ECLI:NL:RBGEL:2019:1942

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
7510222 \ HA VERZ 19-22 \ 406 \ 28195
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Afvalcombinatie "De Vallei" Gemeenten B.V. (hierna: ACV) en een werknemer, hierna aangeduid als [naam verweerder]. ACV verzocht de ontbinding op grond van verwijtbaar handelen van de werknemer, die in strijd zou hebben gehandeld met de voorwaarden van een eerder ingetrokken ontslag op staande voet. De werknemer was in dienst sinds 1 februari 2000 en was laatstelijk werkzaam als medewerker groenvoorziening. ACV stelde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan het meenemen van goederen en het niet naleven van huis- en gedragsregels, wat leidde tot een verstoorde arbeidsverhouding.

De procedure begon met een verzoekschrift van ACV, dat op 21 januari 2019 bij de rechtbank Midden-Nederland was ingediend. De zaak werd vervolgens verwezen naar de Rechtbank Gelderland. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2019 heeft de gemachtigde van ACV aanvullende producties ingediend. De werknemer betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat hij slechts eenmaal, met toestemming, het KCA-depot had betreden om zijn handen te wassen.

De kantonrechter oordeelde dat ACV niet voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen van verwijtbaar handelen. De enkele aanwezigheid van de werknemer op het KCA-depot, met toestemming, werd niet als ernstig verwijtbaar beschouwd. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, oordelend dat er geen redelijke grond was voor ontbinding. Tevens werd ACV veroordeeld om de werknemer toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden zodra hij hersteld was. De proceskosten werden aan de zijde van de werknemer begroot op € 720,00.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7510222 \ HA VERZ 19-22 \ 406 \ 28195
uitspraak van 6 mei 2019
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Afvalcombinatie "De Vallei" Gemeenten B.V.
gevestigd te Ede
verzoekende partij, tevens verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek
gemachtigde mr. L.S.F. ten Feld
en
[naam verweerder]
wonende te [woonplaats verweerder]
verwerende partij, tevens verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek
gemachtigde mr. W.J.H. de Jong
Partijen worden hierna ACV en [naam verweerder] genoemd.

1.De procedure

1.1.
ACV heeft een verzoekschrift met producties 1 tot en met 9 bij de rechtbank Midden-Nederland ingediend, ingekomen op 21 januari 2019, gericht tegen [naam verweerder] .
1.2.
Bij beschikking van 31 januari 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland de zaak verwezen naar de rechtbank Gelderland.
1.3.
[naam verweerder] heeft een verweerschrift met producties 1 tot en met 17 ingediend, door de griffie ontvangen op 20 maart 2019.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. De gemachtigde van ACV heeft voorafgaand aan de zitting, bij brieven van 25 en 27 maart 2019, producties 10 tot en met 17 ingediend. De gemachtigden hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling pleitaantekeningen overgelegd.
1.5.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[naam verweerder] , geboren op 9 april 1971, treedt op 1 februari 2000 bij ACV in dienst, laatstelijk in de functie van medewerker groenvoorziening tegen een loon van € 2.316,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag op basis van een arbeidsduur van 38 uur per week.
2.2.
ACV hanteert huis- en gedragsregels met, onder meer, de volgende inhoud.
Meenemen van goederen
Het meenemen van goederen is niet toegestaan. Alles dat door burgers is afgegeven op een Afvalbrengstation is eigendom van ACV ofwel de betreffende gemeente. Er mag niets meer worden meegenomen. Dit geldt ook voor stromen die ACV inzamelt, zoals bij de grofvuil routes.
(…)
Overtreding van deze afspraken wordt gezien als diefstal. Als het gaat om meenemen van goederen heeft ACV een zero-tolerance-beleid. Het tóch meenemen van goederen, kan leiden tot ontslag (al dan niet op staande voet).
2.3.
Op 24 november 2016 ontslaat ACV [naam verweerder] op staande voet. ACV verwijt [naam verweerder] – kort samengevat – dat hij in het KCA-depot is geweest, dat dit niet is toegestaan en dat hij medicijnen uit het KCA-depot zou hebben meegenomen en ingenomen.
2.4.
[naam verweerder] betwist dat hij medicijnen uit het KCA-depot heeft meegenomen.
