ECLI:NL:RBGEL:2018:4429
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldige machtiging en de vereisten voor handtekeningen in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S.W. van Dongen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem. Eiser had een verzoek ingediend op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), maar zijn bezwaar tegen het besluit van 30 januari 2018 werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 september 2018, waarbij eiser in persoon verscheen en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.W.M. Marée.
De rechtbank oordeelde dat de vraag of verweerder een fysieke handtekening kon verlangen van eiser, die door zijn gemachtigde was ingediend, van geval tot geval moet worden beoordeeld. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat een digitale handtekening altijd voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat in het huidige digitale tijdperk er geen ruimte is voor de opvatting dat alleen een originele, met pen geplaatste handtekening volstaat.
De rechtbank oordeelde verder dat verweerder terecht twijfels had over de geldigheid van de machtiging die door de gemachtigde was overgelegd, omdat de handtekening op de machtiging identiek was aan die op eerdere documenten van eiser. Eiser had niet voldaan aan het verzoek om het verzuim te herstellen, en de rechtbank concludeerde dat verweerder bevoegd was om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.