ECLI:NL:RBGEL:2019:233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
c/05/336002 HA ZA 18-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking inboedelverzekering bij langdurige afwezigheid van de verzekerde

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. De eiser had een inboedelverzekering afgesloten en vorderde een schadevergoeding van € 15.000,00 na diefstal van goederen uit zijn woning. De verzekeraar weigerde echter uitkering, omdat de woning gedurende een verwachte periode van langer dan twee maanden niet in gebruik zou zijn geweest, wat volgens de polisvoorwaarden geen dekking biedt voor schade door diefstal. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn mededelingsplicht had geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over de gestolen goederen en dat de verzekering geen dekking bood. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de eiser de gemaakte onderzoekskosten van de verzekeraar, tot een bedrag van € 5.518,85, moest vergoeden. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/336002 / HA ZA 18-21
Vonnis van 2 januari 2019
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
toevoegingsnummer: [0XX0000]
advocaat mr. Y.Y. Au Yeung te Arnhem,
tegen
naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZ.MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.H. Rijpkema te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisende partij] of eiser enerzijds en Nationale-Nederlanden anderzijds genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 juni 2018
  • het proces-verbaal en de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 14 september 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser, van [buitenlandse] afkomst en sinds ongeveer 2009 woonachtig in Nederland, heeft met betrekking tot zijn toenmalige huurwoning (verder: de woning) op 7 februari 2015 een inboedelverzekering afgesloten bij Nationale-Nederlanden.
2.2.
In de op de verzekering toepasselijke polisvoorwaarden staat, onder meer, het volgende:
10.4.1
In de woning
Gedekt is alle schade ontstaan door:
a.
een onvoorziene, plotselinge, onverwachte gebeurtenis die van buiten af op de verzekerde zaken inwerkt. (…)
(…)
Aanvullend aan deze algemene uitsluitingen biedt de polis geen dekking voor schade:
11.2
door diefstal of poging daartoe (…) zolang het woonhuis geheel of gedeeltelijk is gekraakt of het woonhuis geheel of grotendeels leegstaat dan wel, voor een aaneengesloten periode die (naar verwachting) langer dan twee maanden zal duren, niet meer in gebruik is; (…)
2.3.
Op 12 februari 2015, vijf dagen na het afsluiten van de verzekering, is eiser op reis gegaan met het vliegtuig. Hij was, naar eigen zeggen, van plan naar Amerika af te reizen.
2.4.
Op 21 februari 2015 heeft de politie in de woning van eiser (voorbereidingen voor) een hennepkwekerij aangetroffen. Hierop zijn de sloten van de woning vervangen en is de woning (deels) ontruimd door de verhuurder van de woning, een woningbouwvereniging. Door de woningbouwvereniging zijn de in de woning aanwezige goederen van waarde opgeslagen in een container.
2.5.
Op 9 maart 2015 is eiser weer teruggekeerd in Nederland. Na thuiskomst, volgens eigen zeggen op 10 maart 2015, ontdekte hij dat de sloten van zijn woning waren vervangen. Eiser heeft contact opgenomen met de politie en de woningbouwvereniging en heeft op enig moment de door de woningbouwvereniging in de container opgeslagen goederen opgehaald.
2.6.
Bij brief van 1 mei 2015 heeft (de toenmalig advocaat van) eiser een schadeformulier aan Nationale-Nederlanden doen toekomen. Op het schadeformulier staat, onder meer, het volgende vermeld:
Tijdens een kort verblijf in het buitenland is ingebroken in mijn huis door onbekenden. Zij zijn daar een wietplantage gaan voorbereiden en de verhuurder heeft, na ontdekking van die activiteiten door de politie, het huis leeggehaald en al mijn spullen laten vernielen.
Op het schadeformulier is als aanschafprijs voor de beschadigde of vermiste voorwerpen een bedrag van € 25.000,- opgenomen.
2.7.
In een brief 4 mei 2015 schrijft de advocaat van de woningbouwvereniging van eiser aan de toenmalig advocaat van eiser over de door haar opgeslagen en door eiser opgehaalde goederen het volgende:
De spullen van waarde zijn opgeslagen bij cliënte en later door uw cliënt opgehaald. Het betreft een televisie, monitor, boormachine, pomp, fiets, hometrainer en grasmaaier.
