ECLI:NL:RBGEL:2019:1525
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlenging van het bevallingsverlof na een voortijdige bevalling
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die bevallen was voor het ingaan van haar zwangerschapsverlof, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar bevallingsverlof te verlengen tot 2 maart 2018. De rechtbank oordeelde dat verweerder de verlenging van het bevallingsverlof correct had toegepast volgens artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg (Wazo). De rechtbank stelde vast dat er geen recht op zwangerschapsverlof kan ontstaan bij een voortijdige bevalling en dat de verlenging van het bevallingsverlof enkel mogelijk is onder specifieke voorwaarden, zoals ziekenhuisopname van het kind. Eiseres voerde aan dat de regeling oneerlijk was en het gelijkheidsbeginsel aantastte, maar de rechtbank oordeelde dat de wet geen afwijkingsmogelijkheden biedt en dat er geen niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het feit dat de wetgever de mogelijkheid van verlenging van het bevallingsverlof had gecreëerd voor situaties van extreme vroeggeboorte, maar dat dit niet betekende dat alle moeders in gelijke gevallen recht hebben op dezelfde verlofperiode. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.E. Marechal, in aanwezigheid van griffier K.V. van Weert.