ECLI:NL:RBGEL:2019:389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
7088877
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en waarschuwingsplicht van de aannemer in civiele geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer, aangeduid als [handelsnaam eiser], en een opdrachtgever, aangeduid als [naam gedaagde], over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben op 25 augustus 2018 een overeenkomst gesloten waarbij [handelsnaam eiser] een trap zou vervaardigen en plaatsen in de woning van [naam gedaagde]. De opdrachtgever heeft een aanbetaling gedaan van € 850,60, maar na de plaatsing van de trap op 18 september 2017 bleek deze niet te passen. [handelsnaam eiser] vorderde in conventie betaling van een restantbedrag van € 1.535,35, terwijl [naam gedaagde] in reconventie een schadevergoeding van € 580,80 vorderde voor kosten die hij heeft moeten maken om de woning aan te passen aan de trap.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [handelsnaam eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet te voldoen aan zijn waarschuwingsplicht. De aannemer had de opdrachtgever moeten informeren over de afwijkingen in de maten van de trap. Dit heeft geleid tot de conclusie dat [handelsnaam eiser] in verzuim is geraakt en aansprakelijk is voor de schade die [naam gedaagde] heeft geleden. De kantonrechter heeft de vordering van [handelsnaam eiser] in conventie gedeeltelijk toegewezen, maar het deel dat betrekking heeft op een vermeende huurovereenkomst van de trap afgewezen, omdat het beding onredelijk bezwarend werd geacht. De vordering in reconventie van [naam gedaagde] werd volledig toegewezen, waardoor [handelsnaam eiser] verplicht werd om de schade te vergoeden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7088877 \ CV EXPL 18-7844 \ 406 \ 529
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[naam eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam eiser]
wonende te [woonplaats eiser]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde dhr. P.F van den Berg (Betalis B.V.)
tegen
[naam gedaagde]
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. T.C. Reintjes
Partijen worden hierna [handelsnaam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 september 2018 en de daarin genoemde processtukken
- de door de gemachtigde van [naam gedaagde] bij e-mail van 5 december 2018 overgelegde productie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het verhandelde tijdens de comparitie van partijen van 13 december 2018.

2.De feiten

2.1.
Partijen sluiten op 25 augustus 2018 een overeenkomst op grond waarvan [handelsnaam eiser] gehouden is een trap te vervaardigen en te plaatsen in de woning van [naam gedaagde] en op grond waarvan [naam gedaagde] gehouden is een totaalbedrag van € 1.701,18 te betalen aan [handelsnaam eiser] .
2.2.
In de offerte van [handelsnaam eiser] , waarmee [naam gedaagde] akkoord is gegaan, staan onder meer de volgende passages.
Heeft u de maten van uw trap door gegeven, dan zijn wij niet verantwoordelijk voor het passen van uw trap(pen).
Indien 30 dagen na datum van restfactuur het totaalbedrag niet is voldaan, heeft [handelsnaam eiser] het recht om de opdrachtnemer een factuur te sturen voor het huren van de trap van € 35,00 per week (per trap). Ingaande op de dag van datum aflevering of plaatsing van de trap.
Deze opdrachtbevestiging wordt dan automatisch omgezet in een huurcontract van € 35,00 per week.
Bij niet voldoen van restbedrag blijft de trap te allen tijde eigendom van [handelsnaam eiser] .
Wij zijn niet verantwoordelijk voor onjuiste productie van de trap als blijkt dat wij niet de maten hebben ingemeten.
2.3.
[naam gedaagde] doet een aanbetaling van € 850,60.
2.4.
[naam gedaagde] schakelt een aannemer in die de maten van de trap opneemt. [naam gedaagde] geeft deze maten door aan [handelsnaam eiser] .
2.5.
[handelsnaam eiser] stuurt [naam gedaagde] ter verificatie een tekening met specificaties van de trap.
[naam gedaagde] gaat daarmee akkoord.
2.6.
[handelsnaam eiser] plaatst op 18 september 2017 de trap in de woning van [naam gedaagde] .
De trap past niet.

3.De vordering

in conventie
3.1.