2.8.
In opdracht van Nationale-Nederlanden heeft CED Nederland B.V. (verder: CED) onderzoek gedaan naar de schademelding. Hiervan is op 3 juni 2015 een rapport opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. In het rapport schrijft CED dat eiser er vooralsnog niet in geslaagd is de schade aantoonbaar te maken. Ook schrijft CED:
Verzekerde stelde zich heel simpel op door te zeggen wat een mens als alleenstaande nodig heeft aan inboedel en vindt dan een bedrag van € 25.000,00 zeer redelijk en zeker niet moeilijk doen.
2.9.
Op 19 juli [2015] heeft eiser bij de politie aangifte gedaan van diefstal van goederen uit zijn woning. In de door eiser ondertekende aangifte staat, met betrekking tot de door hem als gestolen opgegegeven goederen, onder meer, het volgende:
Ik ben in veertien verschillende landen geweest. Van elk land had ik verschillende valuta en deze had ik opgeborgen in een bruin lederen album. In totaal zat er voor een bedrag van zeker 8000 euro in het album. Deze had ik opgeborgen in een Samsonite koffer en dit koffer stond in een kast in mijn slaapkamer. In de koffer lag ook een geldbedrag van 1000 USA dollar en diverse gouden sieraden van mijn overleden vrouw.
Mijn laptop, merk Apple, stond naast de computer in de woonkamer en deze laptop heb ik ook niet gevonden in genoemde container.
(…)
Mijn zilverkleurige herenfiets van het merk Gazelle had ik in de woonkamer staan omdat ik bang was dat deze uit de schuur zou worden gestolen.
2.10.
Ook onderzoeksbureau Confid heeft, in opdracht van Nationale-Nederlanden, onderzoek gedaan naar de schadeclaim van eiser. Confid heeft hiertoe op 21 augustus 2015 gesproken met eiser en diens toenmalig advocaat. Bij het gesprek is een tolk aanwezig geweest. In het gesprek is door/namens eiser een lijst met vervreemde/niet meer bruikbare goederen overhandigd. Deze lijst is vertaald door de tolk en als bijlage gevoegd bij het, zich bij de stukken bevindende, rapport van Confid d.d. 23 januari 2016.
In de bijlage, die bestaat uit 71 onderdelen, staat onder meer, het volgende:
Nr. Beschrijving Prijs
(…)
9 Een laptop € 380,00
(…)
24 Contant geld $ 1000,00
(…)
26 Een album van oud geld van landen die ik bezocht had € 1800,00
(…)
33 TV € 650,00
(…)
40 Mannenfiets € 230,00
2.11.
Op 29 maart 2016 heeft Confid een nadere verklaring opgenomen van eiser. In deze door eiser ondertekende verklaring staat, voor zover van belang, het volgende:
(V) Wat was het merk/type van de laptop? Waar hebt u die gekocht en voor hoeveel? Aankoopbewijs?
(A) Als ik er een bewijs van had is dat verloren gegaan in de woning. Ik weet geen merk of type. Hoogstwaarschijnlijk heb ik de opgegeven prijs van € 380,00 ongeveer geschat.
(V) Kunt u de aanwezigheid van $1.000,00 cash in de woning aantonen? Waar is dit geld van afkomstig en waarom niet meegenomen naar Amerika?
(A) Na een ongeluk heb ik € 10.000,00 letselschadeuitkering gekregen. Voor nood liet ik $1.000,00 thuis. Op het moment dat ik ging vertrekken heb ik een deel van de € 10.000,00 omgewisseld in Dollars en dus $1.000,00 thuis gelaten. Ik weet niet meer waar ik het geld heb omgewisseld en heb daar ook geen bewijs van. (…)
(V) Kunt u het album met oud geld nader benoemen. Hoe komt u aan een schadebedrag van
€ 1.800,00?
