ECLI:NL:RBGEL:2019:5000

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
740379-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs met voorwaarden en gevangenisstraf voor ontucht met minderjarige meisjes en kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontucht met zeven minderjarige meisjes, het seksueel binnendringen van het lichaam van één van deze meisjes, het vervaardigen en bezitten van kinderporno, en het heimelijk maken van foto's en opnames in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het seksueel binnendringen van een minderjarige en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met de mogelijkheid van tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische gevolgen voor de slachtoffers, en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen, waarbij de privacy van de slachtoffers in acht is genomen. De uitspraak benadrukt de ernst van seksueel misbruik en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740379-18
Datum uitspraak : 7 november 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [penitentiaire inrichting]
raadsman: mr. A. de Haan, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
8 november 2018, 10 januari 2019, 14 maart 2019, 2 mei 2019, 29 juli 2019, 26 en
27 september 2019 en 7 november 2019.
De rechtbank merkt op dat de in het procesdossier genoemde meisjes in de tenlastelegging, ter terechtzitting en daarom ook in dit vonnis niet bij naam worden genoemd, maar een nummer hebben gekregen. Dit om de privacy van de (minderjarige) meisjes te beschermen. De namen van de meisjes staan vermeld op bijlage 2 die aan dit vonnis gehecht.

1.De beschuldiging

Verdachte wordt er ten eerste van beschuldigd dat hij op één of meerdere momenten het lichaam van meisje 1, dat toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, seksueel is binnengedrongen. Vervolgens wordt hij beschuldigd van het plegen van één of meerdere ontuchtige handelingen met meisje 2, dat toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, en van datzelfde feit op meerdere tijdstippen met (de) meisje(s) 1, 3, 5, 6, 7 en 8. Ook wordt verdachte beschuldigd van een gewoonte maken van het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno van de meisjes 1 tot en met 24 en van het downloaden van kinderporno. Ten slotte wordt verdachte beschuldigd van het heimelijk vervaardigen van afbeeldingen van één of meer perso(o)n(en).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
1a. De geldigheid van de dagvaarding onder feit 4
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 4 aangevoerd dat de zinsnede ‘waaronder bijvoorbeeld’ verwijst naar een groot aantal andere afbeeldingen die niet nader feitelijk zijn omschreven in de tenlastelegging, waardoor de tenlastelegging op dit punt onvoldoende feitelijk is. Dit maakt dat de rechtbank de woorden ‘waaronder bijvoorbeeld’ zou moeten wegstrepen, waardoor een onleesbare tenlastelegging overblijft. De dagvaarding is daarmee op dat punt nietig. Hetzelfde geldt voor de zinsnede ‘onder wie het/de op de slachtofferlijst genoemde meisje(s) genummerd 1 tot en met 24 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend)’.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat van nietigheid geen sprake is, omdat de wijze waarop feit 4 ten laste is gelegd voldoet aan de wijze die de Hoge Raad voorstaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging ertoe dient te strekken dat voor de procesdeelnemers de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid wordt vastgelegd. Ten aanzien van een tenlastelegging die ziet op het op grote(re) schaal voorhanden hebben van kinderporno, heeft de Hoge Raad in zijn arresten van 20 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BS1739) en 24 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1497) enkele uitgangspunten geformuleerd die erop neerkomen dat de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een selectie van een gering aantal (representatieve) afbeeldingen - zo mogelijk ten hoogste vijf - zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. In zijn arrest van 12 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3124) heeft de Hoge Raad daarbij overwogen dat ten aanzien van elk van die afbeeldingen de tenlastelegging hetzij een concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging meermalen voorkomende zinsnede ‘waaronder bijvoorbeeld’ verwijst naar een grotere hoeveelheid waarvan de afbeeldingen deel uitmaken. Deze zinsnede zal de rechtbank dan ook wegstrepen onder ‘de bewezenverklaring’. Voorts is de rechtbank, gelet op het hiervoor geschetste kader, van oordeel dat de tenlastelegging onder feit 4 vervolgens nog steeds voldoet aan de vereiste duidelijkheid, aangezien de afbeeldingen onder feit 4 zo zijn omschreven dat de procesdeelnemers op basis van het dossier kunnen herleiden welke specifieke afbeelding is bedoeld. Van een nietige dagvaarding is dan ook geen sprake en het wegstrepen van de zinsnede ‘waaronder bijvoorbeeld’ maakt dit niet anders. De zinsnede ‘waaronder het/de op de slachtofferlijst genoemde meisje(s) genummerd 1 tot en met 24 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend)’ ziet de rechtbank niet als een verwijzing naar een grotere hoeveelheid waarvan de afbeeldingen deel uitmaken, maar als een voor de duidelijkheid van de tenlastelegging noodzakelijke zin gelet op de op 26 september 2019 toegestane wijziging tenlastelegging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder de feiten 2 en 5 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit van het meermalen seksueel binnendringen bij meisje 1.
Betreffende het tenlastegelegde onder feit 3 heeft de verdediging geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het plegen van ontucht met alle genoemde meisjes, maar dat partiële vrijspraak dient te volgen ten aanzien van een aantal feitelijke handelingen uitgesplitst per meisje.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 4 heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het in bezit hebben van kinderporno van de meisjes 4 en 9, omdat van beide meisjes geen afbeeldingen zijn aangetroffen op de in beslag genomen gegevensdragers. Ook is vrijspraak bepleit van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op foto 6b in fotomap 06a, ten aanzien van meisje 1, omdat een vinger tussen de billen nog geen anaal penetreren oplevert. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat foto 6 “ [bestandsnaam 15] ” in fotomap 09a ten aanzien van meisje 7 niet voldoet aan de omschrijving in de tenlastelegging en dat niet eenvoudig kan worden vastgesteld welke foto precies is bedoeld, aangezien alle foto’s op pagina 435 van het dossier dezelfde benaming hebben. Ten slotte heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van verschillende afbeeldingen genoemd op de tenlastelegging onder feit 4, omdat deze afbeeldingen niet voldoen aan de omschrijving ‘poseren’, dan wel omdat de afbeeldingen niet hebben te gelden als kinderporno.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 1)”, p. 321-322;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 680.
Op één of meer tijdstippen
Verdachte heeft bekend dat hij op 1 mei 2016 zijn vinger in de anus van meisje 1 heeft gebracht. De verdediging heeft betwist dat daarnaast sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van meisje 1 op 19 september 2015. De rechtbank heeft op foto 4g van fotomap 06a, van 19 september 2015, waargenomen dat er een vinger tussen de billetjes is te zien. Uit deze waarneming van de rechtbank kan niet de conclusie worden getrokken dat de vinger in de anus is gebracht. Die conclusie volgt evenmin uit wat de politie heeft beschreven ten aanzien van deze foto. Het enkele brengen van een vinger tussen de billen is naar het oordeel van de rechtbank nog geen seksueel binnendringen van het lichaam. De anderszins luidende conclusie van de officier van justitie vindt geen steun in de jurisprudentie. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van meisje 1. Het eenmalig seksueel binnendringen van het lichaam is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 110-112;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 2)”, p. 329-330;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 606 en p. 679.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is feit 2 naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Meisje 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 294;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 1)”, p. 315-322;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 1 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten en betasten van de schaamstreek, de billen en de anus en het houden van zijn ontblote penis bij het gezicht, de billen en in de hand van meisje 1.
Meisje 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van herkenning, p. 349-350;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 3)”, p. 344-347;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 3 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten en betasten van de billen, het ontbloten van de borsten en het houden van zijn ontblote penis bij het gezicht van meisje 3.
Meisje 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 366;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 5)”, p. 377-308;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 5 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten van de schaamstreek en de billen en het houden van zijn ontblote penis bij het gezicht van meisje 5.
Meisje 6
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 397-399;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 6)”, p. 409 en p. 411;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 6 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten van de schaamstreek en het ontbloten en betasten van de billen van meisje 6.
Meisje 7
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 422-424;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 7)”, p. 434-437;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 7 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten van de schaamstreek en het houden van zijn ontblote penis bij het gezicht van meisje 7.
Meisje 8
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 294;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 8)”, p. 446-448;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met meisje 8 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het ontbloten van de billen en het houden van zijn ontblote penis bij het gezicht en het lichaam van meisje 8.