2.5.
Bij brief van 19 januari 2017 bericht [naam verweerder] ACV als volgt.
Op 24 november 2016 heb ik uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd (ontslag op staande voet verleend). De redenen hiervoor heb ik in mijn daarop volgende brief uitgebreid toegelicht. Bij brief van uw advocaat d.d. 6 december 2016 hebt u tegen uw ontslag bezwaar gemaakt. Gebleken is toen dat u sinds 28 november 2016 onder medische behandeling bent bij een zorginstelling. Ik heb daaruit afgeleid dat u sindsdien arbeidsongeschikt bent.
Na deze brief is onze raadsvrouwe met uw advocaat in overleg getreden, waarna in goed onderling overleg is afgesproken dat ik het ontslag op staande voet zou intrekken indien u aan bepaalde voorwaarden zou gaan voldoen. In deze brief zet ik deze voorwaarden uiteen.
Middels uw ondertekening van deze brief accepteert u deze voorwaarden.
Voorwaarden intrekking ontslag op staande voet
(…)
4. het is u niet toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot van ACV;
(…)
Met uw ondertekening van deze brief voor akkoord trek ik het hiervoor genoemde ontslag op staande voet in, hetgeen betekent dat het ontslag daarmee (met terugwerkende kracht) ongedaan is gemaakt.
Deze voorwaarden zijn voor uw functioneren bij ACV zodanig belangrijk, dat ik hierbij nadrukkelijk benoem dat in geval van overtreding of niet nakoming van één van de onder de nummers 3 tot en met 7 hiervoor genoemde voorwaarden er – naar onze mening (waarvan u nadrukkelijk hebt aangegeven deze mening niet te delen) – sprake zal zijn van een dringende reden, die maakt dat de arbeidsovereenkomst niet langer meer kan worden voortgezet en zal aan u ontslag op staande voet worden verleend.
2.6.
[naam verweerder] ondertekent de brief van 19 januari 2017 voor akkoord.
2.7.
ACV schorst [naam verweerder] per 7 december 2018 en stuurt op 10 december 2018 een brief met de volgende inhoud.
Op 7 december 2018 heb je een gesprek gehad met (…). De aanleiding van dit gesprek is geweest dat wij één of meerdere overtredingen hebben geconstateerd van de afspraken die op 19 januari 2017 naar aanleiding van het toentertijd ingetrokken ontslag op staande voet zijn gemaakt. In deze brief lees je een korte samenvatting van het gesprek.
Wij hebben u gevraagd of u op de hoogte bent van een het feit dat er een KCA ton vol medicijnen op 6 december 2018 gevonden is bij het hek aangrenzend aan het bosje achteraan op ons terrein. Het hek is hier vrij recent opengeknipt. U heeft aan dat u hiervan op de hoogte bent omdat u daar toevallig was toen men de ton en het openknipte hek vond. U geeft ook aan dat met uw verleden u alle schijn tegen heeft maar dat u niets met deze ton te maken heeft. Duidelijk is in ieder geval dat u daar niets te zoeken had, maar kennelijk wel ter plaatse was op de plek waar een ton met medicijnen en het gat in het hek zich bevond. De plek waar de ton en het gat in het hek zich bevonden, is niet op camera zichtbaar wie het gat in het hek heeft gemaakt. Hetgeen in ieder geval wel vaststaat, is dat u zich op een plek bevond waar het u niet was toegestaan te zijn.
Tijdens het gesprek hebben wij u gewezen op de afspraken die met u zijn gemaakt op 19 januari 2017 waarbij voorwaarden zijn vastgelegd waaronder ACV bereid was het toen gegeven ontslag op staande voet in te trekken. Onderdeel van deze afspraken was, onder andere, dat het u niet langer was toegestaan om op het KCA-depot van ACV te komen. Toen wij u vroegen of u zich daaraan houdt, reageerde u door te zeggen dat u zich aan deze afspraken houdt en dat u nimmer op het KCA-depot komt. Nadat wij hierover doorvroegen liet u weten dat u naast het KCA rookt en vervolgens door het KCA loopt voor persoonlijke hygiëne. Na kort te hebben doorgevraagd, kwam u derhalve al terug op uw eerdere stellige ontkenning op enig moment op het KCA-depot aanwezig te zijn.