[handelsnaam eiser] vordert in conventie, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, de veroordeling van [naam gedaagde] om aan hem te voldoen € 1.535,35, bestaande uit € 1.316,43 aan hoofdsom, € 197,46 aan buitengerechtelijke kosten en € 21,46 aan rente, berekend tot 17 juli 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 17 juli 2018 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
Aan de vordering legt [handelsnaam eiser] ten grondslag dat hij in opdracht en voor rekening van [naam gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, bestaande uit het vervaardigen en plaatsen van een trap. Ondanks sommaties laat [naam gedaagde] een restantbedrag ad € 1.316,43 onbetaald.
Een deel van dit bedrag bestaat uit een vergoeding voor de huur van de trap. Dit deel van de vordering baseert [handelsnaam eiser] op de tekst in de offerte, zoals hiervoor in r.o. 2.2. (2e alinea) weergegeven.
[handelsnaam eiser] maakt voorts aanspraak op de rente en de buitengerechtelijke kosten nu [naam gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk [handelsnaam eiser] zijn vordering ter incasso uit handen heeft moeten geven.
3.2.
[naam gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Hij voert – kort gezegd – aan dat de trap niet past, omdat [handelsnaam eiser] is afgeweken van de door hem opgegeven maten. Weliswaar heeft [naam gedaagde] op enig moment de door [handelsnaam eiser] toegezonden tekening met specificaties voor akkoord getekend en retour gezonden, maar het was voor [naam gedaagde] niet duidelijk dat [handelsnaam eiser] de opgegeven maten had gewijzigd. Van [handelsnaam eiser] , als professionele opdrachtnemer, had mogen worden verwacht dat hij bij het toezenden van de tekening duidelijk had aangegeven dat, en om welke reden, hij was afgeweken van de door [naam gedaagde] opgegeven maten. [naam gedaagde] stelt zich daarom op het standpunt dat [handelsnaam eiser] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en daarom aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, bestaande uit de kosten van de aannemer die hij heeft moeten inschakelen om de woning aan te passen aan de trap. Nu [handelsnaam eiser] zijn verplichting op basis van de overeenkomst niet is nagekomen, heeft [naam gedaagde] zijn betalingsverplichting opgeschort.
[naam gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat tussen partijen een huurovereenkomst betreffende de trap is overeengekomen op grond waarvan hij betalingsverplichtig zou zijn jegens [handelsnaam eiser] .
in reconventie
3.3.
[naam gedaagde] vordert in (voorwaardelijke) reconventie de veroordeling van [handelsnaam eiser] om aan hem te voldoen € 580,80 ter zake de kosten van de door hem ingeschakelde aannemer. Ter onderbouwing stelt [naam gedaagde] dat [handelsnaam eiser] gehouden is deze schade te vergoeden, nu deze schade het gevolg is van de tekortkoming in de nakoming van [handelsnaam eiser] .
3.4.
[handelsnaam eiser] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
in conventie en in reconventie voorts
3.5.
Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen [handelsnaam eiser] en [naam gedaagde] een overeenkomst van aanneming is, zoals bedoeld in artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De overeenkomst is gebaseerd op de door [handelsnaam eiser] als productie 2 bij dagvaarding overgelegde offerte.
4.2.
Vast staat dat [handelsnaam eiser] bij het maken van de tekening is afgeweken van de door [naam gedaagde] opgegeven maten voor de trap. Desgevraagd heeft [handelsnaam eiser] ter zitting verklaard dat hij de door [naam gedaagde] opgegeven maten in haar computersysteem heeft ingevoerd en dat het systeem de maten van de trap aanpast om een goed beloopbare trap te maken, die voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.
Vast staat dat [handelsnaam eiser] [naam gedaagde] niet heeft bericht dat, en waarom, hij in zijn tekening van de opgegeven maten is afgeweken. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat de door [naam gedaagde] opgegeven maten niet juist waren (omdat de opgegeven maten mogelijk zouden leiden tot een veel te steile en onveilige trap), geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 7:754 BW van [handelsnaam eiser] had mogen worden verwacht dat hij [naam gedaagde] had gewaarschuwd dat (en waarom) de tekening afweek van de door [naam gedaagde] opgegeven maten. Voor zover moet worden aangenomen dat [handelsnaam eiser] niet heeft doorgehad dat haar computersysteem de door [naam gedaagde] opgegeven maten zelfstandig heeft aangepast, teneinde een goed beloopbare trap te krijgen, geldt dat die omstandigheid voor zijn rekening en risico dient te komen.