(A) Alles is weg. Het was de prijs van antiek geld. Zelfs op dit moment verzamel ik oud geld. Het betrof geld van 1 cent, $ 20,00 tot $ 100,00. Zowel munten als bankbiljetten. Het bedrag van 1.800 euro is een jaar voor die tijd door mijzelf allemaal bij elkaar opgeteld, dat deed ik zelf. Dat was de verzamelprijs van alle bedragen die op de biljetten en munten stond. Het is zeker veel meer geld waard. Het geld lag in een kast en zat in een album speciaal voor geld. Het album zat in folie en die lag in de kast voor en deel voor kleding en andere spullen. Het album zat niet in een koffer. Ik kan de waarde helemaal niet schatten. Die 1.800,00 was een samenstelling van diverse munteenheden in dollars. Ik bedoel niet 1.800,00 maar het getal 1.800,00.
2.12.
Bij brief van 17 juni 2016 heeft Nationale-Nederlanden de schadeclaim van eiser afgewezen. In de brief geeft Nationale-Nederlanden aan dat gedurende het onderzoek is gebleken dat eiser de claim niet naar waarheid heeft ingediend. Nationale-Nederlanden geeft aan dat volgens haar sprake is van een poging haar met opzet te misleiden en te benadelen. Reden waarom er volgens de brief niets wordt uitgekeerd, de verzekering wordt beëindigd, eiser de onderzoekskosten moet terugbetalen aan Nationale Nederlanden en de (persoons)gegevens van eiser zijn geregistreerd in verschillende registers.
2.13.
Nationale-Nederlanden heeft drie aan haar gerichte facturen in het geding gebracht. Het betreft één factuur van CED d.d. 3 juni 2015 ad € 1.100,42 en twee facturen van Confid, respectievelijk d.d. 3 april 2016 ad € 1.701,56 en d.d. 27 februari 2016 ad € 2.716,87. Het totaalbedrag van deze facturen is € 5.518,85.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisende partij] vordert, na wijzing van eis ter comparitie, samengevat - dat de rechtbank Nationale-Nederlanden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot:
a. betaling van een bedrag van € 15.000,00 ten titel van voorschot op de schadevergoeding, op straffe van een dwangsom;
b. het ongedaan (laten) maken van de registraties in het incidentenregister of andere vergelijkbare registraties zoals in de gebeurtenisadministratie en het interne verwijzingsregister en het extern verwijzingsregister, op straffe van een dwangsom;
c. betaling van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
d. betaling van een bedrag van € 1.025,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
e. betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eisende partij] grondt zijn vordering op nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hij stelt dat sprake is geweest van diefstal van goederen uit zijn woning, een verzekerd voorval, en vordert een bedrag van € 15.000,- als (voorschot op de) geleden schade. [eisende partij] stelt dat Nationale-Nederlanden ten onrechte uitkering heeft geweigerd en zijn persoonsgegevens ten onrechte heeft geregistreerd. Hij vordert daarom ook ongedaanmaking van de verschillende registraties.
3.3.
Nationale-Nederlanden voert verweer.
Zij betwist in de eerste plaats dat zij gehouden is tot het doen van enige uitkering op grond van de verzekering. Zij betwist de diefstal en daarmee dat sprake is geweest van een verzekerd voorval. Voor zover mocht worden geoordeeld dat sprake was van diefstal, dan heeft volgens Nationale-Nederlanden te gelden dat nog steeds geen sprake is van een verzekerd voorval gelet op de uitsluiting op grond van artikel 11.2 van de polisvoorwaarden. [eisende partij] heeft immers zijn geplande langdurige afwezigheid niet gemeld.
Nationale-Nederlanden stelt zich subsidiair, voor zover geoordeeld mocht worden dat sprake is van een verzekerd voorval, op het standpunt dat het recht van op uitkering is vervallen. Zij voert hiertoe aan dat [eisende partij] tekort is geschoten in de nakoming van zijn inlichtingenplicht bij verwezenlijking van het risico met het opzet haar te misleiden (artikel 7:941 lid 5 BW). Meer subsidiair betwist Nationale-Nederlanden de juistheid van het gevorderde bedrag.
Nationale Nederlanden voert ten slotte aan dat zij eiser terecht en overeenkomstig de daarvoor geldende regels heeft geregistreerd in de toepasselijke registers.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Nationale-Nederlanden vordert samengevat - veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eisende partij] tot betaling van € 5.518,85, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Nationale-Nederlanden stelt dat [eisende partij] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Zij begroot haar als gevolg hiervan geleden schade op het totaalbedrag van de gemaakte onderzoekskosten ad € 5.518,85 (r.o. 2.13), welk bedrag zij vordert, vermeerderd met rente en kosten.
