ECLI:NL:RBGEL:2018:4094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwplan kantoorvilla en parkeerplaatsen in strijd met redelijke eisen van welstand en bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van omgevingsvergunningen voor de realisatie van een kantoorvilla met parkeerplaatsen. Eisers, bewoners van de nabijgelegen adressen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, dat een omgevingsvergunning had verleend aan een derde-partij voor het bouwen van de kantoorvilla en het aanleggen van parkeerplaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning in strijd is met de redelijke eisen van welstand, omdat het bouwplan niet voldoet aan de criteria van de welstandsnota van Arnhem. De rechtbank oordeelt dat de vergunning voor een led scherm niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de afwijking van het bestemmingsplan voor de parkeerplaatsen niet bevoegd is verleend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit 1, waarbij de vergunning voor de kantoorvilla werd verleend. Tevens wordt verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvragen van de derde-partij, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eisers] , [eisers] en [eisers] , te [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders Arnhem, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde partij], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2017 heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen van een kantoorvilla en het overschrijden van de planologisch maximale toegestane bouwhoogte.
Bij uitspraak van 31 augustus 2017, AWB 17/3915, heeft de voorzieningenrechter het besluit van 16 juni 2017 geschorst, omdat voor de realisatie van het bouwplan ook een omgevingsvergunning nodig was voor het verharden van een gedeelte van het terrein, het aanleggen van parkeerplaatsen en het planologisch strijdig gebruik van het perceel voor deze parkeerplaatsen.
Bij besluit van 12 oktober 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor hetzelfde bouwplan. Deze omgevingsvergunning voorziet onder meer in het planologisch strijdig gebruik van het perceel voor de parkeerplaatsen.
Bij besluit van 12 oktober 2017 (het primaire besluit 2) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het verharden van een gedeelte van het terrein en het aanleggen van parkeerplaatsen.
Bij uitspraak van 6 december 2017, AWB 17/6097 en 17/6104, heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 17 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2018. Namens eisers is verschenen [eisers] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
S.A. Joosten. Namens derde-partij zijn verschenen directeur [derde partij] en architect [derde partij] .

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers wonen op de adressen [adres] en [adres] in [woonplaats] . Derde-partij heeft omgevingsvergunningen verkregen voor de realisatie van een kantoorvilla met parkeerplaatsen op het perceel [locatie] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceel] (hierna: het perceel).
De bij het primaire besluit 1 verleende omgevingsvergunning ziet op de activiteiten: ‘bouwen van een bouwwerk’, ‘uitvoeren van een werk’, ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ en ‘maken van een uitweg’, als bedoeld in artikelen 2.1, eerste lid, onder a, b en c, en 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De kantoorvilla is voorzien van een technische ruimte op het dak en overschrijdt daarmee de maximale toegestane bouwhoogte van 45 meter. Niet in geschil is dat het bouwplan op dit punt in strijd is met artikel 2.5.2 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Arnhem Centraal II’. Verder wordt parkeren ten behoeve van de kantoorvilla mogelijk gemaakt op een woonbestemming. Ook is niet in geschil dat dit gebruik in strijd is met artikel 16 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Burgermeesterswijk - Transvaalbuurt 2013’.
Verweerder is bij de vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdelen 1 en 9, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) afgeweken van het bestemmingsplan.
De bij het primaire besluit 2 verleende omgevingsvergunning ziet op de activiteit:
‘uitvoeren van een werk’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo.
Led
2. Eisers betogen dat verweerder ten onrechte led reclame heeft vergund, omdat deze in strijd komt met redelijke eisen van welstand.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat het primaire besluit 1 op dit punt niet deugt.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat slechts een led scherm is vergund en dat deze op zichzelf niet is strijd komt met redelijke eisen van welstand.
2.2
Het bouwplan is getoetst aan de criteria van de ter plaatse geldende ‘Welstandsnota Arnhem 2015’. De kantoorvilla ligt in de Burgemeesterswijk. Voor deze wijk geldt een zware welstandstoets.
Op grond van artikel 2.1 van de welstandsnota, voor zover hier van belang, is ongeacht het welstandsniveau in de hele stad de excessenregeling van toepassing.
Artikel 2.2 van de welstandsnota, voor zover hier van belang, luidt als volgt:
“Ook al is een bouwactiviteit vergunningvrij of welstandsvrij, we willen uitspattingen voorkomen. Daarom hebben we een excessenregeling. Met deze regeling kunnen we uitspattingen aanpakken die de kwaliteit van de stad echt aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van Arnhem. Een exces is een buitensporige situatie in het aanzien van een bouwwerk wat ook voor niet deskundigen overduidelijk is. Hier is sprake van als een (deel van een) bouwwerk op zichzelf, maar vooral ook in relatie tot de omgeving, ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand. Er is in ieder geval sprake van een exces bij:
· (…)
· LCD / LED schermen en lichtkranten
· (…)”
Op grond van artikel 2.7 van de welstandsnota, voor zover hier van belang, geldt voor gebieden met een zware welstandstoets de excessenregeling. Verder geldt dat verlichte reclames als leds, lichtkranten, lcd’s en projecties niet mogelijk zijn.
