Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
[eiser sub 4],
[erflater], overleden [2015] , te weten:
[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 september 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2019.
2.De feiten
f232,50 per jaar.
- [verpachter] is eigenaar van een boerderijtje, [adres] , dat hij verpacht had aan wijlen [pachter] . [verpachter] heeft de schoonzoon van [pachter] , te weten [schoonzoon 1 van pachter ] , toestemming gegeven om op de grond van het boerderijtje een noodwoning te bouwen om daar met de dochter van de pachter te gaan wonen.
- Nadat [pachter] is overleden, is [schoonzoon 1 van pachter ] pachter van het boerderijtje geworden en kwam de noodwoning leeg te staan. [schoonzoon 1 van pachter ] heeft de noodwoning verkocht aan een andere schoonzoon van [pachter] , te weten [schoonzoon 2 van pachter] . Met toestemming van [verpachter] is [schoonzoon 2 van pachter] daar gaan wonen, waardoor [schoonzoon 1 van pachter ] iedere aanspraak op de noodwoning en de daarbij behorende grond heeft verloren.
- [verpachter] heeft toestemming verleend aan [schoonzoon 2 van pachter] om de bestaande noodwoning met aangebouwd portaal uit te breiden met een slaapkamer en een garage en dat er behalve de genoemde opstallen ook nog een schuur van plusminus 5 bij 8 meter en een schuur van plusminus 4 bij 9 meter bij hoort en mitsdien vallen onder de hierna te vermelden bepalingen.
1. ondergetekende [schoonzoon 2 van pachter] zal een vergoeding van eenhonderd zes en vijftig gulden (f. 156,-) per jaar moeten betalen, te voldoen in halfjaarlijkse termijnen van elk f. 78,- op 1 mei en 1 november, zulks ingaande op 1 mei 1968 en te voldoen voor het eerst op 1 november 1968. De betaling van deze termijnen dienen te geschieden in goed gangbaar Nederlands Geld, zonder enige korting of schuldvergelijking, in handen en ten woonhuis van ondergetekende [verpachter] of diens gemachtigde of op een nadere door ondergetekende [verpachter] aan te geven wijze.
zeer nadrukkelijke voorwaarden”dat deze toestemming geschiedt ten gerieve van bovengenoemde [echtgenote pachter] . Dat van deze verbouwing een originele tekening wordt overgelegd, en hoewel het geheel het karakter van Noodwoning verliest, het contract van [schoonzoon 2 van pachter] van december 1968 volledig van kracht blijft en [schoonzoon 2 van pachter] door ondertekening van het aanhangsel van voornoemd contract voor de naleving hiervan aansprakelijk is. Door deze uitbreiding wordt de verschuldigde vergoeding gebracht op
f. 350,00 te voldoen in halfjaarlijkse termijnen van elk
f. 175,- op 1 mei en 1 november ingaande 1 mei 1974 en te voldoen voor het eerst op 1 november 1974.
De noodwoning met bouwland, weiland en verder getimmer, staande en gelegen aan en nabij de [adres noodwoning], kadastraal bekend [kadastrale gegevens noodwoning] , (…), zijnde gemelde noodwoning door de pachter de heer [schoonzoon 2 van pachter] , voor eigen rekening, met toestemming van erflater gesticht;”
Betreft: de nalatenschap van wijlen de heer [verpachter] te [woonplaats].
f131,13 en hij heeft dit bedrag aan de gemeente betaald. Dit bedrag is doorbelast aan [eiser sub 1] . [eiser sub 1] heeft dit bedrag aan [erflater] vergoed.
huurovereenkomst [adres noodwoning]” - is namens de erven [erflater] aan [eiser sub 1] het volgende geschreven:
Na het overlijden van onze vader en echtgenoot hebben wij als erven [erflater] contact met u gehad over de overeenkomst die onze vader met u heeft gehad. In dat verband hebben wij u destijds
f350,00), later € 160,00 overgemaakt aan [erflater] onder vermelding van pacht. Tevens betaalt [eiser sub 1] jaarlijks rioolrecht en waterschapsheffing.
3.Het geschil
primair: bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van een deel van de tussen [schoonzoon 2 van pachter] en [erflater] op te maken akte,
4.De beoordeling
f2.500,00 verkocht aan een andere schoonzoon van [pachter] , te weten [schoonzoon 2 van pachter] . Met toestemming van [verpachter] is [schoonzoon 2 van pachter] met zijn echtgenote [eiser sub 1] (eiseres sub 1) in de noodwoning gaan wonen.
f156,00, dat hij binnen drie maanden na de eerste aanmaning van [verpachter] alle door hem op gemelde grond gestichte opstallen dient te hebben verwijderd, evenals de reeds bij de aanvang van zijn bewoning aanwezige opstallen, en de grond weer in de oude toestand dient te hebben teruggebracht, dit op zijn kosten en geheel naar genoegen van [verpachter] , dat [schoonzoon 2 van pachter] op gemelde grond geen opstallen mag stichten of bestaande opstallen mag verbouwen, behoudens schriftelijke toestemming van [verpachter] . Voorts dat opstallen die in strijd met deze bepalingen zijn gesticht of verbouwd door [verpachter] afgebroken casu quo in de oude staat teruggebracht kunnen worden, dit op kosten van [schoonzoon 2 van pachter] en zonder dat daarvoor enige sommatie zal nodig zijn. Tot slot mag [schoonzoon 2 van pachter] gemelde noodwoning niet verhuren of in gebruik afstaan, onder welke titel dan ook, tenzij met schriftelijke toestemming van [verpachter] , die aan deze toestemming voorwaarden kan verbinden. [schoonzoon 2 van pachter] heeft verklaard dat hij voormelde bepalingen stipt zal nakomen. De akte is door [verpachter] en [schoonzoon 2 van pachter] en [eiser sub 1] ondertekend.
f350,00.
5.De beslissing
woensdag 8 mei 2019voor het inleveren van verhinderdagen over de periode van mei tot en met september 2019 voor de comparitie van partijen ten behoeve van het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking door de kantonrechter.