3.7.
[eisende partij] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk.
vordering in conventie onder a
4.2.
Eiser stelt dat sprake is van diefstal uit zijn woning en vordert nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Nationale-Nederlanden betwist de diefstal. Zij voert hiertoe, onder meer, aan dat door de politie geen braakschade is geconstateerd aan de woning en wijst er op dat uit verklaringen van buurtbewoners zou blijken dat de personen die de woning van eiser tijdens zijn afwezigheid gebruikten (en daar een hennepkwekerij hebben opgezet), de woning betraden met een sleutel.
Nationale-Nederlanden voert aan dat zelfs wanneer sprake is geweest van diefstal, geen recht bestaat op uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, gelet op de in artikel 11.2 van de polisvoorwaarden opgenomen uitsluitingsclausule.
4.3.
De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven of al dan niet sprake is geweest van diefstal uit de woning. Dit omdat de rechtbank, met Nationale-Nederlanden, van oordeel is dat zelfs wanneer sprake is geweest van diefstal, de verzekering in het onderhavige geval geen dekking biedt gelet op het bepaalde in artikel 11.2 van de polisvoorwaarden.
4.4.
In artikel 11.2 van de polisvoorwaarden is, kort gezegd, opgenomen dat de polis geen dekking biedt voor schade, door diefstal of een poging daartoe, zolang het woonhuis voor een aaneengesloten periode die (naar verwachting) langer dan twee maanden zal duren, niet meer in gebruik is (r.o. 2.2).
4.5.
Eiser heeft in deze procedure aangevoerd dat hij van plan was om voor ongeveer drie maanden naar Amerika te gaan, van 7 februari 2015 tot 30 april 2015. Zijn woning zou dan dus voor een aaneengesloten periode van
naar verwachtinglanger dan twee maanden niet meer in gebruik zijn. Dit maakt dat de verzekering op dat moment geen dekking biedt voor eventuele schade door diefstal of een poging daartoe. Dat eiser uiteindelijk eerder, en daarmee binnen twee maanden, is teruggekeerd naar Nederland en omstreeks 10 maart 2015 weer naar zijn woning terug is gegaan, doet aan bovenstaande uitsluiting niet af.
De geplande terugkomst was op 30 april 2015 (zie randnummer 4 van de dagvaarding) en dus
naar verwachtinglanger dan twee maanden na zijn vertrek.
4.6.
Van een onduidelijke polisvoorwaarde die in het voordeel van de verzekerde moet worden uitgelegd is geen sprake. De polisvoorwaarde is, anders dan door eiser betoogd, naar het oordeel van de rechtbank - taalkundig - volstrekt helder. Nu de bewuste polisvoorwaarde de omvang van de dekking aangeeft, is sprake van een kernbeding, zodat de vraag of al dan niet sprake is van een onredelijk bezwarend beding niet aan de orde is.
4.7.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de verzekering in dit geval hoe dan ook geen dekking biedt, zal de vordering als opgenomen in 3.1 onder a moeten worden afgewezen. De overige stellingen en standpunten met betrekking tot deze vordering behoeven daarom geen bespreking meer.
Vordering in conventie onder b
4.8.
Vervolgens dient de vordering van eiser als opgenomen in 3.1 onder b te worden beoordeeld. Dit betreft de vordering gericht op het ongedaan (laten) maken van de registratie van de persoonsgegevens van eiser door Nationale-Nederlanden.
4.9.
Nationale-Nederlanden heeft de (persoons)gegevens van eiser geregistreerd in haar gebeurtenissenadministratie, haar intern verwijzingsregister en haar incidentenregister, ook zijn de persoonsgegevens van eiser opgenomen in het Extern Verwijzingsregister. Volgens eiser is dit ten onrechte gebeurd, hij vordert daarom ongedaanmaking van de registraties.
4.10.
De vraag of Nationale-Nederlanden de persoonsgegevens van eiser heeft mogen opnemen in de verschillende registers, dient te worden beoordeeld aan de hand van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (de Gedragscode) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (het Protocol).
4.11.
