ECLI:NL:RBGEL:2018:2888
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van militair voor poging tot zware mishandeling en mishandeling door gebrek aan bewijs van medeplegen
Op 2 juli 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige militair, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond in de nacht van 14 op 15 december 2017, waarbij de verdachte en een medeverdachte een andere soldaat, [slachtoffer], zouden hebben getreiterd door deodorant op hem te spuiten en dit in brand te steken terwijl hij slapend in bed lag. De officier van justitie stelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld door het incident te filmen en niet in te grijpen, en eiste een werkstraf van 100 uren of 50 dagen hechtenis.
De verdediging betoogde echter dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, omdat hij zelf geen handelingen met de deodorant of aansteker had verricht. De militaire kamer oordeelde dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte had geen bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het strafbare feit, aangezien hij niet had ingegrepen en het idee voor de actie niet van hem afkomstig was. De militaire kamer concludeerde dat de verdachte niet als pleger kon worden aangemerkt en sprak hem vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de verdachte in het kader van medeplegen en de noodzaak van een bewuste samenwerking tussen de betrokkenen. De militaire kamer heeft de verdachte vrijgesproken, waarbij het handelen van de verdachte als laakbaar werd beschouwd, maar niet voldoende was voor een veroordeling.