ECLI:NL:RBGEL:2019:2209

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
05/720046-19 + 21/001144-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot afpersing en diefstal met geweld

Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing en diefstal. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van een kassière in een supermarkt met een mes en het eisen van geld. Dit gebeurde op 7 januari 2019. De kassière heeft de bedreiging weten te weerstaan door collega's om hulp te vragen, waardoor de verdachte zonder geld is vertrokken. Daarnaast heeft de verdachte op 7 mei 2018 een voorbijganger bedreigd en om geld gevraagd, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, wat de rechtbank heeft opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte. De verdachte heeft een lange geschiedenis van gewelds- en vermogensdelicten, wat heeft geleid tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720046-19 + 21/001144-16 (TUL)
Datum uitspraak : 21 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid,
raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen in/uit een supermarkt van [naam 1] , gelegen aan de [adres 1] te Arnhem met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (de kassière) [naam 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-(dreigend) tegen die [naam 2] heeft gezegd: 'maak de lade open en doe het geld in de tas of ik steek je neer', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) aan die [naam 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] (kassière [naam 1] ) te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [naam 1] toebehoorde,
-(dreigend) tegen die [naam 2] heeft gezegd: 'maak de lade open en doe het geld in de tas of ik steek je neer', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) aan die [naam 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2018 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-aan die [naam 3] heeft gevraagd of hij een paar tientjes had, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) tegen die [naam 3] heeft gezegd: 'als ik het moet halen dan heb je een groter probleem want je hebt geen idee wie ik ben. Ik ben een gangster
en ik pleeg moordies voor 20 euries', althans woorden van soortgelijke aard
en/of strekking en/of
-die [naam 3] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand tegen zijn armen en/of (boven)lichaam heeft getikt en/of geslagen en/of gestompt en/of
-tegen die [naam 3] heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-die [naam 3] meermalen, althans eenmaal tegen zijn zij en/of (boven)lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 7 mei 2018 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 3] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [naam 3] toebehoorde,
-aan die [naam 3] heeft gevraagd of hij een paar tientjes had, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) tegen die [naam 3] heeft gezegd: 'als ik het moet halen dan heb je een groter probleem want je hebt geen idee wie ik ben. Ik ben een gangster
en ik pleeg moordies voor 20 euries', althans woorden van soortgelijke aard
en/of strekking en/of
-die [naam 3] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand tegen zijn armen en/of (boven)lichaam heeft getikt en/of geslagen en/of
gestompt en/of
-tegen die [naam 3] heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-die [naam 3] meermalen, althans eenmaal tegen zijn zij en/of (boven)lichaam
heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Arnhem, een bankpas van [naam 4] (IBAN: [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 5] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Arnhem met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 6 januari 2019 te Arnhem, een geldbedrag van ongeveer 910 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[naam 5] , heeft weggenomen in/uit een geldautomaat met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: -zonder toestemming gebruik te maken van een bankpas (IBAN:
[nummer] ) op naam van die [naam 5] en/of de (bij die bankpas
behorende) pincode.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 januari 2019 was [naam 2] als kassière aan het werk bij de [naam 1] aan de [adres 1] te Arnhem. Op een gegeven moment stond een man voor haar kassa die tegen haar zei: “Maak de lade open en doe geld in deze tas of ik steek je neer.” [naam 2] heeft via haar oortje collega’s om hulp gevraagd en deze zijn haar kant op komen lopen. De man is toen weggegaan zonder wisselgeld aan te nemen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat het bewijs dat verdachte het feit zou hebben gepleegd slechts gebaseerd is op de herkenningen door de politie en dat hiermee behoedzaam dient te worden omgegaan. In dit geval is de kwaliteit van de foto van de vermeende dader niet goed genoeg om onderscheidende gezichtskenmerken waar te nemen, onder meer omdat de dader op de foto een muts op heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [naam 2] heeft verklaard ook gezien te hebben dat de man een lemmet in zijn hand hield toen hij haar bedreigde, waarbij zij zag dat het heft in de mouw van zijn jas verdween. Het was volgens haar een keukenmes. Het lemmet kwam tot halverwege zijn handpalm. [3] Op een print van de gevorderde camerabeelden is te zien een “zwart puntig voorwerp uit rechtermouw in hand verdachte”, aldus [verbalisant 1] , Brigadier van politie. [4] Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank, ondanks dat de getuigen geen mes hebben gezien, bewezen dat de dader een mes aan aangeefster heeft getoond.