In de Gedragscode is in algemene zin bepaald hoe banken en verzekeraars moeten omgaan met persoonsgegevens die zij binnen hun eigen organisatie (intern dus) verwerken. Het Protocol is de weergave van de waarborgen die de financiële sector stelt voor sectorale informatie-uitwisseling. Binnen de grenzen van het Protocol kunnen gegevens over incidenten worden gedeeld (extern dus).
4.12.
De rechtbank zal allereerst de opname van de persoonsgegevens van eiser in het Extern Verwijzingsregister (verder: EVR) beoordelen. Van de verschillende opnames van persoonsgegevens, is de opname van persoonsgegevens in het EVR het meest vergaand. Deze opname moet daarom aan hoge eisen voldoen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:494). In het Protocol is met betrekking tot de opname in het EVR, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister (…)
Aan het Incidentenregister is het Extern Verwijzingsregister gekoppeld. Dit Extern Verwijzingsregister (…) bevat uitsluitend Verwijzingsgegevens die onder strikte voorwaarden conform artikel 5.2 Protocol door de Deelnemers mogen worden opgenomen.
(…)
De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a.
a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) (…) of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.
b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). (…)
c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister. De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
4.13.
Voor ligt (allereerst) de vraag of Nationale-Nederlanden gegronde redenen heeft om de persoonsgegevens van eiser te (laten) registreren in EVR. Registratie hierin mag alleen plaatsvinden als eiser bewust over de schreef is gegaan ten opzichte van Nationale-Nederlanden. Op grond van vaste jurisprudentie (onder meer HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720) is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit, zoals fraude, niet voldoende voor een degelijke registratie. Anderzijds is een strafrechtelijke veroordeling niet vereist. Er moest sprake zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij als een strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring - in de zin van artikel 350 Sv - kunnen dragen en in dat verband een zwaardere verdenking van een strafbaar feit opleveren.
4.14.
Ingevolge artikel 7:941 lid 2 BW is een verzekeringnemer, na verwezenlijking van het risico, verplicht binnen een redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Dit zodat de verzekeraar kan beoordelen of er op grond van de verzekeringsovereenkomst uitgekeerd dient te worden en zo ja, hoeveel.
4.15.
Ingevolge artikel 7:941 lid 5 BW vervalt het recht op uitkering, onder meer, indien de verzekeringnemer de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 7:941 lid 2 BW niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.
4.16.
Nationale-Nederlanden stelt dat eiser tekort is geschoten in zijn inlichtingenplicht bij verwezenlijking van het risico met het opzet haar te misleiden, door ten onrechte te melden dat sprake is geweest van diefstal en ten onrechte onjuiste/te hoge bedragen te claimen, hetgeen eiser betwist. Voor zover onjuistheden hebben gezeten in de opgave van de volgens eiser gestolen goederen, had deze onjuistheid volgens hem te maken met het feit dat hij de opgave heeft gedaan zonder dat hij wist wat de consequenties daarvan waren, hij de Nederlandse taal minder goed speekt en hij, gelet op zijn verleden, warrig is. Van opzet op misleiding is geen sprake geweest, aldus eiser.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat eiser een schadeformulier heeft doen toekomen aan Nationale-Nederlanden. Hij heeft middels deze schademelding verzocht om uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst. Eiser moest zich in het kader van de schademelding en nadien, ten tijde van het onderzoek door CED en Confid, dan ook houden aan de mededelingsplicht als opgenomen in artikel 7:941 lid 2 BW.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Nationale-Nederlanden zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser voornoemde verplichting niet (correct) is nagekomen.
4.18.
Nationale-Nederlanden betwist dat sprake is geweest van een diefstal uit de woning en zij betwist, als er sprake is geweest van diefstal, de juistheid van het door eiser opgegeven schadebedrag.
