Op 14 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Elburg. De zaak betreft een beroep tegen de vastgestelde waarde van een pand aan de [A-straat 1] te [Q] voor het jaar 2018. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 338,00 tijdig te betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op de hoogte was van de betalingsverplichting en dat de nota en herinnering tot betaling op naam van de gemachtigde waren gesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de rechtbank geen aanleiding zag voor een dergelijke veroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak. De indiener van het verzet moet daarbij voldoen aan specifieke vereisten, waaronder het overleggen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het verzetschrift.