ECLI:NL:RBGEL:2019:2871

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5247
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerendezaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, die formeel belanghebbende is omdat de woning eigendom is van zijn fiscaal partner, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de waarde van de woning onvoldoende hebben onderbouwd. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 398.000, maar de rechtbank heeft deze waarde verlaagd tot € 360.000, omdat de heffingsambtenaar niet kon aantonen dat de vastgestelde waarde in overeenstemming was met de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum van 1 januari 2017.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser, ondanks dat hij geen eigenaar is van de woning, wel degelijk een materieel belang heeft in de zaak, omdat hij en zijn echtgenote fiscaal partners zijn. Dit betekent dat de WOZ-waarde relevant is voor de eigenwoningaftrek in de inkomstenbelasting. De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532 en moet het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser worden vergoed.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier uitgesproken en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/5247
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2019
in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van Gemeentelijk Belastingkantoor Twente, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 10 augustus 2018 waarbij het bezwaar van eiser tegen na te noemen beschikking en aanslag ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019.
Namens de gemachtigde van eiser is [A] verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde tot € 360.000;
  • vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser dient te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser is op [1988] met [Y] (hierna: [Y] ) gehuwd onder huwelijke voorwaarden. In 1989 heeft [Y] het eigendomsrecht van de onroerende zaak, aan de [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) verworven.
2. Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2018 de waarde van de woning op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2017 (waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 398.000. Verweerder heeft de beschikking op grond van 24, derde lid, van de Wet WOZ ook aan eiser als gebruiker van de woning bekendgemaakt.
3. De woning is een vrijstaande semibungalow van bouwjaar 1970 met berging/schuur en twee aangebouwde woonruimtes. De inhoud van de woning is zonder aanbouw 436 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 2.192 m².
4. In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar. Inhoudelijk is de waarde van de woning op de waardepeildatum in geschil.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte aangevoerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Er is een WOZ-beschikking op naam van eiser. Formeel is eiser dus belanghebbende. Hij kan op grond van artikel 26a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen beroep instellen en daaraan voorafgaand dus bezwaar maken. Verweerder stelt dat eiser geen eigenaar is en materieel geen belang heeft. De rechtbank ziet aanleiding - in navolging van de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1637, dit materiële belang te toetsen.
6. Eiser heeft niet betwist dat hij geen eigenaar van de woning is. Ook daarvan uitgaand heeft eiser echter wel degelijk een belang in de zin van artikel 28, eerste lid, laatste zin, van de Wet WOZ. Eiser en zijn echtgenote wonen op hetzelfde adres. Zij zijn fiscaal partners. Dat brengt mee dat de WOZ-waarde relevant is voor de eigenwoningaftrek in de inkomstenbelasting (vanwege het huurwaardeforfait). Op grond van artikel 3.111 en 2.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 komt het voordeel uit eigen woning ook bij eiser terecht. Dat betekent dat het waardegegeven op grond van een wettelijk voorschrift wordt gebruikt en dat eiser door bezwaar te maken tegen de WOZ-waarde in een betere positie kan komen te verkeren (vergelijk Rechtbank Gelderland 21 juni 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3243).
7. De bewijslast van de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt bij verweerder. Dit betekent dat hij aannemelijk moet maken dat de door hem vastgestelde waarde per 1 januari 2017 niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer op die datum. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin niet geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
8. Verweerder heeft - hoewel daartoe nog uitdrukkelijk uitgenodigd - geen inhoudelijk verweerschrift ingediend. Hij heeft niet inzichtelijk gemaakt of en hoe hij rekening heeft gehouden met de ligging van eisers woning in het buitengebied. Het is niet onaannemelijk dat eisers woning minder gunstiger is gelegen dan de drie in de bezwaarfase genoemde vergelijkingsobjecten, die niet in het buitengebied liggen. Daarnaast heeft verweerder de door eiser betwiste afmetingen van de aanbouwen niet met nadere gegevens weerlegd.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser evenmin de door hem bepleite waarde van € 300.000 aannemelijk gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder de bruikbaarheid van [A-straat 2] heeft betwist vanwege de ligging van dat object, naar de rechtbank aanneemt vanwege de ligging nabij een drukke weg. Daarnaast heeft verweerder gewezen op het afwijkende bouwjaar van [A-straat 3] . Eiser heeft deze omstandigheden niet betwist. Gelet op de inhoud van [A-straat 3] en het ontbreken van een toelichting is bovendien niet zonder meer aannemelijk dat dit object een semibungalow is. Eiser heeft geen taxatierapport overgelegd en mede daardoor niet inzichtelijk gemaakt waarop hij de gestelde waarde van € 300.000 baseert.
10. Omdat geen van beide partijen de door hen bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt, heeft de rechtbank, alles in aanmerking nemende, de waarde van de woning in goede justitie bepaald op € 360.000. Het beroep is daarom gegrond verklaard.
11. De rechtbank is van oordeel dat er grond bestaat voor toekenning van een vergoeding van de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.532 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Jackson, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.