2.3
Verweerder heeft aan zijn oordeel dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand het advies van het Team Welstand en Monumenten ten grondslag gelegd, welk advies integraal is overgenomen in de besluitvorming.
In het advies is over de led reclame geschreven dat deze is geïntegreerd in het gesloten deel van de gevel, dat qua vorm en volume aansluit bij de bebouwing langs de Amsterdamseweg. De afmetingen stemmen overeen met hetgeen staat vermeld in de welstandsnota voor reclame. Uiteraard dient de lichtsterkte gereguleerd te worden, conform de normering. Zoals ook elders dienen geen bewegende beelden (filmpjes) vertoond te worden op het scherm. De beelden mogen wel wisselen maar dienen tenminste 10 seconden ‘stil’ te staan, ter voorkoming van een onrustig beeld.
Verweerder heeft het welstandsadvies overgenomen. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 6 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2952), mogen burgemeester en wethouders aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat burgemeester en wethouders het niet - of niet zonder meer - aan hun oordeel over de welstand ten grondslag hebben mogen leggen, hoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een andere belanghebbende een bericht overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota in acht te nemen criteria.
2.4
De rechtbank overweegt dat de aanvraag en de bijbehorende bouwtekeningen leidend zijn voor de vraag wat is vergund. Verweerder heeft immers conform deze documenten positief beslist. Uit een van de bouwtekeningen, met kenmerk ‘OVgvl-001’, blijkt dat een led scherm onderdeel uitmaakt van het bouwplan. Verder zijn er geen aanknopingspunten voor de stelling dat ook led reclame zou zijn aangevraagd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat slechts een led scherm is vergund en dat de welstandstoets had moeten zien op een led scherm. De omstandigheid dat verweerder in zijn besluitvorming overwegingen wijdt aan led reclame, wat daar ook van zij, laat onverlet dat verweerder niet meer kan vergunnen dan is aangevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het welstandsadvies niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen, omdat het advies naar zijn inhoud onjuist, althans onbegrijpelijk, is. Daartoe wordt overwogen dat in het advies niet is onderkend dat een led scherm een welstandsexces oplevert en dus op zichzelf ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit volgt immers uit artikel 2.2 van de welstandsnota. De excessenregeling geldt, onder meer, voor gebieden waar een zware welstandstoets van kracht is. Dit blijkt uit artikel 2.1 gelezen in samenhang met artikel 2.7 van de welstandsnota. Daar komt bij dat een andere lezing tot de onwenselijke situatie zou leiden dat in gebieden waar een zware welstandstoets van kracht is, led schermen zijn toegestaan, terwijl dit niet het geval is in welstandsvrije gebieden.
Het betoog van eisers treft doel.
Technische ruimte
3. Eisers betwisten dat verweerder bevoegd was om toepassing te geven aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor voor het realiseren van de technische ruimte op het dak van de kantoorvilla en betogen daartoe als volgt.
De technische ruimte voldoet niet aan de definitiebepaling van ‘bijbehorend bouwwerk’, zoals vervat in artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor, omdat deze niet is voorzien van een dak. De realisatie van de technische ruimte moet worden gekwalificeerd als het plaatsen van een bouwwerk op een hoofdgebouw en dus niet als het uitbreiden daarvan. Maar ook in het geval dat sprake zou zijn van een uitbreiding van het hoofdgebouw geldt dat de technische ruimte moet zijn voorzien van een dak. Uit de interpunctie van de definitiebepaling volgt immers dat het zinsdeel ‘met een dak’ ook slaat op het zinsdeel ‘uitbreiding van een hoofdgebouw’, aldus eisers.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat het primaire besluit 1 op dit punt niet deugt.
3.1
Op grond van artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor wordt onder bijbehorend bouwwerk verstaan: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor wordt onder hoofdgebouw verstaan: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
3.2
De rechtbank stelt vast dat op grond van het bestemmingsplan ‘Arnhem Centraal II’ op het perceel de bestemming ‘Dienstverleningsdoeleinden’ rust. Gelet op het bepaalde in artikel 2.5.1 van de planregels zijn op het perceel, onder meer, administratieve en publiekgerichte kantoren toegestaan. De kantoorvilla draagt daarom bij aan de verwezenlijking van de aan het perceel toegekende bestemming en kan dan ook worden aangemerkt als hoofdgebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor. De technische ruimte is bedoeld om in gebruik te worden genomen ten behoeve van de kantoorvilla, namelijk als klimaatvoorziening die de duurzaamheid van het gebouw dient. Daarom is de realisatie van de technische ruimte een uitbreiding van het hoofdgebouw.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld haar uitspraak van 11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2364), volgt dat het vereiste van een dak slechts betrekking heeft op het functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, en dus niet op de uitbreiding van een hoofdgebouw. Gelet hierop staat de omstandigheid dat de technische ruimte niet is voorzien van een dak niet in de weg aan het aanmerken daarvan als bijbehorend bouwwerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder bevoegd was om van het bestemmingsplan af te wijken met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor.
Het betoog van eisers faalt.