Eiser heeft op het schadeformulier als aanschafprijs voor de beschadigde of vermiste voorwerpen een - niet onderbouwd - bedrag van € 25.000,00 opgenomen (r.o. 2.6). Daarnaar gevraagd door CED heeft hij aangegeven dat hij vindt dat een bedrag van € 25.000,00 zeer redelijk is voor een alleenstaande. De verzekeraar zou hierover niet moeilijk moeten doen (r.o. 2.8). Eiser heeft vervolgens op 19 juli 205 aangifte van diefstal gedaan bij de politie. In de door eiser ondertekende aangifte wordt onder meer gesproken over een album met vreemde valuta met een waarde van € 8.000,00, een geldbedrag van $ 1.000,00, een laptop van het merk Apple en een zilverkleurige herenfiets van het merk Gazelle (r.o. 2.9). Nadien is door onderzoeksbureau Confid onderzoek gedaan naar de schademelding door eiser. Confid heeft op 21 augustus 2015 van/namens eiser een lijst met vervreemde/niet meer bruikbare goederen ontvangen. Hierop staan onder meer een laptop van € 380,00, een bedrag van $ 1.000,00 aan contant geld, een album met vreemde valuta met een waarde van € 1.800,00, een televisie en een mannenfiets (r.o. 2.10). Naar aanleiding van deze lijst en de - na het eerste gesprek met eiser door Nationale-Nederlanden op 25 augustus 2015 ontvangen - aangifte van diefstal, heeft Confid op 29 maart 2016 nadere vragen aan eiser gesteld over, onder meer (het merk en de waarde van) de laptop, het geldbedrag in Amerikaanse Dollars en het album met vreemde valuta. Eiser bleek zich het merk van zijn laptop - anders dan bij de politie - niet meer te kunnen herinneren, hij verklaarde over het omwisselen van euro’s naar Dollars zonder te weten waar dat was gebeurd en gaf aan dat in het album met vreemde valuta geen bedrag van € 1.800,00 zat, maar een hoeveelheid geld waarvan de getalswaarde van de munten/biljetten samen 1.800 was. Dit was dus niet de waarde van de munten, maar de verzamelprijs van de bedragen die op de munten en biljetten stond (r.o. 2.11).
Eiser is op de comparitie van partijen verschenen en heeft daar (wederom) een verklaring afgelegd over de door hem als gestolen opgegeven goederen. Eiser heeft verklaard dat hij een bedrag van € 8.000,00 aan vreemde valuta had, welke bedrag in een bruin leren album zat. In eerste instantie verklaarde hij dat het album in een kast lag en zichtbaar was wanneer de kast werd opengemaakt. Geconfronteerd met het feit dat hij bij de politie had verklaard dat het album in een Samsonite koffer zat, verklaarde hij dat hij Samsonite bedoelde, daar waar hij album zei. Hij heeft verklaard over Amerikaanse Dollars en aangegeven dat de gestolen laptop van het merk Apple was. Gevraagd naar hoe het voor de laptop opgegeven bedrag van € 380,00 moet worden gezien, de nieuwprijs of de dagwaarde, heeft eiser aangegeven dat hij dit niet meer wist.
Eiser verklaarde, daarnaar gevraagd, ook dat er een televisie en een fiets uit zijn woning waren gestolen. Geconfronteerd met het schrijven van de advocaat van de woningbouwvereniging van 4 mei 2015, waarin is aangegeven dat eiser, onder meer, een (in de container opgeslagen) televisie en een fiets heeft opgehaald, verklaarde eiser dat hij twee televisies en twee fietsen had. Gevraagd naar de fietsen gaf hij aan dat hij een herenfiets en een vouwfiets had, de vouwfiets is volgens hem gestolen. Eisier is hierop geconfronteerd met het feit dat dit niet overeenkwam met zijn aangifte bij de politie. Daarin stond juist dat zijn zilverkleurige herenfiets van het merk Gazelle was gestolen. Hetgeen maakte dat de Nationale-Nederlanden ook uitging van deze fiets, toen zij op de lijst van door eiser als gestolen opgegeven goederen een mannenfiets tegen kwam. Eiser heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij de herenfiets van het merk Gazelle terug heeft gekregen van de woningbouwvereniging. Voor de onduidelijkheid hierover heeft hij geen (sluitende) verklaring kunnen geven.
4.19.