In een aandachtvestiging van de politie werd een afbeelding verspreid van de pleger van bovengenoemd feit. Meerdere verbalisanten meenden op deze afbeelding verdachte te herkennen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft hierover opgeschreven dat hij een aantal jaar geleden ketenagent van verdachte was en ook tijdens surveillancediensten regelmatig met hem in aanraking is gekomen. Hij volgt verdachte nog steeds en ontvangt wanneer deze met de politie in aanraking komt e-mails met informatie over hem. Hij herkent het gezicht van verdachte en dan met name zijn ogen, neus en kleur van zijn gezichtshaar. [5] Verbalisant [verbalisant 3] heeft opgeschreven dat hij verdachte meteen op de afbeelding herkende. Hij heeft de afgelopen jaren ambtshalve regelmatig met verdachte te maken gehad. Eind 2018 heeft hij nog meerdere verhoren van hem afgenomen. [6]
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt des te meer wanneer deze herkenningen, zoals in dit geval, het enige bewijsmiddel zijn dat de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kan aantonen. De rechtbank dient te beoordelen of de herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer van belang te weten om welke reden verbalisanten in staat zijn een verdachte te herkennen. Daarnaast is van belang aan welke persoonskenmerken verdachte wordt herkend. Tot slot is de kwaliteit van de camerabeelden van belang en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat [verbalisant 2] en [verbalisant 3] duidelijk hebben omschreven om welke reden ze verdachte kennen; ze zijn hem regelmatig, en ten tijde van de herkenning ook recent nog, ambtshalve tegen gekomen in hun werk. Ook heeft [verbalisant 2] goed omschreven aan welke persoonskenmerken hij verdachte herkent. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de afbeelding waarop verdachte herkend is van voldoende kwaliteit is om duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Dat de persoon op de foto een muts op heeft staat daar niet aan in de weg, nu de overige gezichtskenmerken wel goed zichtbaar zijn. De rechtbank acht de herkenningen door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dan ook betrouwbaar.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot afpersing.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 mei 2018 bevond aangever [naam 3] zich op een verkeerskruising in Arnhem. Verdachte en [getuige 1] waren hier ook en zaten op een scooter. Verdachte heeft aan [naam 3] gevraagd of hij een paar tientjes had. Dat had [naam 3] niet. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. Verdachte heeft verklaard niet te hebben gedreigd of geweld te hebben gebruikt toen hij [naam 3] om geld vroeg. Op deze punten is er onvoldoende steunbewijs. Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het geweld.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 3] heeft verklaard dat, nadat hij de jongen had geantwoord dat hij geen geld bij zich had, de jongen van zijn scooter stapte en in de richting van aangever kwam gelopen. Terwijl hij dit deed zei hij: “Als ik het moet halen dan heb je een groter probleem, want je hebt geen idee wie ik ben, ik ben een gangster en ik pleeg moordies voor 20 euries.” De jongen kwam bij aangever staan. Aangever zei nogmaals dat hij niets bij zich had. De sfeer sloeg toen om. De jongen kwam vlakbij hem staan en gaf een paar tikjes tegen zijn armen. De jongen zei toen een paar keer dat aangever niet met hem moest fucken en dat hij zijn zakken leeg moest maken. Aangever heeft toen zijn broekzakken leeg gemaakt en aan de jongen laten zien dat hij echt niets bij zich had. Aangever was op dat moment echt bang dat de jongen hem iets aan zou doen. De jongen werd boos en trapte in de richting van de rechterheup van aangever. Aangever kon deze trap afweren. De jongen zei toen: “Jongen jij hebt echt niks he.” De jongen liep toen terug naar zijn scooter en zei nog iets tegen de andere jongen op de scooter. [8]
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte van de scooter is afgestapt en naar aangever toe is gelopen. Iets later zag [getuige 1] dat verdachte direct bij aangever stond. Hij zag dat ze aan het communiceren waren en dat verdachte druk met zijn armen bewoog. Uiteindelijk stapte verdachte weer bij hem op de scooter. Verdachte zei toen: “Mensen zijn dom hè. Mensen laten zomaar hun portemonnee zien.” Ook zei hij dat die jongen geen geld had. [9]
Verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt of gedreigd heeft met geweld toen hij aangever om geld vroeg. De rechtbank is echter van oordeel dat het tenlastegelegde bewezen kan worden doordat de aangifte voldoende wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . Allereerst omdat [getuige 1] heeft gezien dat verdachte druk met zijn armen bewoog toen hij met aangever aan het praten was. De rechtbank overweegt dat dit past in de verklaring van aangever dat verdachte agressief gedrag vertoonde; het spreekt ook tegen dat verdachte, zoals hij wil doen geloven, met aangever een rustig gesprek heeft gevoerd. Ten tweede vindt de verklaring van aangever bevestiging in het feit dat verdachte volgens [getuige 1] tegen [getuige 1] heeft gezegd dat aangever zijn portemonnee heeft laten zien. Ook deze uitspraak past niet in een gesprek waarin verdachte rustig aan aangever heeft gevraagd of hij geld bij zich had. Dit past veel meer in een gesprek waarin aangever zich door de bewoordingen of het gedrag van verdachte zodanig bedreigd voelde dat hij zich gedwongen voelde zijn portemonnee te laten zien of zijn zakken te legen. De rechtbank heeft ook de overtuiging dat het zo is gegaan als aangever heeft verklaard, nu zij geen reden heeft om aan de verklaring van aangever te twijfelen. Ook de verklaring van [getuige 1] acht de rechtbank betrouwbaar. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] , dat verdachte de overhand op [getuige 1] heeft, is namelijk niet te verwachten dat [getuige 1] een voor verdachte belastende verklaring zou afleggen terwijl dit niet waar zou zijn. De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.
Feit 3 en 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , p. 111-115;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 januari 2019 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [naam 2] (kassière [naam 1] ) te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel
of ten deleaan [naam 1] toebehoorde,
-(dreigend) tegen die [naam 2] heeft gezegd: 'maak de lade open en doe het geld in de tas of ik steek je neer'
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen/of
-(dreigend) aan die [naam 2] een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpheeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks7 mei 2018 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [naam 3] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel
of ten deleaan die [naam 3] toebehoorde,
-aan die [naam 3] heeft gevraagd of hij een paar tientjes had
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
-(dreigend) tegen die [naam 3] heeft gezegd: 'als ik het moet halen dan heb je een groter probleem want je hebt geen idee wie ik ben. Ik ben een gangster en ik pleeg moordies voor
20 euries'
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
-die [naam 3]
meermalen, althanseenmaal met
gebalde vuist en/ofvlakke hand tegen zijn armen
en/of (boven)lichaamheeft getikt
en/of geslagen en/of gestompten
/of
-tegen die [naam 3] heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-die [naam 3] meermalen, althans eenmaal tegen zijn zij en/of (boven)lichaam
heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks5 januari 2019 te Arnhem, een bankpas van [naam 4] (IBAN: [nummer] )
, in elk geval enig goed, die geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 5] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Arnhem met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op
of omstreeks6 januari 2019 te Arnhem, een geldbedrag van ongeveer 910 euro,
in elk geval enig geldbedrag,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan
[naam 5] , heeft weggenomen
in/uit een geldautomaat met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: zonder toestemming gebruik te maken van een bankpas (IBAN:
[nummer] ) op naam van die [naam 5] en
/ofde (bij die bankpas
behorende) pincode.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2, telkens:
Poging tot afpersing
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen ISD-maatregel op te leggen omdat dit geen geschikt middel is gebleken om de recidive te doorbreken. In plaats daarvan heeft de verdediging verzocht om verdachte kaal af te straffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 maart 2019;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, gedateerd 18 april 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal feiten. Hij heeft tegen een toen 16-jarig meisje, dat bij de supermarkt als kassière aan het werk was, gezegd dat hij haar neer zou steken als zij geen geld uit de kassa zou halen en haar daarbij ook een mes getoond. Omdat het meisje haar collega’s er snel bij wist te roepen heeft verdachte geen geld mee kunnen nemen. Daarnaast heeft verdachte een willekeurige voorbijganger op straat om geld gevraagd, waarbij hij weer woordelijke bedreigingen heeft geuit en de man een tik heeft gegeven. Tot slot heeft hij de pinpas van zijn moeder gestolen en hiermee een geldbedrag gepind.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zo’n jong meisje heeft bedreigd en hierbij ook nog een mes heeft getoond. Een dergelijk feit, evenals de poging tot straatroof, moet grote indruk hebben gemaakt op de betrokken slachtoffers. Ook roepen dit soort feiten bij de samenleving gevoelens van onveiligheid op. Daarnaast schrikt verdachte er kennelijk niet voor terug zijn eigen moeder te bestelen en op die manier haar vertrouwen te beschamen. Ook dit neemt de rechtbank hoog op.