Wij hebben u vervolgens geconfronteerd met beelden waarop te zien is dat u meerdere malen vroeg in de morgen rond 6.30 met uw scooter het terrein van ons afvalbrengstation oprijdt om vervolgens of naar de wit en bruin goed containers en/of naar het KCA depot te rijden. (…)
Wij hebben u ermee geconfronteerd dat voor ACV definitief de maat vol is en dat wij gezien de ernst van de situatie niet anders kunnen dan de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Nu jij je opnieuw schuldig hebt gemaakt aan grove schending van de afspraken die bij ACV in algemene zin en met jou in meer specifieke zin gelden. Zo heb je in ieder geval de afspraak geschonden om niet op het KCA-depot aanwezig te zijn. Bij schending van deze afspraak hebben wij u ten tijde van het ontslag op staande voet uit 2017 erop gewezen dat bij overtreding van de afspraken ontslag op staande voet zou volgen.
Zoals met u besproken, achten wij uw handelen pertinent een ontslag op staande voet waardig. Echter, vanwege de grote gevolgen van een ontslag op staande voet en jouw persoonlijke omstandigheden, hebben wij besloten daar niet toe over te gaan. Het voortzetten van het dienstverband is evenwel absoluut uitgesloten.
2.8.
De gemachtigde van [naam verweerder] reageert op 17 december 2018 als volgt.
(…)
Op 6 december 2018 is er – zo maak ik uit uw brief op – een KCA-ton vol medicijnen gevonden bij een bosje grenzend aan het ACV terrein, in de nabijheid van een opengeknipt hek. Cliënt heeft met het openknippen van dat hek en/of het naar buiten brengen van de KCA-ton niets te maken.
(…)
Vervolgens heeft u aangegeven uit de beelden de conclusie te hebben getrokken dat cliënt een van de kernvoorwaarden van de afspraken van januari 2017 zou hebben geschonden: hij zou in weerwil van de afspraken op het KCA depot zijn geweest.
(…) uit uw beschrijving van de inhoud van het beeldmateriaal maak ik op dat er geen beelden zijn waar op valt te zien dat cliënt in het KCA-depot is geweest. Hij heeft ook zelf niet erkend daar zonder toestemming te zijn geweest (hij heeft naar ik begrijp één keer gevraagd of hij er zijn handen mocht wassen en dat mocht). Dus waar u uw conclusie op baseert dat cliënt zich niet aan de letter dan wel de geest van de gemaakte afspraken heeft gehouden is bepaald raadselachtig.
(…)
2.9.
[naam verweerder] meldt zich op 15 januari 2019 ziek.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
ACV verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [naam verweerder] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden op grond van:
Primair
I. artikel 7:669 lid 3 sub e Burgerlijk Wetboek (BW), verwijtbaar handelen of nalaten van [naam verweerder] , zodanig dat van ACV in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
II. nu sprake is van niet alleen verwijtbaar handelen, maar in deze [naam verweerder] een ernstig verwijt te maken valt, wordt verzocht de opzegtermijn niet in acht te nemen, althans op de korst mogelijke datum te ontbinden zonder toekenning van de transitievergoeding;
Subsidiair
III. artikel 7:669 lid 3 sub g BW, een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van ACV in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
Meer subsidiair
IV. artikel 7:669 lid 3 sub h BW, andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van ACV in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.2.
ACV legt aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst het volgende ten grondslag. Zij stelt dat [naam verweerder] in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden voor de intrekking van het ontslag op staande voet (rechtsoverweging 2.5.) door aanwezig te zijn op het KCA-depot. Zij stelt voorts dat [naam verweerder] in strijd met de huis- en gedragsregels (rechtsoverweging 2.2.) zich een goed heeft toegeëigend. ACV heeft ter onderbouwing van haar stellingen camerabeelden overgelegd. ACV stelt zich op het standpunt dat voornoemd handelen van [naam verweerder] is te kwalificeren als (ernstig) verwijtbaar dan wel dat het handelen leidt tot een verstoorde arbeidsverhouding of tot andere omstandigheden zodanig dat van ACV het laten voortduren van de arbeidsovereenkomst niet kan worden gevergd.
3.3.