Feit 4
Overwegingen vooraf
De verdediging heeft gesteld dat ten aanzien van een aantal van de genoemde afbeeldingen onder de categorie ‘poseren’ in geen van die genoemde gevallen sprake is van poseren, omdat de foto’s te beschouwen zijn als heimelijke foto’s waarbij de meisjes in kwestie niet wisten dat zij werden gefotografeerd en daardoor geen houding of pose hebben aangenomen. Voorts heeft de verdediging ten aanzien van dezelfde afbeeldingen gesteld dat zij niet voldoen aan de definitie van kinderporno zoals vastgelegd in de richtlijn 2011/92/EU en evenmin aan de criteria die de Hoge Raad stelt.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van alle foto’s, genoemd onder de categorie ‘poseren’, sprake is van poseren. Uit de hierna onder de bewijsmiddelen aan te halen beschrijvingen van die foto’s, leidt de rechtbank af dat door de wijze waarop de betreffende foto’s zijn genomen of bewerkt, de fotograaf de verschillende meisjes een bepaalde positie heeft laten innemen waardoor de focus van de foto’s is komen te liggen op de blote of bedekte geslachtsdelen, billen, anus of borsten van de meisjes.
Voor wat betreft de vraag of de door de verdediging ter discussie gestelde afbeeldingen kinderpornografisch zijn, geldt het volgende. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO6446 en herhaald in het arrest van 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1359) uiteengezet dat artikel 240b Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Voorts ziet artikel 240b Sr op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand is gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft. Daarbij heeft de Hoge Raad nog opgemerkt dat voor de toepassing van artikel 240b Sr niet noodzakelijk is dat vaststaat dat de jeugdige is geschaad. De verdediging heeft met een beroep op de tweede categorie gesteld dat een aantal afbeeldingen niet als kinderpornografisch is te bestempelen en heeft hierbij verwezen naar de wetsgeschiedenis van artikel 240b Sr, zoals naar is verwezen in het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AS5874).
De rechtbank overweegt dat de aangehaalde wetsgeschiedenis inmiddels deels is achterhaald door het arrest van 2010 voor zover het gaat om het al dan niet noodzakelijk zijn van schadelijkheid voor de jeugdige. Voor het overige strijdt de wetsgeschiedenis naar het oordeel van de rechtbank niet met de arresten van 2010 en 2014. Ten aanzien van de beoordeling van een afbeelding volgt uit de wetsgeschiedenis namelijk dat het daarbij gaat om het karakter van die afbeelding en de context waarin zij is geplaatst. Hieronder zal de rechtbank per ter discussie gestelde afbeelding aan de hand van het kader zoals geschetst door de Hoge Raad in de arresten van 2010 en 2014 beoordelen of sprake is van een kinderpornografische afbeelding.
Meisje 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 294;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 1)”, p. 314-323;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 110-112;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 2)”, p. 328-330;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van herkenning, p. 349-350;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 3)”, p. 344-347;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 4
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de betrokkenheid van meisje 4 bij feit 4. De rechtbank is van oordeel dat de enkele bekennende verklaring van verdachte dat hij ook foto’s van meisje 4 heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad onvoldoende is voor een bewezenverklaring. De aangifte is niet uit eigen waarneming gedaan, maar nadat aan aangever door de politie is meegedeeld dat zijn dochter zou voorkomen in het onderzoek. Er zijn geen foto’s aangetroffen op de gegevensdragers van verdachte van meisje 4. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het vervaardigen en het in bezit hebben van afbeeldingen van meisje 4.
Meisje 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 366;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 5)”, p. 376-308;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 6
De verdediging heeft ten aanzien van foto 2 [bestandsnaam 1] in fotomap 13 aangevoerd dat niet vaststaat dat het meisje op de foto meisje 6 betreft. De rechtbank is van oordeel dat meisje 6 op genoemde foto niet is herkend door haar vader en niet door verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het vervaardigen en het in bezit hebben van deze genoemde foto van meisje 6.
Voor de overige foto’s die ten aanzien van meisje 6 ten laste zijn gelegd onder feit 4, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 397-399;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 6)”, p. 409-412;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 7
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 422-424;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 7)”, p. 431-437;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 8
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 294;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 8)”, p. 442-448;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 9
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het in bezit hebben van kinderporno van meisje 9, aangezien van haar geen foto’s zijn aangetroffen op de gegevensdragers van verdachte.
Meisje 9 heeft in haar aangifte verklaard dat zij zestien of zeventien jaar oud was toen het WhatsApp-contact met verdachte seksueel getint werd. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat meisje 9 eind zeventien was toen zij met hem seksfoto’s en -filmpjes van haarzelf heeft uitgewisseld via WhatsApp. [3] De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat verdachte kinderpornografisch materiaal van meisje 9 in zijn bezit heeft gehad. Dat op de gegevensdragers van verdachte geen materiaal ten aanzien van meisje 9 is aangetroffen, doet daar niet aan af.
Meisje 10
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal (de rechtbank begrijpt: meisje 10), p. 473;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 10)”, p. 466-468;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
De verdediging heeft ten aanzien van foto 1b in fotomap 14 het kinderpornografische karakter betwist. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat op de foto van meisje 10 de onderbuik, haar schaamlippen in/onder een bikinibroekje en de voorkant van de bovenbenen zichtbaar zijn. De focus van de foto ligt door het camerastandpunt op het bikinibroekje met daarin/-onder de schaamlippen van het meisje. De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (ter plekke zo gemaakt of later uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling. Dit geldt temeer nu uit de overige bewezenverklaring van feit 4 volgt dat verdachte zich destijds veelvuldig bezighield met het maken van kinderpornografische foto’s en dat blijkens de deskundigenrapporten bij hem toen sprake was van een pedofiele stoornis en hij desgevraagd op zitting heeft bevestigd een voorkeur te hebben voor minderjarige meisjes.
De foto heeft dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
Meisje 11
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 11), p. 478;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 11)”, p. 475-477;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
De verdediging heeft aangevoerd dat foto 1a in fotomap 16 een afbeelding betreft waar voor de gemiddelde kijker aanstonds blijkt dat het gaat om een gemanipuleerde afbeelding. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat in plaats van een volwassen vrouw, meisje 11 een stijve penis in haar mond heeft en dat de focus van de foto door het camerastandpunt op het pijpen ligt. De rechtbank is van oordeel dat door het manipuleren van de foto een afbeelding van de minderjarige is ontstaan die een onmiskenbaar seksuele strekking heeft gekregen. De foto is dan ook kinderpornografisch van aard. Het door de verdediging aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 8 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3483) acht de rechtbank in dit verband niet relevant, aangezien het in dat arrest gaat om afbeeldingen van schilderijen, in plaats van om een digitale bewerking van twee bestaande personen zoals in het onderhavige geval.
