ECLI:NL:RBGEL:2019:1571

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
7238687 \ CV EXPL 18-10556 \ 406 \ 28195
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde loonstop bij zieke werknemer en geschil over passende arbeid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland geoordeeld over een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever betreffende een opgelegde loonstop. De werknemer, die sinds 31 maart 2017 ziek was, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij de werkgever. De werkgever had het loon van de werknemer stopgezet per 3 mei 2017, omdat de werknemer volgens de werkgever zonder deugdelijke grond geen passende arbeid verrichtte. De werknemer stelde echter dat hij zijn re-integratieverplichtingen was nagekomen en dat de werkhervatting per 1 mei 2017 vrijwillig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbodienst op 24 april 2017 had geoordeeld dat eigen of passend werk voor de werknemer niet mogelijk was. De afspraken over werkhervatting waren niet goed vastgelegd, waardoor onduidelijkheid bestond over de voorwaarden. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever ten onrechte het loon had stopgezet, omdat niet was komen vast te staan dat de werknemer zonder deugdelijke grond geen passende arbeid had verricht. De vordering van de werknemer om het achterstallige loon te betalen werd toegewezen, evenals de vakantietoeslag en wettelijke verhogingen. De werkgever werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7238687 \ CV EXPL 18-10556 \ 406 \ 28195
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Wamel
eisende partij
gemachtigde mr. H. van Straten
procederende krachtens toevoegingsnummer 2FP0820
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij]
gevestigd te Boven-Leeuwen
gedaagde partij
gemachtigde mr. F.J. de Putter
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 31 oktober 2018 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Op 10 januari 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. De gemachtigde van [eisende partij] heeft een pleitnota overgelegd. De gemachtigde van [gedaagde partij] heeft een volmacht overgelegd.
1.3.
Vervolgens is vonnis (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] , geboren op 30 maart 1966, werkt vanaf 30 januari 2017 op basis van een proefplaatsing bij [gedaagde partij] . [eisende partij] treedt (aansluitend) op 1 maart 2017 in dienst bij [gedaagde partij] voor 40 uur per week als installatiemonteur tegen een salaris van € 1.805,00 bruto per maand op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 31 augustus 2017.
2.2.
[eisende partij] meldt zich op 31 maart 2017 ziek.
2.3.
In de rapportage van [naam consulent arbodienst] , consulent bij Tredin arbodienst, van 24 april 2017 staat het volgende.
Huidige stand van zaken
Medewerker is arbeidsongeschikt sinds 31-03-2017.
Hij heeft klachten aan de rechter dominante zijde waardoor hij beperkt is t.a.v. meerdere dynamische handelingen waarbij hij de rechter dominante zijde moet benutten:
schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken tijdens het werk, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen en zware lasten hanteren.
Aanvankelijk heeft medewerker gerichte behandeling gekregen door specialistisch behandelaar, nadat dat niet hulp is medewerker verwezen naar een andere specialistisch behandelaar. Na onderzoek is behandeling vastgesteld. Morgen ontvangt medewerker gerichte specialistische behandeling.
Visie van de werknemer op huidig verzuim
Medewerker wordt thuis gek en wil graag weer aan de slag, gezien het feit dat zijn werkzaamheden hoofdzakelijk op locatie van de klant plaats vindt is dat nu niet te realiseren. Hij kan moeilijk bij de klant aangeven dat het even niet gaat. Medewerker hoopt dat de behandeling morgen voldoende helpt, anders moet een andere gerichte behandeling alsnog plaats vinden.
Mogelijkheden voor eigen of passend werk:
Op dit moment niet mogelijk.
Afwachten wat de behandeling morgen oplevert. Opbouw is het gemakkelijkst te realiseren vanuit bijvoorbeeld de werkplaats. Werk bij de klant is moeilijk te realiseren gezien de reden eerder genoemd.
Het re-integratie advies
Volgende week opnieuw (telefonisch) overleggen met medewerker of er al re-integratiemogelijkheden zijn in eigen of aangepast werk.
2.4.
[gedaagde partij] bericht [eisende partij] bij e-mail van 1 mei 2017 om 7:53 uur met als onderwerp ‘Werkweigering’ als volgt.
Vanmorgen d.d. 1 mei 2017 hadden wij afgesproken dat je je werk voor een aantal uren zou hervatten.
Je hebt hedenmorgen aangegeven dat je niet met je eigen auto naar de werkplek wilt rijden.
