Op 25 oktober 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaken AWB 18/3187, 18/3188, 18/3189 en 18/3190, waarbij de rechtbank de beroepen van eiseres, [X] B.V., niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres had op verschillende data tussen april en mei 2017 aangifte gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor vier auto’s. Tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die de bezwaren ongegrond verklaarde, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft eiseres herhaaldelijk verzocht om een machtiging in te dienen, maar deze is niet ontvangen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens de Awb dient een beroepschrift ondertekend te zijn en kan de rechtbank een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde die geen advocaat is. Aangezien eiseres niet binnen de gestelde termijn een machtiging heeft ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2014, waarin werd bevestigd dat indien niet is voldaan aan de wettelijke vereisten, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.