Meisje 12
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal (de rechtbank begrijpt: gezin meisje 12), p. 392;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 12)”, p. 481-483;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 13
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal (de rechtbank begrijpt: gezin meisje 13), p. 392;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 13)”, p. 485-488;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 14
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 14), p. 498-499;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 14)”, p. 491-495;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
De verdediging heeft ten aanzien van foto 1d in fotomap 5a het kinderpornografische karakter betwist. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat van meisje 14 de billen in een bikini en een deel van de achterkant van de benen zichtbaar is. Het meisje staat gebukt voorover gebogen en haar knieën staan bijna in een hoek van negentig graden, waardoor de billen naar achteren uitsteken. Door het camerastandpunt ligt de focus van de foto op de hand van het meisje dichtbij het bikinibroekje. De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (ter plekke zo gemaakt of later uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling. Het meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank op de foto een houding die onnatuurlijk is om vast te leggen, met name omdat alleen de billen en benen te zien zijn van het meisje. Dit geldt temeer nu uit de overige bewezenverklaring van feit 4 volgt dat verdachte zich destijds veelvuldig bezighield met het maken van kinderpornografische foto’s en dat blijkens de deskundigenrapporten bij hem toen sprake was van een pedofiele stoornis en hij desgevraagd op zitting heeft bevestigd een voorkeur te hebben voor minderjarige meisjes. De foto heeft dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
Meisje 15
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 16), p. 504;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 15)”, p. 501-503;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
De verdediging heeft ten aanzien van foto 2 in fotomap 19 het kinderpornografische karakter betwist. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat meisje 15 op de foto voorover gebogen staat, waardoor zij inkijk in haar shirtje heeft van bovenaf. Door het camerastandpunt van de foto ligt de focus op het behaatje dat zij draagt. Het meisje is vanaf een klein gedeelte van haar hoofd tot haar buik zichtbaar. De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (ter plekke zo gemaakt of later uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling. Het meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank op de foto een houding die onnatuurlijk is om vast te leggen, met name omdat kennelijk niet het hele hoofd van het meisje op de foto staat. Dit geldt temeer nu uit de overige bewezenverklaring van feit 4 volgt dat verdachte zich destijds veelvuldig bezighield met het maken van kinderpornografische foto’s en dat blijkens de deskundigenrapporten bij hem toen sprake was van een pedofiele stoornis en hij desgevraagd op zitting heeft bevestigd een voorkeur te hebben voor minderjarige meisjes. De foto heeft dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
Meisje 16
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 16), p. 504;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 16)”, p. 507-509;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
De verdediging heeft ten aanzien van foto 1b in fotomap 20 het kinderpornografische karakter betwist. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat meisje 16 vanaf ongeveer haar buik tot ongeveer halverwege haar linker bovenbeen zichtbaar is op de foto. Haar hoofd is niet in beeld. Zij draagt een bikinibroekje en door het camerastandpunt ligt de focus van de foto op de bedekte schaamstreek. De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (ter plekke zo gemaakt of later uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling. Het meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank op de foto een houding die onnatuurlijk is om vast te leggen, met name omdat haar hoofd niet zichtbaar is. Dit geldt temeer nu uit de overige bewezenverklaring van feit 4 volgt dat verdachte zich destijds veelvuldig bezighield met het maken van kinderpornografische foto’s en dat blijkens de deskundigenrapporten bij hem toen sprake was van een pedofiele stoornis en hij desgevraagd op zitting heeft bevestigd een voorkeur te hebben voor minderjarige meisjes. De foto heeft dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
Meisje 17
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 17)”, p. 512-514;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 18
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisjes 18 en 21), p. 523-524;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 18)”, p. 518-521;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 19
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal (de rechtbank begrijpt: meisje 19), p. 530-531;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 19)”, p. 526-528;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 20
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 20), p. 536-537;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 20)”, p. 533-535;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 21
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisjes 18 en 21), p. 523-524;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 21)”, p. 539-541;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 22
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 22), p. 551-552;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 22)”, p. 544-547;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 23
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 561;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 23)”, p. 554-557;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Meisje 24
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanlopen (de rechtbank begrijpt: meisje 24), p. 572-573;
- het proces-verbaal van onderzoek betreffende een aantal kennelijk zelf vervaardigde afbeeldingen: “(de rechtbank begrijpt: meisje 24)”, p. 564-566;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Gedownloade kinderporno
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 264-266 en
p. 269-273;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Conclusie
Op basis van wat hiervoor is beschreven en de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en/of het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen van de meisjes 1 tot en met 3 en de meisjes 5 tot en met 24 in de ten laste gelegde periode. Daarnaast heeft verdachte zich in die periode schuldig gemaakt aan het downloaden van 34.355 kinderpornografische afbeeldingen. Gelet op de lange periode en de grote hoeveelheid materiaal, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het plegen van het feit een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen (foto’s toilet), p. 194;
- het proces-verbaal van bevindingen (over heimelijke opnames), p. 287-290;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen is feit 5 naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij (op één
of meertijdstip
pen) in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 mei 2016 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3],
in ieder geval in Nederland, met een meisje op de slachtofferlijst aangeduid als 'meisje 1' (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), die de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt,
(telkens)één
of meerhandeling
enheeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje, waaronder het brengen van één van zijn vingers in haar anus
en tussen haar billen;
2.
hij
(op één of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 24 juli 2018 tot en met 25 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3],
in ieder geval in Nederland,met een meisje op de slachtofferlijst aangeduid als 'meisje 2' (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, buiten echt,
(telkens) één ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de broek en onderbroek van dat meisje opzij te schuiven en de vagina en
/ofde borsten van dat meisje te fotograferen;
3.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2012 tot en met 25 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3],
in ieder geval in Nederland,met
één ofmeerdere meisjes die de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt, te weten de op de slachtofferlijst genoemde meisjes genummerd 1, 3, 5, 6, 7 en 8 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), buiten echt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd te weten het ontbloten en/of betasten van de vagina, althans de schaamstreek, en/of de billen en/of de anus en/of borsten van
één ofmeer van die meisjes en/of het houden van zijn ontblote penis bij de vagina en/of de billen en/of de mond, in ieder geval het lichaam van
één ofmeer van die meisjes;
4.
hij
(op één of meer tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland,
meerdere afbeeldingen/multimediafiles van
(telkens) (een)seksuele gedraging
(en
)waarbij personen waren betrokken die de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt,
en
/of één of meergegevensdragers bevattende die afbeeldingen/multimediafiles (waaronder een Iphone 7 en een PC CoolerMaster), in zijn bezit heeft gehad en/of
één ofmeerdere van die afbeelding
(en
)/multimediafile
(s
)heeft vervaardigd
en/of verworvenen/of zich daartoe door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst (sociale media) de toegang toe heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen/multimediafiles
(een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij
(telkens
)een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, waaronder
het/de op de slachtofferlijst genoemde meisje
(s
)genummerd 1 tot en met 3 en 5 tot en met 24 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend),
was/waren betrokken
of
schijnbaar was/waren betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer): het anaal penetreren van het lichaam van meisje 1 die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, door met een vinger
tussen de billen en/ofin de anus te gaan;
(
waaronder bijvoorbeeldfoto 6b " [bestandsnaam 2] " en foto 6c " [bestandsnaam 3] " in fotomap 06a, meisje 1)
en
/ofhet met (een) vinger(s)/hand
(ontuchtig
)betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de anus en/of de borsten van
(onder meer)meisje 1 en
/ofmeisje 6 die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft/hebben bereikt;
(
waaronder bijvoorbeeld-foto 4c " [bestandsnaam 4] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 1 " [bestandsnaam 5] " in fotomap 13 (meisje 6))
en
/ofhet
(ontuchtig
)betasten van
één of meer meisjes, te weten (onder meer)meisje
(s
)1, 2, 3, 5, 7 en
/of8 door een volwassen man, door hun onderbroek en/of hemdje opzij te houden teneinde de geslachtsdelen en/of de billen en/of de anus en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft/hebben bereikt te tonen;
(
waaronder bijvoorbeeld-foto 4b " [bestandsnaam 6] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 1b " [bestandsnaam 7] " in fotomap 03 (meisje 2)
-foto 4c " [bestandsnaam 8] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 8a " [bestandsnaam 9] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 1 " [bestandsnaam 10] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 6b " [bestandsnaam 11] " in fotomap 08a (meisje 8))
en
/of
het houden van een volwassen penis bij en/of tegen de hand en/of het gezicht en/of het ontblote onderlichaam van
(onder meer)meisje
(s
)1, 3, 5, 7 en