Uit het voorgaande blijkt dat eiser in ieder geval met betrekking tot de door hem als gestolen opgegeven fiets (bij de politie is gesproken over een herenfiets van het merk Gazelle, in zijn aan Nationale-Nederlanden overgelegde lijst over een mannenfiets) onjuiste informatie heeft verstrekt. Hij geeft immers zelf aan dat zijn heren- dan wel mannenfiets helemaal niet is gestolen. Hiermee heeft hij de op hem rustende mededelingsplicht geschonden. Ook ten aanzien van enkele van de andere als gestolen opgegeven goederen lijken zijn verklaringen niet op elkaar aan te sluiten en lijkt sprake te zijn van schending van de mededelingsplicht. Er bestaat een meer dan redelijk vermoeden dat eiser de mededelingsplicht heeft geschonden teneinde Nationale-Nederlanden te misleiden en haar te bewegen tot het doen van een onjuiste (hogere) uitkering. Dat eiser, zoals hij zelf aangeeft de opgave heeft gedaan zonder dat hij wist wat de consequenties daarvan waren, doet aan deze constatering niet af. Eiser heeft in eerste instantie een bedrag van € 25.000,00 opgegeven aan Nationale-Nederlanden en later een lijst overhandigd die sloot op een totaal van ruim € 29.000,00 met de bedoeling dit bedrag uitgekeerd te krijgen van Nationale-Nederlanden. Het was hem dus volstrekt helder met welk doel hij dit bedrag/deze bedragen opgaf. Dat eiser warrig is en de Nederlandse taal minder goed machtig is, moge zo zijn, eiser wordt in dit geval onder meer gehouden aan zijn zelf in alle rust in zijn eigen taal opgemaakte lijst met volgens hem gestolen goederen, die door een tolk vertaald is.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de in artikel 5.2.1 sub a en b van het Protocol genoemde criteria voor de registratie van zijn persoonsgegevens in het EVR. Vervolgens dient gelet op bepaalde in artikel 5.2.1 sub c van het Protocol te worden beoordeeld of deze opname in het CIS-register ook proportioneel is. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Eiser heeft een onjuiste opgave gedaan. Kennelijk met geen ander doel dan het verkrijgen van een hogere uitkering, Tegen die achtergrond dient het belang van Nationale-Nederlanden te prevaleren boven de nadelige gevolgen voor eiser. Dit klemt te meer omdat Nationale-Nederlanden in de persoonlijke situatie van eiser aanleiding heeft gezien zijn gegevens op te nemen voor een periode van 4 jaar, terwijl 8 jaar gebruikelijk is.
4.20.
Nationale-Nederlanden heeft de persoonsgegevens van eiser gelet op het voorgaande mogen (laten) registreren in het EVR. Ook de (minder vergaande) registraties in haar eigen registers en de gebeurtenissenadministratie heeft Nationale-Nederlanden, nu deze zijn gegrond op dezelfde feiten, in het onderhavige geval, dan ook kunnen doen. Ook de vordering als opgenomen in 3.1 onder b zal worden afgewezen.
4.21.
De hoofdvorderingen van eiser in conventie, als weergegeven in 3.1 onder a en b zullen worden afgewezen. De daarmee samenhangende nevenvorderingen, als geformuleerd in 3.1 onder c en d eveneens, nu deze samenhangen met de voorgaande vorderingen.
4.22.
Nu geoordeeld is dat eiser zijn mededelingsplicht heeft geschonden is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Eiser is gehouden de als gevolg daarvan door Nationale-Nederlanden geleden schade te vergoeden. De rechtbank begroot de schade, overeenkomstig de vordering van Nationale-Nederlanden, tegen de achtergrond van de in het geding gebrachte facturen, op een bedrag van € 5.518,85. Dit bedrag zal worden toegewezen. Nu gegevens over de betaling van de facturen ontbreken, zal de wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen vanaf 28 februari 2018, zijnde de datum van de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
4.23.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en de proceskosten in reconventie.
De kosten aan de zijde van Nationale-Nederlanden worden in conventie begroot op:
- griffierecht 1.924,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 3.010,00
De kosten aan de zijde van Nationale-Nederlanden worden in reconventie begroot op:
- salaris advocaat
543,00(2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 543,00)
Totaal € 543,00
4.24.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale-Nederlanden tot op heden begroot op € 3.010,00,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eisende partij] om aan Nationale-Nederlanden te betalen een bedrag van € 5.518,85 (vijfduizend vijfhonderd achttien euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 28 februari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale-Nederlanden tot op heden begroot op € 543,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.