Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eisers] , [eisers] en [eisers] , te [woonplaats] , eisers,
het college van burgemeester en wethouders Arnhem, verweerder.
[derde partij], te [woonplaats] .
Procesverloop
Overwegingen
De bij het primaire besluit 2 verleende omgevingsvergunning ziet op de activiteit:
‘uitvoeren van een werk’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat het primaire besluit 1 op dit punt niet deugt.
De technische ruimte voldoet niet aan de definitiebepaling van ‘bijbehorend bouwwerk’, zoals vervat in artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor, omdat deze niet is voorzien van een dak. De realisatie van de technische ruimte moet worden gekwalificeerd als het plaatsen van een bouwwerk op een hoofdgebouw en dus niet als het uitbreiden daarvan. Maar ook in het geval dat sprake zou zijn van een uitbreiding van het hoofdgebouw geldt dat de technische ruimte moet zijn voorzien van een dak. Uit de interpunctie van de definitiebepaling volgt immers dat het zinsdeel ‘met een dak’ ook slaat op het zinsdeel ‘uitbreiding van een hoofdgebouw’, aldus eisers.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat het primaire besluit 1 op dit punt niet deugt.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld haar uitspraak van 11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2364), volgt dat het vereiste van een dak slechts betrekking heeft op het functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, en dus niet op de uitbreiding van een hoofdgebouw. Gelet hierop staat de omstandigheid dat de technische ruimte niet is voorzien van een dak niet in de weg aan het aanmerken daarvan als bijbehorend bouwwerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder bevoegd was om van het bestemmingsplan af te wijken met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat de primaire besluiten 1 en 2 op dit punt niet deugen.
21 februari 2017 betekent dit dat verweerder met de ter inzagelegging van een ontwerpbesluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan starten. Verweerder dient in het geval van een toewijzing van deze aanvraag onder meer te motiveren waarom ook het led scherm, ondanks dat deze volgens de welstandsnota in strijd is met redelijke eisen van welstand, kan worden vergund. Ook is denkbaar dat derde-partij een nieuwe aanvraag indient voor een bouwplan waarvan een led scherm geen onderdeel uitmaakt.
Beslissing
- herroept het primaire besluit 1;
- draagt verweerder op om vervolgens een nieuwe beslissing op het tegen het primaire besluit 2 gerichte bezwaar te nemen;
€ 170,- vergoedt.