Je hebt niet tijdig aangegeven dat de raam van de bedrijfsauto niet goed werkte, daar nu de raam niet dicht gaat, kun je niet met deze auto rijden.
Hiervoor zijn onderdelen besteld.
Wij hebben je aangegeven dat je de km die je naar de werkplek en naar huis moet rijden te vergoeden met 0,19 per km.
Dit heb je geweigerd en je bent naar huis gegaan.
Hiervoor krijg je nu een officiële waarschuwing voor werkweigering.
Je kunt je vandaag nog op de bouw in Beuningen melden en je werk hervatten zoals afgesproken.
Indien je hier geen gehoor aangeeft, zal dit consequenties hebben.
2.5.
[eisende partij] reageert dezelfde dag (1 mei 2017) om 17:17 uur met een e-mail aan [gedaagde partij] met de volgende inhoud.
Ik ben vanmorgen bij u geweest,en u zei dat de raam van auto kapot is.
En u zei dat ik met mijn eigen auto daar moet gaan om te werken(Beuningen).
Ik gaf toe dat mijn auto niet in orde is. u zei toen om naar uw man te bellen.
Heb ik naar uw man gebeld, en uw man zei dan moet je met de fiets gaan.
Ik zei toen dat ik niet zo ver op de fiets kan, omdat ik niet helemaal beter ben.
Daarna zei ik dat jullie mij kunnen bellen, als de raam van de werkauto in orde is.
Ik ben vanaf 1 April ziek geweest en auto staat een maand in garagebedrijf.
En had ik dinsdag(25 April) bij u geweest.
Ik zei maandag wil ik een paar uurtjes proberen om te werken.
En u zei niet tegen mij dat raam van de auto kapot was, en dat ik met mijn eigen auto naar het werk moest
Ik zou met uw bedrijf arts in contact willen komen.
2.6.
[gedaagde partij] stuurt [eisende partij] op 1 mei 2017 om 17:23 uur met als onderwerp ‘Werkweigering 2e waarschuwing’ de volgende e-mail.
U bent vandaag niet op het werk verschenen.
Er is nooit tegen u gezegd dat u op de fiets moet gaan.
Wij hebben gezegd dat u met uw eigen auto naar het werk moet gaan totdat de bedrijfswagen gerepareerd is.
Daarbij hebben wij gezegd dat u voor de km een vergoeding ontvangt conform wet en regelgeving, € 0,19 per gereden km op basis van postcode woon-werk verkeer.
Het defect aan de bedrijfswagen is woensdag geconstateerd en de onderdelen zijn directe besteld.
Als u eerder melding had gedaan dat het raam defect was / slecht functioneerde, zoals hedenmorgen door u medegedeeld, was de bedrijfswagen al lang gerepareerd geweest, dit is geheel te wijten aan uzelf.
Morgen d.d. 02 mei 2017 verwachten wij dat u uw werkzaamheden 08.00 uur hervat in Beuningen met uw eigen vervoer.
Indien u hieraan geen gehoor geeft, volgt hierna een derde waarschuwing en zal uw loon stop gezet worden.
Indien u de bedrijfsarts wilt spreken, dient u dit zelf te regelen, wij kunnen/mogen hiervoor geen afspraken maken.
2.7.
Op 3 mei 2017 stuurt [gedaagde partij] [eisende partij] een e-mail, met als onderwerp ‘Werkweigering 3e waarschuwing’, met de volgende inhoud.
U bent gisteren niet op het werk verschenen.
Vandaag hebt u niet gemeld dat u komt werken.
U bent maandag d.d. 01 mei 2017 door uw werkcoach [naam werkcoach] op uw plichten gewezen.
U hebt hieraan geen gehoor gegeven.
Bij deze deel ik u mede dat uw loon stop gezet wordt totdat u komt werken.
Indien u komt werken hiervan [naam medewerker gedaagde] op de hoogte stellen ivm de planning.
2.8.
[gedaagde partij] stop de betaling van het loon van [eisende partij] per 3 mei 2017.
2.9.
[gedaagde partij] stelt op 11 mei 2017 een - niet door [eisende partij] ondertekend - plan van aanpak op.
2.10.
[naam consulent arbodienst] rapporteert op 15 mei 2017 als volgt.
Huidige stand van zaken
Eerder gerapporteerde beperkingen zijn nog steeds onveranderd aanwezig.
De geplande gerichte behandeling op 25-04-2017 bleek te berusten op miscommunicatie. Deze dag was meer een voorbereiding op de gerichte behandeling die nu op 16-05-2017 gepland staat.
