4.1.Tussen partijen is niet in geschil en ook de voorzieningenrechter stelt vast, dat er gedurende het jaar na het opleggen van de last geen overtreding is geconstateerd en geen dwangsom is verbeurd. Dat betekent dat verweerder in beginsel bevoegd is de last op de heffen.
Beslissingsruimte verweerder
5. Bij zijn beslissing of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een last onder dwangsom op te heffen, komt aan het bestuursorgaan beslissingsruimte toe.Het bestuursorgaan is gehouden tot een grondige heroverweging van de last onder dwangsom. In dit geval bestaat, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, slechts dan een reden om niet over te gaan tot het opheffen van de last onder dwangsom als er na die opheffing weer sprake is van een overtreding bestaande uit de verwerking van persoonsgegevens op de afvalcontainers in strijd met artikel 8 en 11, eerste lid, van de Wbp en met de daarmee corresponderende artikelen 5 en 6 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Beoordeling in beroep
6. Vaststaat dat het college de werkwijze bij het deponeren van afval in de ondergrondse containers heeft aangepast. Uit een brief van 4 september 2018 van het college en een daarbij gevoegde brief van 3 oktober 2017 van VConsyst B.V. blijkt dat de leverancier van de software een nieuwe module op de cardreaders van de afvalcontainers heeft gezet. De werking bij gesloten afvalcontainers is aldus dat op het moment dat een burger zijn afvalpas voor de cardreader houdt de interne chipcode wordt vergeleken met een op de cardreader opgeslagen autorisatielijst om te kunnen controleren of de pas toegang geeft tot de ondergrondse container. Is dat het geval, dan zal de container open gaan en kan het afval worden gedeponeerd. De interne chipcode van de afvalpas van een burger wordt vervolgens direct omgezet in een generiek 9999-nummer. Dat geanonimiseerde nummer wordt op de cardreader opgeslagen met daarbij het tijdstip waarop de container is geopend en een aantal technische aspecten van de container.
7. De voorzieningenrechter gaat uit van deze nieuwe werkwijze en beoordeelt of verweerder de last heeft kunnen opheffen, omdat het college voor deze verwerking van persoonsgegevens een grondslag heeft en de verwerking voldoet aan de noodzakelijkheidstoets.
Is er een grondslag voor deze verwerking van persoonsgegevens?
8. In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG is bepaald dat verwerking van persoonsgegevens rechtmatig is, als is voldaan aan de voorwaarde dat de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat aan deze voorwaarde is voldaan, omdat het college op grond van hoofdstuk 10, meer in het bijzonder artikel 10.21, van de Wet milieubeheer een wettelijke zorgplicht heeft voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Het college hanteert in dit kader ook een gemeentelijk afvalplan dat (mede) gebaseerd is op het Landelijk Afvalbeheerplan dat conform titel 10.2 van de Wet milieubeheer door de minister is vastgesteld.