ECLI:NL:RBGEL:2018:378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3143
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingskosten en dwangbevelen ondanks uitstel van betaling in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Maatschap [X], eiseres, en de ontvanger van de Belastingdienst kantoor Heerlen, verweerder. De zaak betreft de vervolgingskosten die zijn opgelegd in verband met twee naheffingsaanslagen omzetbelasting. Eiseres had tijdig bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en verzocht om uitstel van betaling, wat verleend werd. Desondanks ontving eiseres een aanmaning en werd er een dwangbevel uitgevaardigd door verweerder. Eiseres maakte bezwaar tegen de kosten die in rekening waren gebracht en verweerder verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk, omdat er volgens hem geen belang meer bij zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres ten tijde van het indienen van de bezwaren nog wel degelijk belang had, aangezien de vervolgingskosten pas na de indiening op nihil waren gesteld. De rechtbank vernietigde de uitspraken op bezwaar van verweerder en verklaarde de bezwaren gegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.331, inclusief het betaalde griffierecht van € 333. De rechtbank benadrukte dat van een overheidsorgaan meer zorgvuldigheid mag worden verwacht, vooral gezien de gang van zaken rondom het uitstel van betaling en de behandeling van de bezwaren.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummers: AWB 17/3143 en AWB 17/3147
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018
in de zaken tussen

Maatschap [X] , gevestigd te [Z] , eiseres(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

de ontvanger van de Belastingdienst kantoor Heerlen, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 1 juni 2017, waarbij de bezwaren van eiseres tegen betekeningskosten op twee dwangbevelen met betrekking tot twee naheffingsaanslagen omzetbelasting niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2018. Namens eiseres is mr.drs. [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • verklaart de bezwaren gegrond;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.331;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Aan eiseres zijn twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd met aanslagnummers [000] .F.01.6211 en [000] .F.01.6212. Eiseres heeft daartegen tijdig bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij uitstel van betaling verzocht. Dit uitstel is verleend.
2. Niettemin heeft eiseres een aanmaning ontvangen. Eiseres heeft tegen de daarbij in rekening gebrachte kosten succesvol bezwaar gemaakt. Met dagtekening 13 april 2017 heeft eiseres vervolgens een voorgenomen uitspraak op bezwaar ter zake van de naheffingsaanslagen ontvangen. Eiseres voorzag dat hier wellicht voor de invordering gevolgen aan zouden zitten en heeft voor de zekerheid nogmaals uitstel van betaling verzocht. Desondanks heeft verweerder op 26 april 2017 een dwangbevel uitgevaardigd. Bij brief van 1 mei 2017 heeft eiseres tegen de daarbij in rekening gebrachte kosten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft die brief op 4 mei 2017 ontvangen.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de vervolgingskosten pas na 4 mei 2017 op nihil zijn gesteld. In de uitspraken op bezwaar is vermeld dat de vermindering van de vervolgingskosten heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het binnengekomen bezwaar tegen de belastingaanslagen. Verweerder heeft de bezwaren vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer bij zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder echter niet van het juiste criterium uitgegaan. Ten tijde van het indienen van de bezwaren tegen de vervolgingskosten had eiseres daarbij belang. Tussen partijen is immers niet in geschil dat die pas na 4 mei 2017 op nihil zijn gesteld. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat gedurende een lopende bezwaarprocedure tegen de vervolgingskosten die kosten ambtshalve worden verminderd waarna het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Overigens wekt de gang van zaken wel om meer redenen bevreemding, omdat niet alleen het uitstel van betaling niet goed is verwerkt, maar zelfs na gegrondverklaring van het bezwaar tegen de aanmaningskosten nog steeds is doorgegaan met het ten uitvoer leggen van de belastingaanslagen. Van een overheidsorgaan mag meer zorgvuldigheid worden verlangd. Het feit dat al op 7 juli 2017 de stukken en een verweerschrift zijn opgevraagd, maar verweerder pas na telefonisch contact van de rechtbank bij brief van 4 januari 2018 stukken overlegt en bij brief van 18 januari 2018 - drie werkdagen voor de zitting - voor het eerst inhoudelijk reageert (met conclusie tot gegrondverklaring van de beroepen) draagt ook niet bij aan het beeld van een zorgvuldige overheid.
5. Aangezien de vervolgingskosten inmiddels door verweerder al teruggebracht zijn tot nihil, heeft de rechtbank, doende wat verweerder had behoren te doen, alleen nog maar het bezwaar gegrond kunnen verklaren en een kostenvergoeding kunnen toekennen. Een beslissing over de vervolgingskosten is niet meer aan de orde.
6. De rechtbank heeft aanleiding gevonden verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.251 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 249, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501, een factor 1 vanwege twee samenhangende zaken en een wegingsfactor 1 voor een gemiddelde zaak). Voor de overige door eiseres genoemde proceskosten, te weten verletkosten, is verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 80.
7. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.