Visie van de werknemer op huidig verzuim
Medewerker geeft nog steeds aan veel klachten te ervaren, ook na het uitvoeren van lichte kantoorwerkzaamheden, zoals het inscannen van documenten. Tevens spelen er problemen in de relatie tussen werkgever en werknemer die mogelijk deels voorkomen vanuit een lastige communicatie (beperkte taalbeheersing).
Mogelijkheden voor eigen of passend werk:
Lichte, assisterende werkzaamheden, in goed overleg (ook collega’s moeten hiervan op de hoogte zijn) waarbij de rechter dominantie zijde minimaal wordt belast zijn nog steeds mogelijk.
Het re-integratie advies
Op 01-06-2017 stelt de arts de probleemanalyse vast en zal hij met een vervolgadvies komen. Het is te adviseren dat werkgever en coach vanuit de Gemeente/Het UWV telefonisch benaderd worden door een consulent om de werkgerelateerde problemen te bespreken.
2.11.
In de periode vanaf 23 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 komen partijen niet tot afspraken over de te verrichten ‘lichte, assisterende werkzaamheden’ en evenmin tot een plan van aanpak.
2.12.
Op 24 juli 2017 meldt [eisende partij] zich opnieuw ziek.
2.13.
In de probleemanalyse van [naam bedrijfsarts] , bedrijfsarts bij Tredin arbodienst, van 31 juli 2017 staat het volgende.
Reden bijstelling
Thans niet reeel belastbaar door de combinatie van de eerder aangegeven beperkingen en de gevolgen van bijkomend letsel.
Bijgestelde onderdelen
Thans is afgezien van de eerste aangegeven beperkingen vwb de belastbaarheid van de R arm daarnaast de L hand niet belastbaar. Tgv de zorgen het het conflict is ook de aandachtsconcentratie afgenomen en daarmee de kans op ongevallen.
Beperkingen
Werken met toetsenbord en muis
Reiken
Tillen of dragen
Beperking rechterzijde lichaam
Knijpkracht
Fijne motoriek
Repetatieve vinger/handbewegingen
Toetsenbord bedienen en muis hanteren
Schroefbewegingen met hand en arm
Duwen of trekken
Boven schouderhoogte actief zijn
Arbeidsmogelijkheden
Nu geen benutbare mogelijkheden, toekomst wel
Advies plan van aanpak
Werkhervatting in de eigen functie
Verloop van de arbeidsongeschiktheid tot werken
Vanwege het ontbreken van benutbare mogelijkheden, zijn er geen toepasbare
re-integratie adviezen.
2.14.
[gedaagde partij] betaalt het loon van [eisende partij] over de periode 24 juli 2017 tot en met 31 augustus 2017.
2.15.
De arbeidsovereenkomst eindigt vervolgens (van rechtswege) per 31 augustus 2017.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder gelijktijdige overlegging van een deugdelijke bruto / netto specificatie, te betalen:
i. wegens achterstallig salaris het netto equivalent van € 1.805,00 bruto per maand vanaf 1 mei 2017 tot 1 augustus 2017;
ii. de vakantietoeslag berekend over voornoemd bedrag;
iii. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de in sub i. en sub ii. gevorderde bedragen;
iv. de wettelijke rente over de in sub i. t/m sub iii. gevorderde bedragen vanaf datum verzuim tot de dag der algehele voldoening;
alsmede [gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de eigen bijdrage van [eisende partij] ad € 143,00 in verband met de rechtsbijstand in deze, vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand en het salaris van de gemachtigde.
3.2.
[eisende partij] legt – kort samengevat – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] ten onrechte het loon over de periode van 1 mei 2017 tot 1 augustus 2017 niet heeft uitbetaald. De werkhervatting per 1 mei 2017 was vrijwillig en van werkweigering kan dan ook geen sprake zijn, aldus [eisende partij] . [eisende partij] stelt voorts dat hij zijn re-integratieverplichtingen is nagekomen, maar dat [gedaagde partij] hem geen passend werk heeft aangeboden.
3.3.
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat de loonstop per 3 mei 2017 is gebaseerd op artikel 7:629 lid 3 sub c BW. [gedaagde partij] heeft voorts getracht een plan van aanpak op te stellen, maar [eisende partij] verleende hieraan geen medewerking. Dit levert tevens een grond op voor de loonstop ex artikel 7:629 lid 3 sub e BW, aldus [gedaagde partij] .