[naam verweerder] voert gemotiveerd verweer. Hij erkent dat hij het KCA-depot eenmaal - met toestemming - heeft betreden om zijn handen te wassen. [naam verweerder] betwist dat hij vaker het KCA-depot is binnengegaan. Hij voert aan dat op de camerabeelden ook niet is te zien dat hij het KCA-depot binnengaat. [naam verweerder] voert aan dat hij naast het KCA-depot rookt. Hij betwist voorts dat hij zich een goed zou hebben toegeëigend. [naam verweerder] erkent dat hij met een onderdeel van een kapotte stofzuiger in zijn handen in de buurt van een container liep. Dit is ook op de camerabeelden te zien, aldus [naam verweerder] . Hij voert hiervoor als verklaring aan dat hij het stofzuigeronderdeel van huis heeft meegenomen met de intentie dit bij ACV weg te gooien. Hij heeft zich echter op het laatste moment bedacht en het onderdeel niet weggegooid, maar weer mee teruggenomen omdat hij dit nog kon gebruiken. Op de camerabeelden is ook niet te zien dat hij het goed uit een container haalt, aldus [naam verweerder] . [naam verweerder] verzoekt primair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen, ACV te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie van de uiting “ [naam verweerder] geschorst” op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat ACV nalaat aan dit gebod te voldoen en ACV te gebieden [naam verweerder] toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat ACV nalaat aan dit gebod te voldoen.
3.4.
[naam verweerder] verzoekt subsidiair en voorwaardelijk, voor het geval de kantonrechter mocht oordelen dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt:
- de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ACV als bedoeld in artikel 7:671c lid 1 BW;
- bij de bepaling van de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt rekening te houden met de in het geval van [naam verweerder] van toepassing zijnde fictieve opzegtermijn;
- ACV te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding waarop [naam verweerder] per einddatum recht zal hebben;
- ACV te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:671c lid 2 BW ter hoogte van € 170.000,00 bruto, althans een vergoeding in goede justitie te bepalen, vanwege de door [naam verweerder] te lijden materiële schade;
- ACV te veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van € 10.000,00 netto, althans een vergoeding in goede justitie te bepalen, als compensatie voor de immateriële schade die [naam verweerder] heeft ondervonden door het ernstig verwijtbaar handelen van ACV;
- ACV te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van de gevorderde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
- ACV te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.5.
Op de standpunten van partijen ten aanzien van het voorwaardelijk tegenverzoek wordt hierna, indien nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat ACV haar ontbindingsverzoek baseert op twee incidenten, te weten: het toe-eigenen van een goed en het aanwezig zijn op het KCA-depot. Deze twee incidenten zullen hierna achtereenvolgens worden beoordeeld.
4.2.
Ten aanzien van het al dan niet toe-eigenen van een goed dat toebehoort aan ACV oordeelt de kantonrechter als volgt. Op de camerabeelden van 29 november 2018 is te zien dat [naam verweerder] met een “iets” (hierna: het goed) in zijn handen langs containers loopt en vervolgens op zijn scooter weg rijdt. Alhoewel de scooter van [naam verweerder] buiten het zicht van de camera staat en het niet is te zien dat [naam verweerder] het goed op de scooter meeneemt, is dit gelet op de verklaring van [naam verweerder] wel aannemelijk. Op de camerabeelden is niet te zien dat [naam verweerder] het goed uit één van de containers haalt. Wanneer [naam verweerder] in beeld komt heeft hij het goed immers al in zijn handen. Nu op de camerabeelden niet te zien is waar het goed vandaan komt en [naam verweerder] heeft uitgelegd dat hij het goed van huis heeft meegenomen, is niet komen vast te staan dat [naam verweerder] een goed van ACV heeft meegenomen. Dit betekent dat ACV niet aannemelijk heeft gemaakt dat [naam verweerder] heeft gehandeld in strijd met de huis- en gedragsregels (rechtsoverweging 2.2.).
4.3.
Ten aanzien van het al dan niet in strijd handelen met de (aanvullende) voorwaarde dat het [naam verweerder] niet is toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot van ACV (rechtsoverweging 2.5.) oordeelt de kantonrechter als volgt. Tussen partijen staat ter discussie wat onder ‘aanwezig zijn op het KCA-depot’ moet worden verstaan.
4.4.