Verdachte is in de afgelopen jaren al veelvuldig voor vermogensdelicten en geweldsdelicten veroordeeld. Hij heeft hiervoor in 2015 zelfs een ISD-maatregel opgelegd gekregen. In het reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte in de extramurale fase van dit traject uit GGnet was teruggehaald vanwege agressief gedrag. De afgelopen jaren is bij verdachte van alles geprobeerd, zowel klinisch als ambulant, om tot gedragsverandering te komen. Het lukt verdachte echter niet om dit voor langere tijd vast te houden. Verdachte valt bij tegenslagen snel terug in middelengebruik, krijgt financiële problemen en gaat dan delicten plegen. Daarnaast heeft hij een gebrek aan stabiele huisvesting en zinvolle dagbesteding. De reclassering heeft geadviseerd een ISD-maatregel op te leggen omdat eerdere interventies niet het nodige kader hebben geboden voor blijvende gedragsverandering.
De rechtbank overweegt dat de ISD-maatregel enerzijds gericht is op behandeling van de verdachte ter beëindiging van de recidive en anderzijds op beveiliging van de maatschappij doordat de verdachte, terwijl hij de maatregel ondergaat, geen nieuwe strafbare feiten kan plegen. Verdachte heeft verklaard niet mee te zullen werken aan behandelingen die hem in het kader van de ISD-maatregel geboden kunnen worden. De rechtbank heeft gelet op deze houding van verdachte en zijn geschiedenis dan ook niet de verwachting dat de ISD-maatregel zal bijdragen aan gedragsverandering en beëindiging van de recidive. Als doel van de ISD-maatregel blijft dan over beveiliging van de maatschappij. De ernstige feiten die verdachte heeft gepleegd en zijn veelvuldige recidive rechtvaardigen echter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de twee jaren die de ISD-maatregel zou duren. De rechtbank acht daarom de ISD-maatregel niet passend, ziet daarin ook geen toegevoegde waarde, en zal deze niet opleggen. Zij zal in plaats daarvan de officier van justitie volgen in haar eis en een gevangenisstraf van 30 maanden opleggen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 weken, op 23 mei 2017 opgelegd door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ten uitvoer dient te worden gelegd. Verdachte heeft zich in de proeftijd immers schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2017 te weten van:
5 (vijf) weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2019011142, gesloten op 5 maart 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [naam 2] , mede namens [naam 1] , p.64-65, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p.85, en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p.88-89.
3.Proces-verbaal aangifte [naam 2] mede namens [naam 1] p.65.
4.Beelden bewakingscamera Supermarkt, afbeelding met cameratijd 22.54;58 p.73.
5.Proces-verbaal van bevindingen p.78.
6.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar p.79.
7.Proces-verbaal aangifte [naam 3] p.97-98, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p.108 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 mei 2019.
8.Proces-verbaal aangifte [naam 3] p.98.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p.108.