[gedaagde partij] voert aan dat zij meermaals en voldoende heeft getracht om [eisende partij] op een correcte wijze te laten re-integreren, maar dat [eisende partij] zijn re-integratie structureel heeft belemmerd.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde partij] gerechtigd was het loon over de periode 3 mei 2017 tot 24 juli 2017 stop te zetten. Immers, vaststaat dat het gevorderde loon over de periode vanaf 24 juli 2017 tot 1 augustus 2017 reeds is betaald (rechtsoverweging 2.14.). Als uitgangspunt geldt dat een zieke werknemer op grond van het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 BW recht heeft op doorbetaling van het loon gedurende twee jaar. [gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat [eisende partij] dit recht niet heeft en baseert zich op artikel 7:629 lid 3 sub c BW. Dit artikel bepaalt, voor zover relevant voor de beoordeling, dat de werknemer geen recht op loon heeft voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond geen passende arbeid verricht. Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend (artikel 7:658a lid 4 BW).
4.2.
Voor de beantwoording van de vraag of [eisende partij] zonder deugdelijke grond geen passende arbeid heeft verricht zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. De arbodienst heeft op 24 april 2017 (rechtsoverweging 2.3.) geoordeeld dat eigen of passend werk voor [eisende partij] niet mogelijk is. Partijen hebben vervolgens kennelijk samen afspraken gemaakt over de werkhervatting per 1 mei 2017, maar deze afspraken zijn niet vastgelegd. Het is dan ook onduidelijk onder welke voorwaarden de werkhervatting zou plaatsvinden. Uit de e-mails tussen partijen (rechtsoverwegingen 2.4. tot en met 2.7.) volgt dat de werkhervatting, in strijd met het advies van de arbodienst, zou plaatsvinden op het werk in Beuningen, aldus bij de klant van [gedaagde partij] . Het is bovendien onduidelijk of zijn collega’s op de hoogte waren van zijn beperkingen of van de met hem gemaakte afspraken over de werkhervatting. Omdat onduidelijk is wat er van [eisende partij] werd verwacht bij de werkhervatting per 1 mei 2017, nog daargelaten of dit voor [eisende partij] passende arbeid was, is niet komen vast te staan dat [eisende partij] zonder deugdelijke grond geen passende arbeid heeft verricht. Dit betekent dat [gedaagde partij] ten onrechte het loon van [eisende partij] vanaf 3 mei 2017 niet heeft betaald.
4.3.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat de gebeurtenissen na de (ten onrechte) opgelegde loonstop per 3 mei 2017, te weten: de gewijzigde belastbaarheid van [eisende partij] per 15 mei 2017 (rechtsoverweging 2.9.) alsmede het – al dan niet – meewerken aan het opstellen van een plan van aanpak, niet leiden tot een ander oordeel. [gedaagde partij] heeft immers niet aan [eisende partij] kenbaar gemaakt dat het weigeren van de, per 15 mei 2017, gewijzigde mogelijkheden voor het verrichten van passende arbeid en/of het niet meewerken aan het opstellen van het plan van aanpak, leidt tot het opnieuw opleggen van een loonstop dan wel (mede) aan de handhaving van de reeds opgelegde loonstop ten grondslag wordt gelegd. Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen om [eisende partij] hierover te berichten, zodat [eisende partij] wist op welke gronden hem een loonstop is opgelegd en ook begreep wat hem te doen stond om opheffing van de loonstop te bewerkstelligen. De loonstop kan naar het oordeel van de kantonrechter daarom ook niet worden beschouwd als zijnde (opnieuw) opgelegd op een datum gelegen na 3 mei 2017.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal het gevorderde loon over de periode 3 mei 2017 tot 24 juli 2017 worden toegewezen. Ook de vakantietoeslag, de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente (rechtsoverweging 3.1.) zullen worden toegewezen zoals gevorderd. Daartegen is immers geen separaat verweer gevoerd.
4.5.
[gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. [eisende partij] procedeert met een toevoeging. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de explootkosten niet mogelijk. Dit betekent dat de kosten van de inleidende dagvaarding niet door [gedaagde partij] behoeven te worden vergoed. De door [eisende partij] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging waarvan hij betaling heeft gevorderd, wordt geacht in het toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn inbegrepen, zodat deze post niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder gelijktijdige overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie, aan [eisende partij] te betalen: het netto equivalent van € 1.805,00 bruto per maand aan loon over de periode 3 mei 2017 tot 24 juli 2017, de vakantietoeslag over het loon, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het loon en de vakantietoeslag alsmede de wettelijke rente over het loon, de vakantietoeslag en de wettelijke verhoging vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] begroot op € 79,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op