Weliswaar verwijst [handelsnaam eiser] naar de volgende vermeldingen op de tekening: ‘als er iets niet goed is volgens u, wijzigt u dat dan op deze tekening en stuur hem terug naar [handelsnaam eiser] ’ en ‘U heeft zelf de maten van deze trap doorgegeven, maten goed controleren aub’, maar naar het oordeel van de kantonrechter heeft [handelsnaam eiser] daarmee geenszins voldaan aan zijn waarschuwingsplicht. Nu [handelsnaam eiser] , als professionele aannemer, kennelijk opdrachten aanvaardt op basis van eigen metingen van klanten – zonder deze opgegeven maten bij de klant te controleren – kan hij, zonder uitdrukkelijke waarschuwing richting de klant, niet van de opgegeven maten afwijken. Het lag op de weg van [handelsnaam eiser] om [naam gedaagde] te waarschuwen dat de tekening afweek van de door [naam gedaagde] opgegeven maten. Dit heeft [handelsnaam eiser] nagelaten. Had [handelsnaam eiser] dit wel gedaan, dan had [naam gedaagde] dit met zijn aannemer kunnen bespreken en was wellicht op voorhand duidelijk geworden dat de door [handelsnaam eiser] getekende trap niet zou passen.
Dat [naam gedaagde] de tekening voor akkoord heeft getekend en teruggestuurd, zonder eerst de door hem ingeschakelde aannemer ernaar te laten kijken, maak het voorgaande niet anders. Het ligt allereerst op de weg van [handelsnaam eiser] als opdrachtnemer om te waarschuwen voor de aangepaste maatvoering.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Ondanks dat [naam gedaagde] [handelsnaam eiser] in de gelegenheid heeft gesteld om een oplossing te bieden, bleek [handelsnaam eiser] daartoe niet bereid. Nu [handelsnaam eiser] zich in zijn e-mails (ten onrechte) op het standpunt stelde dat hij mocht uitgaan van de door Hoefkracht geaccordeerde tekening, kon en mocht [naam gedaagde] uit de mededelingen van [handelsnaam eiser] afleiden dat hij in de nakoming van zijn verbintenis zou te kort schieten.
Dit brengt met zich dat [handelsnaam eiser] in verzuim is geraakt ex artikel 6:83 sub c BW en (op grond van artikel 6:74 BW) gehouden is de door de tekortkoming ontstane schade te vergoeden.
4.4.
Hoewel [naam gedaagde] zich voorafgaand aan deze procedure jegens [handelsnaam eiser] op het standpunt heeft gesteld dat hij zijn schadevordering wenste te verrekenen met de resterende aanneemsom (punt 10 conclusie van antwoord), beroept [naam gedaagde] zich in de onderhavige procedure op opschorting van zijn betalingsverplichting jegens [handelsnaam eiser] (punt 18 conclusie van antwoord).
Artikel 6:52 BW bepaalt – kort gezegd – dat een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt. Nu het voor [naam gedaagde] duidelijk was dat [handelsnaam eiser] zijn verbintenis tot het leveren van een deugdelijke trap niet zou nakomen, bestond (en bestaat) er voor [naam gedaagde] geen opschortingsbevoegdheid. Een opschortingsrecht is immers een pressiemiddel om nakoming door de wederpartij af te dwingen. Aangezien het voor [naam gedaagde] duidelijk was dat [handelsnaam eiser] niet voornemens was om deugdelijk na te komen, had opschorting geen nut. Hoewel de kantonrechter uit de stellingen van [naam gedaagde] afleidt dat Maatwerk de beschermplaten van de traptreden en de trapleuning nimmer heeft geleverd, is niet gesteld of gebleken dat [naam gedaagde] [handelsnaam eiser] op enig moment heeft duidelijk gemaakt dat (ook) deze twee tekortkomingen aan het beroep op opschorting ten grondslag lagen. Dit blijkt niet uit de overgelegde correspondentie, terwijl bovendien uit de plaatsing van punt 18 in de conclusie van antwoord onder het kopje ‘De maten van de trap’ kan worden afgeleid dat het opschortingsberoep enkel werd gekoppeld aan de onjuiste maatvoering.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [naam gedaagde] in conventie geen beroep op verrekening heeft gedaan. De door hem gevorderde schade zal daarom pas in reconventie aan de orde komen.
