ECLI:NL:RBGEL:2019:1525

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4469
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van het bevallingsverlof na een voortijdige bevalling

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die bevallen was voor het ingaan van haar zwangerschapsverlof, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar bevallingsverlof te verlengen tot 2 maart 2018. De rechtbank oordeelde dat verweerder de verlenging van het bevallingsverlof correct had toegepast volgens artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg (Wazo). De rechtbank stelde vast dat er geen recht op zwangerschapsverlof kan ontstaan bij een voortijdige bevalling en dat de verlenging van het bevallingsverlof enkel mogelijk is onder specifieke voorwaarden, zoals ziekenhuisopname van het kind. Eiseres voerde aan dat de regeling oneerlijk was en het gelijkheidsbeginsel aantastte, maar de rechtbank oordeelde dat de wet geen afwijkingsmogelijkheden biedt en dat er geen niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het feit dat de wetgever de mogelijkheid van verlenging van het bevallingsverlof had gecreëerd voor situaties van extreme vroeggeboorte, maar dat dit niet betekende dat alle moeders in gelijke gevallen recht hebben op dezelfde verlofperiode. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.E. Marechal, in aanwezigheid van griffier K.V. van Weert.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/4469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2019

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Hengelo, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verlof na bevalling van eiseres verlengd tot 2 maart 2018.
Bij besluit van 3 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij op een zitting willen worden gehoord. Geen van de partijen heeft de rechtbank laten weten dat zij op een zitting wil worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek op een zitting achterwege kan blijven. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft zich op 20 oktober 2017 in verband met haar zwangerschap ziek gemeld. Eiseres is na 30 weken en 6 dagen op 8 november 2017 bevallen van een dochter. Eiseres was aanvankelijk uitgerekend op 11 januari 2018. Eiseres heeft voorafgaande aan de geboorte van haar dochter geen zwangerschapsverlof genoten.
Verweerder heeft aanvankelijk ziekengeld toegekend. Met ingang van 9 november 2017 is aan eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (hierna: Wazo) toegekend.
Eiseres heeft op 19 februari 2018 een aanvraag tot verlenging van de uitkering krachtens de Wazo gedaan.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – samengevat – ten grondslag gelegd dat er bij een voortijdige bevalling (een bevalling voor de eerst mogelijke ingangsdatum van het zwangerschapsverlof) geen recht op zwangerschapsverlof kan ontstaan. Het bevallingsverlof duurt in dat geval 16 weken (112 dagen). Verlenging van het bevallingsverlof is alleen mogelijk als het kind langer dan 7 dagen is opgenomen in het ziekenhuis, waarbij alleen opnamedagen die binnen de duur van de aaneengesloten bevallingsuitkering liggen, worden meegeteld. De verlenging is maximaal 10 weken. De verlenging van het bevallingsverlof, bijvoorbeeld vanwege een te vroege geboorte, wordt in mindering gebracht op deze verlenging. Voor eiseres komt de extra verlenging neer op 2 dagen. De berekening van de verlenging van het zwangerschapsverlof is wettelijk vastgesteld. Verweerder heeft geen (wettelijke) mogelijkheid om hiervan af te wijken.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de regeling van verweerder oneerlijk is. Door deze regeling, en de berekening die verweerder vervolgens hanteert, wordt (groot) onrecht gedaan aan vrouwen die vroegtijdig bevallen en waarvan het kind lange tijd in het ziekenhuis moet (ver)blijven, zoals in het geval van eiseres en haar dochter. De regeling leidt er zelfs toe dat, des te eerder men bevalt, des te minder verlenging men krijgt. De regeling tast, aldus eiseres, het gelijkheidsbeginsel aan omdat eiseres nu wordt gestraft omdat ze is bevallen voor het begin van het zwangerschapsverlof. Eiseres verwijst in dat verband naar de situatie waarbij het kind even lang in het ziekenhuis heeft gelegen als de dochter van eiseres, maar waarbij de moeder wel eerst zwangerschapsverlof vooraf heeft gehad. Deze moeder heeft dan in totaal langer recht op verlof dan eiseres heeft gehad.
Er is in het geval van eiseres bovendien geen rekening gehouden met de premature geboorte van haar dochter, die ook dysmatuur was en de daaraan verbonden ontwikkelingsproblematiek.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.
Artikel 3:1, derde lid, van de Wazo bepaalt dat het bevallingsverlof ingaat op de dag na de bevalling en tien aaneengesloten weken bedraagt, vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.
Het vijfde lid van artikel 3:1 van de Wazo bepaalt dat, als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, het bevallingsverlof wordt verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. De in de eerste zin bedoelde verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd.
4.3.
Er is niet gesteld, en ook anderszins is dit niet gebleken, dat verweerder artikel 3:1, derde en vijfde lid, van de Wazo niet goed heeft toegepast bij de toekenning van de verlenging van het bevallingsverlof. De Wazo bevat geen afwijkingsmogelijkheden. Verweerder was dan ook niet bevoegd om eiseres langer verlof toe te kennen.
4.4.
Voor zover eiseres een rechterlijk oordeel over artikel 3:1, derde en vijfde lid, van de Wazo heeft beoogd, wordt overwogen dat het de rechter op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet vrij staat de innerlijke waarde of billijkheid van een wet te beoordelen. De rechtbank mag het hier van belang zijnde wetsartikel, dat een wet in formele zin betreft, in zoverre dan ook niet beoordelen.
4.5.
De rechter treedt daarnaast op grond van artikel 120 van de Grondwet niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt deze bepaling ook een verbod in om wetgeving in formele zin te toetsen aan algemene rechtsbeginselen en staat het de rechter niet vrij te treden in de belangenafweging die de wetgever heeft verricht of geacht moet worden te hebben verricht, tenzij sprake zou zijn van “niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden”. [1] Daarvan is in dit geval geen sprake.
Voorop staat dat eiseres twee dagen langer bevallingsverlof heeft gehad dan de moeder in het door haar aangehaalde geval. Enkel vanwege de omstandigheid dat de moeder in dat voorbeeld, anders dan eiseres, wel zwangerschapsverlof heeft gehad, is er in dat voorbeeld sprake van een in totaal langere verlofperiode. De wetgever heeft niet beoogd om moeders in alle gevallen in totaal evenveel verlof toe te kennen. Wel is er een mogelijkheid van verlenging van het bevallingsverlof in de Wazo opgenomen. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 3:1 van de Wazo heeft de wetgever de mogelijkheid van verlenging van het bevallingsverlof juist vanwege (lange ziekenhuisopname als gevolg van) (extreme) vroeggeboorte gecreëerd. [2] Het reguliere bevallingsverlof is dan vanwege de extra belasting onvoldoende voor het herstel van de moeders in kwestie. Daarbij heeft de wetgever overwogen dat als uitgangpunt geldt dat moeders in die gevallen, net als moeders die niet geconfronteerd worden met vroeggeboorte en/of lange ziekenhuisopname, ook de gelegenheid moeten hebben om een lange periode thuis door te brengen met hun kind. In het geval van eiseres is daarvan ook sprake geweest.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 april 2019
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:440.
2.Kamerstukken II 2010-2011 32855 nr. 3, paragraaf 2.2.6 en de artikelsgewijze toelichting bij Artikel I, Onderdeel C.