Parkeerterrein4. Eisers betwisten dat verweerder bevoegd was om af te wijken van het bestemmingsplan voor het realiseren van het parkeerterrein en betogen dat niet wordt voldaan aan de in artikel 4, onderdeel 9, van Bijlage II bij het Bor vervatte eis dat sprake moet zijn van een bestaand bouwwerk dat in strijd is met het bestemmingsplan, aldus eisers.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat de primaire besluiten 1 en 2 op dit punt niet deugen.
4.1
De rechtbank overweegt dat de verleende omgevingsvergunning strekt tot het toestaan van het planologisch strijdig gebruik van het parkeerterrein ten behoeve van de kantoorvilla. Uit de omstandigheid dat in artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II bij het Bor de zinsnede "het gebruiken van bouwwerken, (…), en van bij die bouwwerken aansluitend terrein" is opgenomen, volgt dat in het geval niet voor een bouwwerk wordt afgeweken van het bestemmingsplan reeds daarom geen toepassing kan worden gegeven aan de in dat artikel opgenomen bevoegdheid. Anders dan verweerder veronderstelt, is de betreffende zinsnede in zoverre beperkend van aard. De kantoorvilla levert immers geen planologisch strijdig gebruik op, waardoor verweerder voor het gebruik niet hoefde af te wijken van het bestemmingsplan. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 9, van Bijlage II bij het Bor.
Het betoog van eisers treft doel.
Koopovereenkomst5. Eisers betogen dat de hoek van een van de drie parkeerplaatsen in het noordoostelijk deel van het perceel in strijd komt met een kettingbeding uit de koopovereenkomst van 11 november 2010, omdat daarin is bedongen dat deze hoek niet voor parkeerdoeleinden mag worden gebruikt en niet mag worden verhard.
Zij vinden dus dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat de primaire besluiten 1 en 2 op dit punt niet deugen.
5.1
Het is vaste rechtspraak dat voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een vergunning als de onderhavige in de weg staat, slechts aanleiding bestaat wanneer deze belemmering een evident karakter heeft, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1840, en 29 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT2155. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden, of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Naar het oordeel van de rechtbank is van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake. Zij overweegt daartoe dat voor een juiste uitleg van artikel 9 van de koopovereenkomst de nodige vragen dienen te worden beantwoord. Onduidelijk is bijvoorbeeld wat onder het bereik van ‘het noordoostelijk deel van circa 3 ca.’ valt, omdat twijfelachtig is of voor dit gebied wel een koppeling is gelegd met de verbeelding ‘A-12285’. In de aanhef van het artikel wordt de verbeelding immers slechts nadrukkelijk gekoppeld aan het ‘driehoekige perceel ter grootte van circa 55 ca.’. Verder is onduidelijk hoe ‘het toebrengen van schade aan de boom of de levensvatbaarheid daarvan’ exact moet worden geduid.
Het betoog van eisers faalt.
Conclusie6. Verweerder heeft voor het led scherm niet voorzien in een deugdelijke motivering voor wat betreft de redelijke eisen van welstand. Verder was verweerder niet bevoegd om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onder 9, van Bijlage II bij het Bor af te wijken voor de parkeerplaatsen. In zoverre kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Het bestreden besluit zal daarom, voor zover deze betrekking heeft op het primaire besluit 1, worden vernietigd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat voor de parkeerplaatsen enkel via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo, kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Indien een aanvraag meer onderdelen bevat en de beslissing op minimaal één onderdeel met behulp van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet worden voorbereid, dienen ook de beslissingen op alle andere onderdelen met behulp van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te worden voorbereid. Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderkend.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit 1 te herroepen. Omdat verweerder opnieuw dient te beoordelen of voor de realisatie van de parkeerplaatsen kan worden afgeweken van het bestemmingsplan, kan het bestreden besluit voor zover deze betrekking heeft op het aanleggen van de parkeerplaatsen evenmin stand houden. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit 2 te beslissen. In zoverre is een positieve beschikking slechts mogelijk indien voor de parkeerplaatsen reeds een omgevingsvergunning is verleend voor planologisch strijdig gebruik. Immers, de parkeerplaatsen kunnen niet in strijd met het bestemmingsplan worden aangelegd.
Dit betekent dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de aanvragen van 21 februari en 28 augustus 2017 moet beslissen. Voor wat betreft de aanvraag van
21 februari 2017 betekent dit dat verweerder met de ter inzagelegging van een ontwerpbesluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan starten. Verweerder dient in het geval van een toewijzing van deze aanvraag onder meer te motiveren waarom ook het led scherm, ondanks dat deze volgens de welstandsnota in strijd is met redelijke eisen van welstand, kan worden vergund. Ook is denkbaar dat derde-partij een nieuwe aanvraag indient voor een bouwplan waarvan een led scherm geen onderdeel uitmaakt.
7. Aangezien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8. Niet gebleken is van door eisers gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit 1;
- draagt verweerder op om een nieuwe beslissing op de aanvraag van 21 februari
2017 te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op om vervolgens een nieuwe beslissing op het tegen het primaire besluit 2 gerichte bezwaar te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen gestorte griffierecht van in totaal
€ 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.S.T. Belt, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T. Gelo, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.