ECLI:NL:RBGEL:2019:3382
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van verkeersborden en sancties opgelegd door de politie
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland zich gebogen over een beroep tegen een boete die was opgelegd voor het rijden op een weg die gesloten was verklaard. De betrokkene betwistte de rechtmatigheid van de verkeersborden en de bevoegdheid van de politieagent die de boete had opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisanten, aangezien de betrokkene geen voldoende onderbouwde feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven tot twijfel. De kantonrechter verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om vast te stellen dat de gedraging had plaatsgevonden.
De betrokkene had ook betoogd dat er geen verkeersbesluit was genomen dat ten grondslag lag aan de bebording. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene onvoldoende had onderbouwd dat er een verkeersbesluit vereist was en dat de omstandigheden die tot de maatregel leidden niet van langere duur waren dan vier maanden. De kantonrechter vond dat de betrokkene niet had aangetoond dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg het bevoegd gezag was voor de weg in kwestie.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.