In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 6 juli 2018, staat de vraag centraal of eiser rente op een vordering op zijn ex-echtgenote kan aftrekken als kosten van levensonderhoud en of hij de rente over hypothecaire schulden kan aftrekken als kosten van reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang. Eiser en zijn ex-echtgenote hebben in hun echtscheidingsconvenant afgesproken dat eiser de aandelen in twee bv's krijgt, terwijl de ex-echtgenote de woning toebedeeld krijgt. Eiser neemt een deel van de hypotheekschuld over, waarvoor een recht van hypotheek op de woning is gevestigd.
De rechtbank oordeelt voorlopig dat bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap een nieuw beoordelingsmoment ontstaat voor de vraag of er samenhang is tussen de schuld en het aanmerkelijk belang. De rechtbank stelt dat slechts een evenredig deel van de voor het behoud van het aanmerkelijk belang noodzakelijke schuld aan het aanmerkelijk belang kan worden toegerekend. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich hierover nader uit te laten.
De zaak is ontstaan na een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst de aftrekposten van eiser heeft gecorrigeerd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze aanslag, en de rechtbank heeft het onderzoek heropend om partijen de kans te geven hun standpunten verder toe te lichten. De rechtbank benadrukt dat de rente op de hypothecaire schulden niet zonder meer kan worden aangemerkt als kosten ter behoud van het aanmerkelijk belang, en dat de context van de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van belang zijn voor de beoordeling.