/of8 die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft/hebben bereikt;
(
waaronder bijvoorbeeld-foto 4f " [bestandsnaam 12] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 4b " [bestandsnaam 13] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 8b " [bestandsnaam 14] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 5b " [bestandsnaam 15] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 6a " [bestandsnaam 16] " in fotomap 08a (meisje 8)
-foto 02 " [bestandsnaam 17] " in fotomap 1a)en
/ofhet poseren met nadruk op de blote en/of bedekte geslachtsdelen en/of billen en/of anus en/of borsten van meisje
(s
)1, 2, 3, 5,
6, 7, 8, 10, 14, 15, 16, 22, 23 en
/of24 die de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft/hebben bereikt;
(
waaronder bijvoorbeeld-foto's 1a " [bestandsnaam 18] "en 2 " [bestandsnaam 19] " in fotomap 6a (meisje 1)
-foto 1c " [bestandsnaam 20] " in fotomap 03 (meisje 2)
-foto 5a " [bestandsnaam 21] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 1a " [bestandsnaam 22] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 2 " [bestandsnaam 1] " in fotomap 13 (meisje 6)-foto 6 " [bestandsnaam 23] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 3a " [bestandsnaam 24] " in fotomap 08a (meisje 8)
-foto 1b " [bestandsnaam 25] " in fotomap 14 (meisje 10)
-foto 1d " [bestandsnaam 26] " in fotomap 05 (meisje 14)
-foto 2 “ [bestandsnaam 27] ” in fotomap 19 (meisje 15)
-foto 1b “ [bestandsnaam 28] ” in fotomap 20 (meisje 16)
-foto 3b “ [bestandsnaam 29] ” in fotomap 11 (meisje 22)
-foto 2b “ [bestandsnaam 30] ” in fotomap 15 (meisje 23)
-foto 1a en 1b “ [bestandsnaam 31] ” (meisje 24))
en/of
het, na digitale bewerking van afbeeldingen, schijnbaar (deels) naakt poseren van
één of meer van meisjes, te weten;meisje 3, 5, 6, 11, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 21 en
/of24, die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft/hebben bereikt, in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in de nabijheid van een (stijve) penis en/of in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij hun leeftijd past waarbij de afbeeldingen (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling (zgn. virtuele kinderporno);
(
waaronder bijvoorbeeld-foto 2 “ [bestandsnaam 32] ” in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 02b “ [bestandsnaam 33] ” in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 5 “ [bestandsnaam 34] ” in fotomap 13 (meisje 6)
-foto 1a “ [bestandsnaam 35] ” in fotomap 16 (meisje 11)
-foto 2 “ [bestandsnaam 36] ” in fotomap 17 (meisje 12)
-foto 1 “ [bestandsnaam 37] ” in fotomap 18 (meisje 13)
-foto 1b “ [bestandsnaam 38] ” in fotomap 21 (meisje 17)
-foto 2b “ [bestandsnaam 39] ” in fotomap 22 (meisje 18)
-foto 1b “ [bestandsnaam 40] ” in fotomap 24 (meisje 19)
-foto 1b “ [bestandsnaam 41] ” in fotomap 26 (meisje 20)
-foto 1b “ [bestandsnaam 42] ” in fotomap 23 (meisje 21)
-foto 2b “ [bestandsnaam 31] ” in fotomap 12 (meisje 24)
[bestandsnaam 32] : naam meisje 3
[bestandsnaam 35] : naam meisje 11
[bestandsnaam 36] : naam meisje 12
[bestandsnaam 37] : naam meisje 13
[bestandsnaam 38] : naam meisje 17
[bestandsnaam 39] : naam meisje 18
[bestandsnaam 40] : naam meisje 19
[bestandsnaam 42] : naam meisje 21)
het met een penis oraal, vaginaal en/of anaal
penetrerenvan het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de vinger/hand en/of met een voorwerp vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de mond/tong vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp zichzelf vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
waaronder bijvoorbeeld
foto
[bestandsnaam 43]in fotomap 27, volgnummer 1
en
/of
het met de/een penis
betasten en/of aanrakenvan het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand, voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
en/of het met de/een vinger/hand en/of voorwerp zichzelf betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
waaronder bijvoorbeeld[bestandsnaam 44]in fotomap 27, volgnummer 2
en
/of
het
door een dier likken, betasten en/of aanrakenvan het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
waaronder bijvoorbeeldfoto
[bestandsnaam 45]in fotomap 27, volgnummer 3
en
/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten)
poserenvan/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
waaronder bijvoorbeeldfoto
[bestandsnaam 46]in fotomap 27, volgnummer 4 en
[bestandsnaam 47]in fotomap 27, volgnummer 6
en
/of
het
masturberen boven/bij en/of ejaculerenop het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
waaronder bijvoorbeeld[bestandsnaam 48] in fotomap 27, volgnummer 5
terwijl verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2008 tot en met 26 juli 2018, in [plaats 1] , gemeente [plaats 3],
in ieder geval in Nederland,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel (een camera/mobiele telefoon), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van
één of meerdereperso
(o)n
(en
), aanwezig in de woning van verdachte aan de [adres] in [plaats 1] (gemeente [plaats 3]),
één of meerafbeeldingen (foto’s/filmpjes) heeft vervaardigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Ten aanzien van feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Ten aanzien van feit 5:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitbreiding van het geadviseerde locatie- en contactverbod en tevens met oplegging van een internetverbod. Ook heeft de officier van justitie oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren geëist, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten verschillende gegevensdragers, voor een deel verbeurd worden verklaard en voor een deel worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar een aantal (recente) zaken, aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden passend en geboden is. Daarnaast dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van medicatiegebruik als onderdeel van de behandeling, te worden opgelegd in het kader van een voorwaardelijk strafdeel ter hoogte van tien maanden gevangenisstraf, met een proeftijd van vijf jaren.
Voorts heeft de verdediging verzocht om de officier van justitie te bevelen om tot teruggave over te gaan van de in beslag genomen goederen waarvan het ongecontroleerde bezit niet in strijd is met de wet of het algemeen belang, te weten een schijf waarop privéfoto’s staan. Indien zich op dat goed toch bestanden bevinden die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang, dan dient de rechtbank het Openbaar Ministerie opdracht te geven om de niet strafbare bestanden op een gegevensdrager te kopiëren en aan verdachte terug te geven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie van 8 augustus 2019;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 1] en drs. [naam 2] , psychologen, van 31 januari 2019 en van [naam 3] , psychiater, van 26 februari 2019;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 4] , psycholoog, van 27 augustus 2019 en van [naam 5] , psychiater, van 27 augustus 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 4 september 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich jarenlang op verschillende momenten schuldig gemaakt aan ontucht met zeven minderjarige meisjes. Deze meisjes hadden op die momenten leeftijden die horen bij de basisschool, een enkeling was zelfs nog jonger.
Ten aanzien van één van die meisjes is verdachte nog verder gegaan en heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje door met zijn vinger in haar anus te gaan. Deze feiten zijn gepleegd tijdens logeerpartijtjes in de woning van verdachte met vriendinnetjes van zijn dochters en met een nichtje van verdachte. Terwijl de meisjes sliepen, maakte hij bijvoorbeeld foto’s van hun al dan niet ontblote billen en schaamstreek, die hij daarbij soms ook aanraakte, maar ook foto’s waarop te zien is dat hij zijn eigen penis bij of tegen het hoofd/lichaam (billen) of in de hand van de meisjes hield.
Daarnaast heeft verdachte van 23 meisjes die hij kende via zijn dochters, dan wel uit zijn woonplaats, kinderporno gemaakt en in zijn bezit gehad. Ten aanzien van één van hen is gebleken dat zij door verdachte is aangezet tot het filmen van seksuele handelingen die zij bij zichzelf verrichtte, terwijl zij nog minderjarig was. Ook heeft verdachte een grote hoeveelheid gedownloade kinderporno (meer dan 30.000 afbeeldingen) in zijn bezit gehad. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het heimelijk maken van afbeeldingen van personen die zich in zijn woning hebben bevonden.
Door het seksueel misbruik van de meisjes en het maken van kinderporno heeft verdachte het risico genomen dat de normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, voor de meisjes is of wordt doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Hij heeft uitsluitend ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens gehandeld. Daarbij heeft hij het vertrouwen dat de meisjes (en hun ouders) in hem, als de vader van hun vriendinnetje(s), hadden ten zeerste beschaamd. De op zitting afgelegde slachtofferverklaringen waren treffend en hebben diepe indruk gemaakt.
Deze feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank reeds op zichzelf een langdurige gevangenisstraf, nog afgezien van het in bezit hebben van gedownloade kinderporno en het heimelijk maken van afbeeldingen van personen.
Uit de rapportages van de twee psychologen en twee psychiaters volgt als gemene deler dat verdachte in ieder geval aan twee ziekelijke stoornissen lijdt, namelijk een pedofiele stoornis en een voyeurismestoornis. Deze stoornissen hebben verdachte beïnvloed tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Om die reden hebben de vier deskundige rapporteurs geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Deze conclusies neemt de rechtbank over en maakt de rechtbank tot de hare.
Naast het opleggen van een straf voor wat verdachte heeft gedaan, is het aldus ook van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen. Uit de rapportages volgt dat deze noodzakelijke behandeling intensief en langdurig moet zijn. Gebleken is dat verdachte het zelf ook van belang acht dat hij wordt behandeld en hij heeft ter terechtzitting zijn bereidheid tot medewerking aan behandeling getoond. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is in welk kader deze behandeling moet plaatsvinden.
De rapporteurs [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] hebben geadviseerd om de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden. Zij zijn ter terechtzitting bij dit advies gebleven. De rapporteurs hebben ingeschat dat er een risico is dat verdachte zich voortijdig aan de behandeling zou kunnen onttrekken, vanwege zijn neiging tot vermijding en zijn gebrekkige ziekte- en probleembesef. Ook hebben zij de kans op herhaling (indien verdachte onbehandeld blijft) van het downloaden en vervaardigen van kinderporno op de middellange termijn als hoog ingeschat. De kans op herhaling van het plegen van ontucht met minderjarigen is als minder hoog ingeschat vanwege een langere aanlooptijd en de vereiste nabijheid van kinderen. Wat hierbij is meegewogen is dat de problematiek van verdachte al lange tijd bestaat en dat het hem in al die tijd niet is gelukt om hulp te zoeken.
De rapporteurs [naam 4] en [naam 5] hebben geadviseerd om de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde. Door deze rapporteurs is de kans op herhaling als laag tot matig ingeschat, op de langere termijn. Ook zijn er volgens hen geen aanwijzingen dat verdachte zich zal onttrekken aan toezicht. Ten opzichte van de eerdere adviezen is geconstateerd dat verdachte, op het moment van onderzoek door deze rapporteurs, meer probleem- en ziektebesef laat zien en meer openheid aan de dag legt. Ook deze rapporteurs zijn ter terechtzitting bij hun adviezen gebleven.
