Uitspraak
[gedaagde partij]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland geoordeeld over een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever betreffende een opgelegde loonstop. De werknemer, die sinds 31 maart 2017 ziek was, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij de werkgever. De werkgever had het loon van de werknemer stopgezet per 3 mei 2017, omdat de werknemer volgens de werkgever zonder deugdelijke grond geen passende arbeid verrichtte. De werknemer stelde echter dat hij zijn re-integratieverplichtingen was nagekomen en dat de werkhervatting per 1 mei 2017 vrijwillig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbodienst op 24 april 2017 had geoordeeld dat eigen of passend werk voor de werknemer niet mogelijk was. De afspraken over werkhervatting waren niet goed vastgelegd, waardoor onduidelijkheid bestond over de voorwaarden. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever ten onrechte het loon had stopgezet, omdat niet was komen vast te staan dat de werknemer zonder deugdelijke grond geen passende arbeid had verricht. De vordering van de werknemer om het achterstallige loon te betalen werd toegewezen, evenals de vakantietoeslag en wettelijke verhogingen. De werkgever werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.