Ter verduidelijking de plattegrond van het bewuste gebied op het ACV-terrein:
7. KCA inname / sorteerruimte
8. KCA-depot
9. KCA laad- /losplaats
4.5.
ACV stelt dat [naam verweerder] zowel buiten op het KCA-depot is geweest als binnen in het KCA-depot. ACV stelt zich op het standpunt dat de afspraak met [naam verweerder] - dat het hem niet is toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot - inhoudt dat hij niet in de ruimtes 7 en 8 mag komen en evenmin onder het afdak van de laad- en losplaats (ruimte 9). Onder het afdak bevindt zich de ‘KCA-auto’ met daarin ingeleverde medicijnen en ACV stelt dat zij niet weet of deze auto elke avond wordt geleegd en of deze auto goed wordt afgesloten. Bovendien kan het zo zijn dat [naam verweerder] heimelijk een sleutel heeft laten bijmaken, aldus ACV. Via ruimte 9 kunnen de (gesloten) ruimtes 7 en 8 worden betreden. In één van deze ruimtes zijn toiletten.
4.6.
[naam verweerder] betwist de ruimere uitleg van ACV van het begrip ‘KCA-depot’, zoals opgenomen als voorwaarde 4 in de brief van 19 januari 2017. [naam verweerder] betwist dat het afdak van de laad- en losplaats (ruimte 9) onder dit begrip valt. Hij voert aan dat er een rookplek is bij het KCA-depot en dat hij daar dagelijks, sinds februari 2018, rookt. Tevens staat er een compressor naast de KCA laad- en losplaats waarmee [naam verweerder] wel eens de band van zijn scooter oppompt, aldus [naam verweerder] . De ene keer dat hij in het KCA-depot is geweest (ruimte 7 of 8) heeft hij zijn handen gewassen nadat hij hiervoor desgevraagd toestemming van een (hoger in hiërarchie staande) collega de heer Boemer heeft gekregen, aldus [naam verweerder] .
4.7.
Op de in het geding gebrachte camerabeelden is niet te zien dat [naam verweerder] de ruimtes 7 of 8 binnen gaat en/of onder het afdak van de laad- en losplaats (ruimte 9) komt. De camera is vanaf ruimte 15 gericht op de weg naar achteren (op de plattegrond de stippellijn linksonder de KCA-ruimtes). Op de beelden is alleen te zien dat hij naar de achterkant van de KCA-ruimtes rijdt (de pijl op de plattegrond). [naam verweerder] voert aan dat hij op een rookplek heeft gerookt en gebruikt heeft gemaakt van een compressor. Niet is gesteld of gebleken dat de bewuste rookplek en/of de compressor zich onder het afdak bevinden. Daarom zal hierna steeds worden uitgegaan van de situatie ‘onder of nabij het afdak’.
4.8.
De kantonrechter volgt de door ACV gegeven ruime uitleg van de voorwaarde ‘het is u niet toegestaan om aanwezig te zijn op het KCA-depot van ACV’ niet. Als het [naam verweerder] ook niet was toegestaan onder of nabij het afdak te komen, waar – zo is door ACV aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling – ook een KCA-auto met daarin medicijnen kan worden geparkeerd, dan had ACV dit duidelijk(er) moeten opnemen in de brief van 19 januari 2017 in punt 4. Dat het verboden gebied, het KCA-depot van ACV, niet nader is omschreven laat ruimte voor de uitleg die [naam verweerder] aan de voorwaarde geeft, namelijk dat hij onder of nabij het afdak, op een daar ingerichte rookplek mocht roken en bijvoorbeeld ook gebruik mocht maken van de onder dan wel nabij het afdak aanwezige compressor waarmee onder meer banden kunnen worden opgepompt. Dat [naam verweerder] ondanks dat het niet expliciet in de voorwaarde is opgenomen, wist of had moeten weten dat hij niet onder of nabij het afdak mocht komen, is niet aannemelijk geworden. ACV heeft weliswaar gesteld dat het doel van de voorwaarde was dat [naam verweerder] niet in de buurt van medicijnen kon komen, maar daaruit volgt niet zonder meer dat [naam verweerder] moest begrijpen dat hij ook niet in de buurt van de onder het afdak geparkeerde KCA-auto mocht komen. Uit niets blijkt dat de mogelijke aanwezigheid van de KCA-auto maakt dat hij ook niet onder of nabij het afdak mocht komen. De stelling van ACV dat het mogelijk is dat [naam verweerder] een sleutel van de KCA-auto heeft laten bijmaken passeert de kantonrechter, omdat ACV deze stelling niet heeft onderbouwd. Nu de ruime uitleg van de voorwaarde niet wordt gevolgd, levert de aanwezigheid van [naam verweerder] onder of nabij het afdak (ruimte 9) geen schending op van de tussen partijen overeengekomen voorwaarde.
