In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de Provincie Gelderland vorderingen heeft ingesteld tegen Brachium B.V. en een bestuurder, aangeduid als [Gedaagde 2]. De Provincie vordert de afgifte van bankrekeningafschriften over de periode van 22 mei 2015 tot 1 januari 2017, in het kader van de tenuitvoerlegging van een eerder door de voorzieningenrechter uitgesproken vonnis van 2 december 2016, dat door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2018 is bekrachtigd. De Provincie stelt dat Brachium niet heeft voldaan aan de veroordeling om deze afschriften te verstrekken, ondanks herhaalde verzoeken en sommaties. Brachium heeft geweigerd om de gevraagde informatie te verstrekken, wat heeft geleid tot deze kort geding procedure.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Brachium verplicht is om de bankrekeningafschriften te verstrekken, en heeft de vordering van de Provincie toegewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de bestuurder van Brachium, [Gedaagde 2], moet bewerkstelligen dat Brachium aan deze veroordeling voldoet. De voorzieningenrechter heeft de mogelijkheid van lijfsdwang afgewezen, maar heeft wel een dwangsom opgelegd voor het geval dat [Gedaagde 2] niet aan de veroordeling voldoet. De Provincie heeft belang bij de afgifte van de bankrekeningafschriften om te kunnen vaststellen of er sprake is van benadeling in het kader van eerdere vorderingen.
De uitspraak benadrukt de verplichting van een schuldenaar om inlichtingen te verstrekken aan de schuldeiser, en de voorwaarden waaronder deze verplichting geldt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn in de eerdere vonnissen die schorsing van de executie zouden rechtvaardigen. De zaak illustreert de juridische mechanismen die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van vonnissen en de rechten en plichten van partijen in civiele procedures.