In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 september 2018 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd aan eiseres, die woont aan de [A-straat 1] te [Z]. Eiseres had een parkeervergunning voor de [A-straat 2], maar op [2017] heeft haar dochter de auto kort bij de woning van haar grootouders geparkeerd, zonder dat er een parkeervergunning of dagkaart aanwezig was. De parkeercontroleurs constateerden dit en legden een naheffingsaanslag op. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag, stellende dat het niet voldoende kenbaar was dat ter plaatse betaald moest worden voor parkeren.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn informatieplicht had voldaan. De rechtbank stelde vast dat de inrichting van de [A-straat] en de afwezigheid van duidelijke signalen over de parkeerregels, zoals borden en informatie in de mobiele applicatie, maakten dat het voor parkeerders niet duidelijk was dat er betaald moest worden voor het parkeren. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 1.500 werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gemeente om parkeerders adequaat te informeren over de geldende parkeerregels en de locaties waar parkeerbelasting verschuldigd is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had gedaan om deze informatie te verstrekken, wat leidde tot de vernietiging van de naheffingsaanslag.