 27.279,64 met ingang vanaf 1 maart 2016
- het bedrag van € 1.047,80 met ingang van 22 juni 2017,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [Gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op € 3.397,51, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [Gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2018.