De reclassering heeft in haar rapport de voorkeur gegeven aan het plaatsvinden van de behandeling in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden, omdat dit de beste garantie biedt dat verdachte adequaat wordt behandeld en resocialiseert, ook als hij zijn huidige medewerking intrekt.
De rechtbank stelt voorop dat het door de rapporteurs voorgestelde plan van aanpak juridisch in beide kaders inpasbaar is en dat, indien verdachte zich houdt aan de te stellen voorwaarden, hij weinig zal merken van het verschil in kader. Indien verdachte zich echter onttrekt aan de voorwaarden, zal de tbs-maatregel met voorwaarden kunnen worden omgezet in de tbs-maatregel met dwangverpleging en een voorwaardelijk gevangenisstraf in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit betekent dat in het geval van omzetting van de tbs-maatregel met voorwaarden in de tbs-maatregel met dwangverpleging hij nog steeds zal worden behandeld. Dit is anders indien hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal moeten uitzitten.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een langdurige en intensieve behandeling van de stoornissen van verdachte noodzakelijk is om herhaling in de toekomst te voorkomen en dat deze noodzakelijke behandeling de meeste kans van slagen heeft in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte zal in dat geval - hoe dan ook - behandeld terugkeren in de maatschappij. Vanwege de beschreven reële kans op herhaling vereist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van de tbs-maatregel. In dit oordeel ligt besloten dat verdachte weliswaar op dit moment zegt gemotiveerd te zijn voor behandeling, maar overigens niet is gebleken dat hij intrinsiek is gemotiveerd voor behandeling wegens pedofilie. Verdachte toont in dat verband nog steeds zeer beperkt ziekte-inzicht en -besef en hij lijkt ook ter zitting nog zijn handelen te willen verklaren vanuit zijn voyeurismestoornis. Het is de verwachting van de rechtbank dat daar waar verdachte zijn parafiele pedofiele stoornis in volle omvang onder ogen zal moeten zien en accepteren alvorens een behandeling kans van slagen heeft, een punt waar hij nog lang niet is, op dit moment geenszins valt uit te sluiten dat tussen hem en zijn behandelaars hier zodanige verschillen in inzichten ontstaan, dat verdachte alsnog zijn medewerking zal onthouden.
Behalve het meewerken aan behandeling, zal verdachte zich in het kader van de tbs-maatregel ook aan de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden moeten houden. De officier van justitie heeft verzocht om uitbreiding van het contact- en locatieverbod en om oplegging van een internetverbod. De rechtbank zal bepalen dat verdachte geen contact mag opnemen met de slachtoffers en hun ouders, zonder overleg met de reclassering. Ten aanzien van de gevraagde uitbreiding van het locatieverbod, is de rechtbank van oordeel dat het te ver voert om het locatieverbod ook op Zaltbommel te laten zien. Immers zal de behandeling er ook toe moeten leiden dat verdachte zal inzien dat hij niet naar locaties moet gaan waar hij de slachtoffers eventueel zou kunnen treffen. Het internetverbod acht de rechtbank zeker in het begin nodig om herhaling te voorkomen en heeft te gelden zolang de reclassering en/of behandelaars dat nodig acht(en).
Zoals reeds is beschreven, acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten ook een langdurige gevangenisstraf passend. De rechtbank acht het echter van belang dat de noodzakelijke behandeling niet te lang op zich zal laten wachten. Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte - naast de tbs-maatregel met voorwaarden - een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van veertig maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft ten slotte oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd. De reclassering heeft hiertoe geadviseerd. Hoewel voldaan is aan de voorwaarden, gaat de rechtbank niet over tot oplegging van deze maatregel. Het voert naar het oordeel van de rechtbank te ver om de mogelijkheid open te laten om toezicht te blijven houden op verdachte nadat hij is behandeld en geresocialiseerd in het kader van de tbs-maatregel.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, overbodig.
Beslag
Uit het onderzoek volgt dat op verschillende gegevensdragers van verdachte grote hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen, waaronder afbeeldingen van slachtoffers, veelal vriendinnetjes van zijn dochters maar ook van een nichtje. De rechtbank stelt voorop dat verdachte wordt veroordeeld voor het bezitten en/of vervaardigen van deze strafbare afbeeldingen en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en dat deze afbeeldingen daarom op grond van de artikelen 36b en 36c Sr moeten worden onttrokken aan het verkeer. De gegevensdragers waarop de afbeeldingen zijn aangetroffen, betreffen voorwerpen met behulp van welke dit bezitten en/of vervaardigen is begaan.
Verdachte heeft teruggave van de gegevensdragers verzocht, dan wel verzocht daarvan - zo begrijpt de rechtbank - ‘onschuldige’ familiefoto’s te selecteren en die aan hem terug te geven.
Namens de slachtoffers is nadrukkelijk aangegeven dat ze niet willen dat verdachte nog afbeeldingen van hen in zijn bezit krijgt, ook al zouden die afbeeldingen zelf geen kinderporno betreffen. Ook de officier heeft dit standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Verdachte heeft desgevraagd niet kunnen aangeven waar exact zich de ‘onschuldige’ familie-afbeeldingen bevinden die hij terug wenst. Mede blijkens de ter terechtzitting gegeven toelichting van de officier van justitie kan met onvoldoende zekerheid worden geborgd dat de gegevensdragers (in technische zin) voldoende kunnen worden geschoond van het strafbare materiaal dat zich daarop nog bevindt. Het door de verdediging aangedragen alternatief dat door de recherche ‘onschuldige’ familieafbeeldingen worden geïsoleerd en geselecteerd, teneinde die aan verdachte beschikbaar te stellen, acht de rechtbank - voor zover al mogelijk - een onevenredige inspanning vergen van het opsporingsapparaat. Bovendien draagt zo’n selectie het risico in zich dat daar toch onbedoeld afbeeldingen van slachtoffers tussen blijven zitten, bijvoorbeeld van het nichtje. Dat verdachte nog in het bezit zou worden gesteld van afbeeldingen van zijn slachtoffers (meer specifiek het nichtje) acht de rechtbank - mede gelet op de veroordeling voor het vervaardigen van virtuele kinderporno met afbeeldingen van een deel van de slachtoffers - maatschappelijk onaanvaardbaar. Ook ten aanzien van de gegevensdragers zelf komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Deze zullen dus ook worden onttrokken aan het verkeer.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
In deze strafzaak hebben zich zeventien benadeelde partijen, allen via een advocaat, dan wel via Slachtofferhulp Nederland, met vorderingen tot schadevergoeding gevoegd. Die opgevoerde schadeposten betreffen materiële en/of immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van vrijwel alle opgevoerde schadeposten verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het aantal dagen hechtenis overeenkomstig het toegewezen bedrag, waarbij de maatstaf van de tabel vervangende hechtenis is gehanteerd. Ten aanzien van meisje 9, meisje 15 en meisje 16 heeft de officier van justitie gesteld dat zij voor wat betreft een deel van de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, vanwege onvoldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen aan immateriële schadevergoeding te hoog zijn gelet op vergelijkbare jurisprudentie, wat maakt dat deze bedragen moeten worden gematigd. Daarnaast moeten concrete gegevens worden aangevoerd waaruit volgt dat een psychische beschadiging is ontstaan. Indien dat niet is gebeurd, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor wat betreft de gevorderde bedragen aan materiële schadevergoeding heeft de verdediging gesteld dat de gemaakte kosten voor het voortraject moeten worden afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 51a en verder van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De kosten voor het bijwonen van de strafzaak dienen te worden toegewezen als zijnde proceskosten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank laat aan de beoordeling van de afzonderlijke vorderingen enige algemene beschouwingen voorafgaan.
Materiële schade en proceskosten
Een aantal van de benadeelde partijen heeft verzocht om vergoeding van gemaakte reis- en parkeerkosten in verband met zowel het voortraject als de strafzaak. Primair wordt de vergoeding van deze kosten gevorderd als rechtstreekse schade en subsidiair als proceskosten. Daarnaast heeft een aantal benadeelde partijen verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand als proceskosten.
De rechtbank overweegt dat in de “Aanbevelingen civiele vordering en schadevergoedingsmaatregel”, pagina 24, van de Raad voor de Rechtspraak het volgende is opgemerkt:
“Kosten die voortvloeien uit het doen van aangifte en het zorgen voor de bereddering na een misdrijf, zoals tijdsbesteding, gederfde inkomsten en reiskosten, komen binnen redelijke grenzen in aanmerking voor vergoeding als door het delict veroorzaakte vermogensschade.
Het gaat hier om schade die in een zodanig verband staat met het gepleegde delict dat zij aan de dader, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van het delict kan worden toegerekend (art. 6:98 BW, causaal verband). De kosten moeten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang ervan moet redelijk zijn (dubbele redelijkheidstoets).