4.6.
Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat de overeenkomst tussen partijen (gedeeltelijk) is ontbonden, of anderszins niet meer geldig is, blijft [naam gedaagde] gehouden de resterende aanneemsom te betalen. In conventie is daarom een bedrag ad € 850,58 toewijsbaar. Dit bedrag bestaat uit de overeengekomen aanneemsom van € 1.701,18 minus het reeds betaalde bedrag ad € 850,60.
4.7.
De kantonrechter begrijpt dat het overige deel van de in conventie gevorderde hoofdsom betrekking heeft op de door [handelsnaam eiser] gestelde – en door [naam gedaagde] betwiste – huurovereenkomst van de trap. Ter onderbouwing van dit deel van de vordering beroept [handelsnaam eiser] zich op het volgende, in de offerte opgenomen, beding:
Indien 30 dagen na datum van restfactuur het totaalbedrag niet is voldaan, heeft [handelsnaam eiser] het recht om de opdrachtnemer een factuur te sturen voor het huren van de trap van € 35,00 per week (per trap). Ingaande op de dag van datum aflevering of plaatsing van de trap.
Deze opdrachtbevestiging wordt dan automatisch omgezet in een huurcontract van € 35,00 per week.
4.8.
[naam gedaagde] heeft terecht opgemerkt dat dit beding is vermeld op de ‘grijze lijst’ van artikel 6:237 sub j BW en daarom wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het beding waarop [handelsnaam eiser] zich beroept, verplicht [naam gedaagde] immers een huurovereenkomst met [handelsnaam eiser] te sluiten op het moment dat [naam gedaagde] niet binnen de daarin genoemde termijn betaalt. Op een dergelijk beding dat verplicht tot het sluiten van een overeenkomst met de gebruiker (van het beding) zal de consument veelal niet bedacht zijn en kan daardoor een onredelijke beperking van zijn contracteervrijheid opleveren.
Het vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is, kan door de gebruiker van de algemene voorwaarden worden weerlegd. [handelsnaam eiser] heeft (desgevraagd) geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die het vermoeden kunnen weerleggen. Daarom neemt de kantonrechter als vast staand aan dat het betreffende beding onredelijk bezwarend is, zodat het buiten toepassing zal worden gelaten. Het deel van de vordering van [handelsnaam eiser] in conventie dat betrekking heeft op de gestelde huurovereenkomst zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Nu [handelsnaam eiser] [naam gedaagde] ten onrechte heeft aangemaand voor een te hoge hoofdsom, zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
4.10.
De gevorderde en niet betwiste rente is toewijsbaar als na te melden. Nu [handelsnaam eiser] niet concreet heeft gesteld vanaf welke datum [naam gedaagde] in verzuim is geraakt met zijn betalingsverplichting, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
4.11.
Partijen worden in conventie beide voor een deel in het ongelijk gesteld en moeten daarom ieder hun eigen kosten dragen.
in reconventie
4.12.
Nu de vordering van [handelsnaam eiser] in conventie gedeeltelijk toewijsbaar is, wordt toegekomen aan de vordering van [naam gedaagde] in reconventie. Aan de door [naam gedaagde] gestelde voorwaarde voor de reconventie is immers voldaan.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in r.o. 4.3. in conventie is overwogen, is [handelsnaam eiser] gehouden de door zijn tekortkoming ontstane schade aan de zijde van [naam gedaagde] te vergoeden. Nu [handelsnaam eiser] de hoogte van de gevorderde schadevergoeding ad € 580,80 niet gemotiveerd heeft betwist, is deze vordering toewijsbaar.
4.13.
[handelsnaam eiser] zal, als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang van vorderingen in conventie en in reconventie, wijst de kantonrechter een bedrag ad € 120,00 toe aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [handelsnaam eiser] te betalen een bedrag van € 850,58 , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.5.
veroordeelt [handelsnaam eiser] om aan [naam gedaagde] te betalen een bedrag van € 580,80;
5.6.
veroordeelt [handelsnaam eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [naam gedaagde] begroot op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op