4.9.
Voorts is wel onweersproken komen vast te staan dat [naam verweerder] eenmaal in het KCA-depot of de KCA inname / sorteerruimte is geweest. [naam verweerder] heeft hiermee in strijd gehandeld met de tussen partijen overeengekomen voorwaarde 4. (rechtsoverweging 2.5.). Naar het oordeel van de kantonrechter is deze eenmalige overtreding in de periode van 19 januari 2017 tot en met 7 december 2018 om, met toestemming van een collega, zijn handen te wassen, niet te kwalificeren als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [naam verweerder] .
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat het primaire verzoek van ACV, ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zal worden afgewezen.
4.11.
Vervolgens ligt het subsidiaire verzoek van ACV ter beoordeling voor. Een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gebaseerd op een verstoorde arbeidsverhouding kan worden toegewezen, indien sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. De hiervoor vastgestelde eenmalige schending van het verbod om op het KCA-depot aanwezig te zijn, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende voor het aannemen van een dergelijke verstoring van de arbeidsrelatie. De stelling van ACV dat zij het vertrouwen in [naam verweerder] structureel is verloren, mist voldoende feitelijke grondslag. De feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd zijn door [naam verweerder] betwist en door ACV, ook in deze procedure, onvoldoende aannemelijk gemaakt. [naam verweerder] betwist immers zijn betrokkenheid bij het incident op 6 december 2018 (zoals opgenomen in de brief van 10 december 2018, rechtsoverweging 2.7.) met het opengeknipte hek en de vondst van de KCA-ton met medicijnen en ACV heeft in het licht van die betwisting haar stellingen op dit punt niet nader onderbouwd. ACV heeft haar stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding namelijk onder meer gebaseerd op de door ACV in 2016 gestelde en door [naam verweerder] betwiste dringende reden en de door [naam verweerder] gestelde en door [naam verweerder] betwiste betrokkenheid bij de vondst van een ton medicijnen op 6 december 2018. Daarmee baseert ACV haar stelling op aannames en niet op vaststaande feiten. ACV heeft geen concrete stellingen ingenomen, die – mits bewezen – tot het oordeel leiden dat wel sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. In die situatie wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Dit geldt eveneens voor de meer subsidiaire grondslag van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens andere omstandigheden.
4.12.
De kantonrechter is gelet op al het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wijst het verzoek daartoe daarom af.
4.13.
Het verzoek van [naam verweerder] om ACV te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie van de uiting “ [naam verweerder] geschorst” wijst de kantonrechter af, omdat dit verzoek onvoldoende concreet is onderbouwd. Bij dit verzoek ontbreekt immers de tekst of strekking van de rectificatie of anderszins een onderbouwing van de wijze waarop ACV zou moeten rectificeren. De kantonrechter zal het verzoek van [naam verweerder] om hem toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden toewijzen zodra en voor zover hij is hersteld (gelet op de ziekmelding van 15 januari 2019, rechtsoverweging 2.9.). De kantonrechter ziet gelet op de omstandigheden geen aanleiding om de verzochte dwangsommen toe te wijzen.
4.14.
ACV wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
Voorwaardelijk tegenverzoek
4.15.
De kantonrechter stelt vervolgens vast dat niet aan het voorwaardelijk tegenverzoek van [naam verweerder] wordt toegekomen, omdat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en daarmee niet is voldaan aan de voorwaarde voor het tegenverzoek. De kantonrechter begroot de proceskosten van het tegenverzoek aan de kant van ACV op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek van ACV tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [naam verweerder] af;
5.2.
veroordeelt ACV om [naam verweerder] toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden zodra en voor zover hij is hersteld;
5.3.
veroordeelt ACV in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [naam verweerder] begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2019.