De hier bedoelde schade kan worden begrepen onder art. 6:96 lid 2, a en b, BW: als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking (a) redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht en (b) redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid”.
Voorts overweegt de rechtbank dat kosten die in het kader van de voegingsprocedure zijn gemaakt, zoals kosten van rechtsbijstand en reis-, verblijfs- en verletkosten in het kader van het bijwonen van de terechtzitting, op grond van artikel 592a Sv toewijsbaar zijn als proceskosten.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de kosten die benadeelde partijen hebben gemaakt in het kader van het voortraject op basis van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) als rechtstreekse schade in beginsel toewijsbaar zijn. De kosten die door benadeelde partijen zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak, zullen gelet op artikel 592a Sv als proceskosten worden toegewezen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat onder de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject en de strafzaak ook parkeerkosten vallen.
Immateriële schade
Door de gemachtigden van de benadeelde partijen is betoogd dat verdachte door zijn handelen het recht op privacy (aantasting in de eer of goede naam) en/of de lichamelijke integriteit van het betreffende slachtoffer heeft geschonden. Volgens de gemachtigden is in de jurisprudentie aanvaard dat van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ ook sprake is indien de aard en ernst van de onrechtmatigheid en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken. Hierbij zou onder andere kunnen worden gedacht aan seksueel misbruik.
De benadeelde partijen hebben vergoeding van immateriële schade gevorderd, waarbij de gemachtigden aan de hand van de veronderstelde ernst van de gevolgen voor de slachtoffers een indeling in zes categorieën hebben gemaakt, variërend van € 1.250,- tot € 5.000,-. De categorieën gaan enerzijds uit van aantasting in de eer of goede naam, vanwege het maken en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen van de meisjes, en anderzijds van schending van de lichamelijke integriteit, vanwege het plegen van ontuchtige handelingen met de meisjes.
De rechtbank overweegt dat artikel 6:106 BW bepaalt dat immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt indien:
a. de aansprakelijke persoon het oogmerk had dergelijke schade toe te brengen, of
b. de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Deze schadevergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid, zodat rekening kan worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
Niet aannemelijk is geworden, noch door of namens de benadeelde partijen aangevoerd, dat bij een of meer van de slachtoffers sprake is van - rechtstreeks door de strafbare feiten veroorzaakt - lichamelijk letsel. Evenmin is gebleken dat verdachte het oogmerk heeft gehad om immateriële schade toe te brengen aan de slachtoffers. De vraag is dan of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat door het maken en/of bezitten van kinderpornografische afbeeldingen van een slachtoffer sprake is van een aantasting in de eer of goede naam van dat slachtoffer. Het gedrag van verdachte - te weten het vervaardigen en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen - getuigt van zeer respectloos, grievend en onzorgvuldig handelen richting de slachtoffers. Hiermee heeft hij hun fundamentele recht op privacy ernstig geschonden en zijn zij aangetast in hun zedelijke waarde. Omdat het gaat om een zelfstandige categorie van gevallen van persoonsaantastingen in artikel 6:106 aanhef en onder b BW is voor het aannemen van een persoonsaantasting wegens schending van eer en goede naam niet vereist dat sprake is van geestelijk letsel.
Voor wat betreft de situatie dat de slachtoffers “op andere wijze” in hun persoon zijn aangetast - vanwege de schending van hun lichamelijke integriteit door het plegen van ontuchtige handelingen met hen - overweegt de rechtbank dat daarvoor in gevallen als de onderhavige niet is vereist dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Objectieve onderbouwing van de feitelijke gevolgen van de handelingen door verdachte kan in zoverre achterwege blijven. Wel dient op zijn minst aannemelijk te zijn dat die feitelijke gevolgen er zijn. In dat verband zal in beginsel moeten komen vast te staan dat de benadeelde geestelijk letsel van min of meer ernstige aard heeft opgelopen, waarvoor meer of minder sterk psychisch onbehagen of zich gekwetst voelen ontoereikend is. Door of namens de benadeelde zullen in de regel voldoende concrete gegevens moeten zijn aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische beschadiging is ontstaan. De rechtbank volgt de benadeelde partijen aldus niet in de uitleg dat indien in voorkomend geval (nog) niet is gebleken van feitelijke gevolgen in de vorm van psychische beschadiging/geestelijk letsel, de desbetreffende benadeelde partij toch (nu reeds) in aanmerking komt voor immateriële schadevergoeding. Dit neemt niet weg dat bij de vaststelling van de eventuele psychische schade ook overwegingen van meer algemene aard kunnen worden betrokken. Aan deze overwegingen van meer algemene aard dienen naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling van de afzonderlijke vorderingen voor wat betreft de immateriële schade een zwaarwegende betekenis te worden toegekend.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 29 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1519) bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In zijn arrest van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376) heeft de Hoge Raad daarnaast nog bepaald dat van een aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 BW, niet reeds sprake is bij de enkele schending van een fundamenteel recht. De rechtbank begrijpt hieruit en in het licht van het voorgaande dat er dus wel daadwerkelijk schade moet zijn geleden voordat aan toewijzing van immateriële schadevergoeding kan worden toegekomen.
De rechtbank overweegt dat geen rechtsregel in een zaak als de onderhavige belet gebruik te maken van een indeling in categorieën, zoals het gerechtshof Amsterdam ook in de zaken Robert M. en Aydin C. heeft gedaan en door de benadeelde partijen in de onderhavige zaak ook wordt voorgesteld. Leidend bij een dergelijke indeling in categorieën voor het bepalen van de hoogte van immateriële schade zijn de aard en de ernst van de gepleegde feiten.
De rechtbank stelt de bedragen naar billijkheid voor wat betreft een aantal categorieën lager vast dan gevorderd. Een en ander brengt de rechtbank tot de volgende categorieën:
- categorie 1: bezit en vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen (het bezit of digitaal bewerken/manipuleren van afbeeldingen tot kinderpornografische afbeeldingen):
€ 750,-;
- categorie 2: bezit en vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen (het bezit van zowel digitaal gemanipuleerde beelden als het vervaardigen van ‘eigen materiaal’ (de rechtbank begrijpt: foto’s die verdachte heeft gemaakt van de door hem met het slachtoffer gepleegde ontuchtige handelingen): € 1.500,-;
- categorie 3: bezit en vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen + ernstige (psychische) gevolgen: € 2.000,-;
- categorie 4: het eenmalig (tijdens de slaap) plegen van ontuchtige handelingen: € 2.500,-;
- categorie 5: het meermalen (tijdens de slaap) plegen van ontuchtige handelingen: € 3.500,-;
- categorie 6: het meermalen (tijdens de slaap) plegen van ontuchtige handelingen waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam: € 5.000,-.
De rechtbank merkt hierbij op dat dit de basisbedragen zijn die voor toewijzing in aanmerking komen als immateriële schade is geleden door de benadeelde partijen als gevolg van het in deze categorieën omschreven handelen van verdachte.
Meisje 1
De benadeelde partij meisje 1 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.500,-- aan immateriële schade.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 1 niet op de hoogte is van het seksueel misbruik. Zoals hiervoor is overwogen, moet er wel enige schade zijn geleden alvorens vergoeding van die schade in aanmerking kan komen. Tot op heden is niet gebleken dat meisje 1 schade heeft geleden. Om die reden verklaart de rechtbank meisje 1 niet-ontvankelijk in haar vordering.
