In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.E.L.Th. Balkema, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich op 7 augustus 2015 ziek gemeld als schoonmaker vanwege rugklachten. Het UWV baseerde zijn beslissing op medische en arbeidskundige onderzoeken.
Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts hem niet persoonlijk had gezien. De rechtbank oordeelde echter dat het onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld om tot hun conclusies te komen. Eiser stelde ook dat hij meer beperkingen had dan door het UWV was aangenomen, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsartsen op overtuigende wijze hadden toegelicht in hoeverre eiser belast kon worden met werk.
De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om arbeid te verrichten die paste bij zijn vastgestelde medische belastbaarheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.