In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, die formeel belanghebbende is omdat de woning eigendom is van zijn fiscaal partner, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de waarde van de woning onvoldoende hebben onderbouwd. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 398.000, maar de rechtbank heeft deze waarde verlaagd tot € 360.000, omdat de heffingsambtenaar niet kon aantonen dat de vastgestelde waarde in overeenstemming was met de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum van 1 januari 2017.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser, ondanks dat hij geen eigenaar is van de woning, wel degelijk een materieel belang heeft in de zaak, omdat hij en zijn echtgenote fiscaal partners zijn. Dit betekent dat de WOZ-waarde relevant is voor de eigenwoningaftrek in de inkomstenbelasting. De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532 en moet het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier uitgesproken en een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.