Meisje 2
De benadeelde partij meisje 2 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 2, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 32.121,70, bestaande uit € 26.121,70 aan materiële schade en
€ 6.000,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een deel van de gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 28,45, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 427,52, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 8,70, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 32,03, worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij bedragen gevorderd die zijn gebaseerd op categorie 3 en 4. Uit de onderbouwing volgt dat meisje 2 therapie heeft gevolgd naar aanleiding van de bewezen verklaarde feiten. Door de therapeut, die de rechtbank betrouwbaar acht, is verklaard dat meisje 2 de eerste maand na het incident last had van spanning, psychosomatische klachten en slaapproblemen. Op basis van het eindverslag van de therapeut zijn die klachten met name te relateren aan de ontuchtige handelingen die verdachte bij meisje 2 verrichtte. Dat meisje 2 ernstige psychische klachten heeft (gehad) als gevolg van het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen op zich, kan niet uit de nu beschikbare gegevens worden afgeleid. De rechtbank wijst dan ook immateriële schade toe overeenkomstig de categorieën 2 en 4, wat volgens de door de rechtbank vastgestelde bedragen neerkomt op een bedrag van € 4.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 3
De benadeelde partij meisje 3 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 30.637,06, bestaande uit € 24.637,06 aan materiële schade en
€ 6.000,-- aan immateriële schade. Ook is vergoeding van proceskosten, te weten vergoeding van het eigen risico en de kosten van rechtsbijstand, ten bedrage van € 6.160,31 gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een deel van de gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 29,64, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 426,09, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 19,60, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 36,73, worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij bedragen gevorderd die zijn gebaseerd op categorie 2 en 5. Uit de onderbouwing volgt dat meisje 3 momenteel nog geen therapie ondergaat, maar dat er wel schade is aangericht. De ouders van het meisje merken dat zij bezig is met de feiten, omdat zij vragen aan hen stelt over wat er is gebeurd. De rechtbank wijst de immateriële schade toe overeenkomstig de categorieën 2 en 5, wat volgens de door de rechtbank vastgestelde bedragen neerkomt op een bedrag van
€ 5.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft vergoeding van proceskosten gevorderd, die bestaan uit het eigen risico wegens het doen van een beroep op de rechtsbijstandverzekering en uit de kosten van rechtsbijstand door de gemachtigde. Dat een eigen risico moest worden voldaan, is voldoende onderbouwd. De ten behoeve van het krijgen van rechtsbijstand in onderhavige zaak gemaakte kosten, te weten betaling van het eigen risico, acht de rechtbank toewijsbaar als proceskosten. Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand is verzocht om af te wijken van het liquidatietarief door de werkelijk gemaakte kosten toe te wijzen. Indien de rechtbank van het liquidatietarief wil afwijken, moet dat volgens de Hoge Raad worden gemotiveerd. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van het liquidatietarief, waardoor de kosten van rechtsbijstand worden toegewezen aan de hand van het liquidatietarief. De gemachtigde heeft namens de benadeelde partij de vordering ingediend en is bij zes zittingen aanwezig geweest. De rechtbank kent voor het indienen van de vordering en voor één van de zittingsdagen 1,0 punt toe en voor de overige zittingsdagen 0,5 punt per zittingsdag. In totaal wordt dan 4,5 punt toegekend. Het totale toe te wijzen bedrag is € 5.049,24. Dat betekent dat volgens de “Liquidatietarieven Kanton 2019” € 240,-- per punt als salaris geldt. In totaal wordt dan € 1.080,-- aan kosten voor rechtsbijstand als proceskosten toegewezen.
Meisje 5
De benadeelde partij meisje 5 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 25.417,85, bestaande uit € 18.417,85 aan materiële schade en
€ 7.000,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een deel van de gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
De gemaakte en nog te maken reis- en parkeerkosten zijn gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 5 mede vanwege de bewezen verklaarde feiten onder behandeling is bij een psycholoog. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verplaatste schade kan worden gevorderd. De posten zijn voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject (in dit geval de reisdoelen school en politiebureau), te weten € 31,97, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 738,12, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 91,40, worden toegewezen als proceskosten.
De tegemoetkoming voor opgenomen verlofuren is eveneens gevorderd als verplaatste schade. Gevorderd wordt een bedrag van € 381,36. De rechtbank overweegt dat de uren zijn opgenomen ten behoeve van het bijwonen van de zittingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten die zijn gemaakt vanwege het opnemen van deze dagen dienen te worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij bedragen gevorderd die zijn gebaseerd op categorie 3 en 5. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat meisje 5 mede ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten onder behandeling is bij een psycholoog, niet zonder meer betekent dat zij ernstige (psychische) gevolgen heeft ondervonden. De behandeling volgt zij immers ook vanwege andere gebeurtenissen. De rechtbank wijst daarom de immateriële schade toe overeenkomstig de categorieën 2 en 5, wat volgens de door de rechtbank vastgestelde bedragen neerkomt op een bedrag van € 5.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 6
De benadeelde partij meisje 6 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 3 en 4 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 7.171,43, bestaande uit € 2.171,43 aan materiële schade en
€ 5.000,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een deel van de gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 18,31, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 248,90, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten die zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 16,74, worden toegewezen als proceskosten. Voorts wijst de rechtbank het gevorderde bedrag van € 25,-- aan kosten van bereddering toe als zijnde rechtstreekse schade. Deze kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
De kosten vanwege het opnemen van vrije dagen zijn gevorderd als verplaatste schade. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.112,48. De rechtbank overweegt dat een deel van de vrije dagen is opgenomen ten behoeve van het bijwonen van de zittingen en de slachtofferbijeenkomst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten die zijn gemaakt vanwege het opnemen van deze dagen dienen te worden toegewezen als proceskosten. Het gaat dan om een bedrag van € 829,20. Voorts zijn er vrije dagen opgenomen ten behoeve van het politieonderzoek. Die gemaakte kosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als proceskosten worden toegewezen. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Uit de onderbouwing van de vordering ter terechtzitting volgt dat zeer recent een intake heeft plaatsgevonden voor therapie bij een speltherapeut, omdat meisje 6 ander gedrag laat zien dan voorheen waaruit kan worden opgemaakt dat de psychische impact van de strafbare feiten mogelijk groter is dan werd gedacht. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verplaatste schade kan worden gevorderd. De schadepost is voldoende onderbouwd. De tegemoetkoming voor opgenomen verlofuren voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets en had meisje 6 zelf kunnen vorderen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. De verlofuren zijn echter opgenomen door de ouders van het meisje ten behoeve van het meisje. Het overige bedrag van € 283,28 wordt dan ook als rechtstreekse schade toegewezen.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij bedragen gevorderd die zijn gebaseerd op categorie 2 en 4. Uit de onderbouwing volgt dat meisje 6, zoals beschreven, ander gedrag laat zien dan voorheen waardoor begonnen zal worden met speltherapie. De rechtbank wijst de immateriële schade toe overeenkomstig de categorieën 2 en 4, wat volgens de door de rechtbank vastgestelde bedragen neerkomt op een bedrag van
€ 4.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 7
De benadeelde partij meisje 7 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 29.548,31, bestaande uit € 24.548,31 aan materiële schade en
€ 5.000,-- aan immateriële schade. Ook is vergoeding van proceskosten, te weten vergoeding van kosten van de rechtsbijstand, ten bedrage van € 3.992,51 gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een deel van de gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 15,76, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 368,52, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject, te weten € 3,50, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 35,53, worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij bedragen gevorderd die zijn gebaseerd op categorie 2 en 4. Uit de onderbouwing volgt dat meisje 7 momenteel nog geen therapie ondergaat, maar dat er wel schade is aangericht. De ouders van het meisje merken dat zij bezig is met de feiten, omdat zij vragen aan hen stelt over wat er is gebeurd. De rechtbank wijst de immateriële schade toe overeenkomstig de categorieën 2 en 4, wat volgens de door de rechtbank vastgestelde bedragen neerkomt op een bedrag van
€ 4.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft vergoeding van proceskosten gevorderd, die bestaan uit de kosten van rechtsbijstand door de gemachtigde. Verzocht is om af te wijken van het liquidatietarief door de werkelijk gemaakte kosten toe te wijzen. Indien de rechtbank van het liquidatietarief wil afwijken, moet dat volgens de Hoge Raad worden gemotiveerd. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van het liquidatietarief, waardoor de kosten van rechtsbijstand worden toegewezen aan de hand van het liquidatietarief. De gemachtigde heeft namens de benadeelde partij de vordering ingediend en is bij zes zittingen aanwezig geweest. De rechtbank kent voor het indienen van de vordering en voor één van de zittingsdagen 1,0 punt toe en voor de overige zittingsdagen 0,5 punt per zittingsdag. In totaal wordt dan 4,5 punt toegekend. Het totale toe te wijzen bedrag is € 4.019,26. Dat betekent dat volgens de “Liquidatietarieven Kanton 2019” € 210,-- per punt als salaris geldt. In totaal wordt dan
€ 945,-- aan kosten voor rechtsbijstand als zijnde proceskosten toegewezen.
Meisje 8
De benadeelde partij meisje 8 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade.
De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 8 niet op de hoogte is van het seksueel misbruik. Zoals hiervoor is overwogen, moet er wel schade zijn geleden alvorens vergoeding van die schade in aanmerking kan komen. Tot op heden is niet gebleken dat meisje 8 schade heeft geleden. Om die reden verklaart de rechtbank meisje 8 niet-ontvankelijk in haar vordering.
Meisje 9
De benadeelde partij meisje 9 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 15.346,24, bestaande uit € 11.846,24 aan materiële schade en
€ 3.500,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering van meisje 9 voorop dat slechts een deel van de periode waaraan meisje 9 haar klachten relateert ten laste is gelegd en dat de tenlastelegging uitsluitend het voorhanden hebben van afbeeldingen van meisje 9 betreft. Uit de psychologische rapportage die ter onderbouwing van de vordering is bijgevoegd, volgt dat de behandeling sinds augustus 2018 met name ziet op seksueel misbruik, maar seksueel misbruik is niet tenlastegelegd ten aanzien van meisje 9. Tevens volgt uit de psychologische rapportage dat de gebeurtenissen rond het seksueel misbruik ten dele hebben bijgedragen aan de klachten van meisje 9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat meisje 9 ten aanzien van de gevorderde materiële schadeposten die zijn gerelateerd aan haar psychische klachten, te weten de eigen bijdrage, reiskosten vanwege gesprekken met de psycholoog, studievertraging en collegegeld, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het vormt namelijk een onevenredige belasting van het strafproces om te onderzoeken of en in welke mate het bewezen verklaarde feit heeft bijgedragen aan het veroorzaken van de psychische klachten van meisje 9 waardoor zij vervolgens de schade heeft geleden zoals gevorderd.
De gevorderde vergoeding van gemaakte reis- en parkeerkosten ten behoeve van de strafzaak is voldoende onderbouwd met stukken. De reis- en parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt, te weten € 241,35, worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 3. Vast staat dat meisje 9 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. Zoals de rechtbank echter reeds heeft beschreven, staat niet vast dat de psychische klachten van meisje 9 volledig te relateren zijn aan het bewezen verklaarde feit. Bewezen is verklaard dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen van meisje 9 in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank wijst de immateriële schade daarom toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 11
De benadeelde partij meisje 11 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder feit 4 en 5 bewezen verklaarde feiten. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 25.375,--, bestaande uit € 24.125,-- aan materiële schade en
€ 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gevorderde materiële schade bestaat uit toekomstige kosten. Deze kosten komen pas voor vergoeding in aanmerking als zij zijn gemaakt en indien zeker is dat die kosten zullen worden gemaakt. Thans is dat niet het geval, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 11 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 12
De benadeelde partij meisje 12 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.757,62, bestaande uit € 507,62 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De materiële schade bestaat uit kosten voor psychologische zorg die niet worden gedekt door de zorgverzekeraar. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat bij meisje 12 meerdere klachten spelen waarvoor zij in behandeling is. Naar het oordeel van de rechtbank is het een onevenredige belasting van het strafgeding om uit te zoeken welk deel van de behandeling specifiek is gevolgd ten gevolge van het bewezen verklaarde feit en welke kosten daaraan zijn verbonden. De benadeelde partij wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 12 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 13
De benadeelde partij meisje 13 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.250,-- aan immateriële schade. Dit bedrag is gebaseerd op categorie 1.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat meisje 13 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 14
De benadeelde partij meisje 14 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.446,78, bestaande uit € 196,78 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gemaakte en nog te maken reis- en parkeerkosten zijn gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 14 psychische gevolgen heeft ondervonden naar aanleiding van het bewezen verklaarde feit. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verplaatste schade kan worden gevorderd. De posten zijn voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject (in dit geval de reisdoelen bijeenkomst [plaats 2] en school), te weten € 39,20, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reiskosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 129,58, worden toegewezen als proceskosten. De parkeerkosten waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 28,--, worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 13 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 15
De benadeelde partij meisje 15 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 21.446,79, bestaande uit € 17.946,79 aan materiële schade en
€ 3.500,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gemaakte en nog te maken reis- en parkeerkosten zijn gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 15 mede vanwege de bewezen verklaarde feiten therapie volgt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verplaatste schade kan worden gevorderd. De posten zijn voldoende onderbouwd met stukken. De reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voortraject (in dit geval de reisdoelen Slachtofferhulp Tiel en Slachtofferhulp Den Bosch), te weten € 44,47, voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en worden dan ook als rechtstreekse schade toegewezen. De reis- en parkeerkosten die zijn gemaakt of waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak, te weten € 345,96, worden toegewezen als proceskosten.
De tegemoetkoming voor opgenomen verlofuren is eveneens gevorderd als verplaatste schade. Gevorderd wordt een bedrag van € 381,36. De rechtbank overweegt dat de uren zijn opgenomen ten behoeve van het bijwonen van de zittingen. De ouders van meisje 15 zijn er sinds 10 december 2018 mee bekend dat ook hun dochter slachtoffer is. Daarmee is aannemelijk dat zij de zittingen na 10 december 2018 hebben bijgewoond, om hun dochter te ondersteunen. Voor zover de raadsman betoogt dat de ouders van meisje 15 de zitting van 8 november 2018 hebben bijgewoond ter morele ondersteuning van de partner van verdachte, acht de rechtbank het aannemelijk dat zij die zitting ook zouden hebben bijgewoond als zij eerder zouden hebben geweten dat hun dochter slachtoffer was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten die zijn gemaakt vanwege het opnemen van deze dagen dienen te worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de gevorderde kosten vanwege studievertraging, overweegt de rechtbank dat uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 15 al geruime tijd met psychische problematiek kampt en om die reden reeds sinds 2017 in therapie is. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook onvoldoende duidelijkheid over het causale verband tussen het bewezen verklaarde feit en de psychische toestand van meisje 15. De rechtbank acht het een onevenredige belasting van het strafproces om te onderzoeken of en in welke mate het bewezen verklaarde feit heeft bijgedragen aan de huidige psychische klachten van meisje 15 waardoor zij vervolgens de schade heeft geleden zoals gevorderd. Meisje 15 wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 3. Vast staat dat meisje 15 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. Zoals hiervoor beschreven, staat echter niet vast dat de psychische klachten van meisje 15 volledig te relateren zijn aan het bewezen verklaarde feit. Bewezen is verklaard dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen van meisje 15 in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank wijst de immateriële schade daarom toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 16
De benadeelde partij meisje 16 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 15.613,--, bestaande uit € 12.113,-- aan materiële schade en € 3.500,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gevorderde vergoeding van behandelingen bij een therapeut is voldoende onderbouwd met stukken. Uit de verklaring van de therapeut volgt dat meisje 16 naar aanleiding van het bewezen verklaarde feit in therapie is gegaan. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van deze therapeut en deze wordt dan ook betrouwbaar geacht. De gevorderde vergoeding voor zowel reeds gevolgde behandelingen als voor de behandelingen waarvan vaststaat dat deze nog zullen worden gevolgd, zijn als rechtstreekse schade toewijsbaar. De behandelingen zijn of worden ten dele vergoed door de zorgverzekeraar. Een deel van de behandelingen is gefactureerd aan de vader van meisje 16 en dat deel, een bedrag van € 264,--, wordt gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Zoals beschreven volgt uit de onderbouwing van de vordering dat meisje 16 vanwege de bewezen verklaarde feiten therapie volgt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verplaatste schade kan worden gevorderd. Een en ander leidt ertoe dat in totaal een bedrag van € 634,-- wordt toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten vanwege studievertraging, overweegt de rechtbank dat het causale verband tussen de opgelopen studievertraging en het bewezen verklaarde feit onvoldoende is onderbouwd. Weliswaar is uit de onderbouwing gebleken dat meisje 16 therapie is gaan volgen naar aanleiding van het bewezen verklaarde feit, maar dat maakt niet zonder meer dat studievertraging ook een gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Meisje 16 wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 3. Vast staat dat meisje 16 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. Zoals beschreven volgt uit de verklaring van de therapeut dat meisje 16 psychische gevolgen heeft ondervonden aan het bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst de immateriële schade daarom toe overeenkomstig categorie 3, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 2.000,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 18
De benadeelde partij meisje 18 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.613,87, bestaande uit € 363,87 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De rechtbank is van oordeel dat alle gevorderde reis- en parkeerkosten zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak. Dat geldt ook voor de kosten waarvan vaststaat dat die nog zouden worden gemaakt. Deze kosten, ten bedrage van € 363,87, zullen dan ook worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 18 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 20
De benadeelde partij meisje 20 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.597,69, bestaande uit € 347,69 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gemaakte en nog te maken reis- en parkeerkosten zijn gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat meisje 20 psychische gevolgen heeft ondervonden naar aanleiding van het bewezen verklaarde feit. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de moeder van meisje 20 verplaatste schade kan vorderen. De posten zijn voldoende onderbouwd met stukken. De rechtbank is van oordeel dat alle gevorderde reis- en parkeerkosten zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak. Dat geldt ook voor de kosten waarvan vaststaat dat die nog zouden worden gemaakt. Deze kosten, ten bedrage van € 347,69, zullen dan ook worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 20 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Meisje 21
De benadeelde partij meisje 21 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.613,87, bestaande uit € 363,87 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gevorderde vergoeding van reis- en parkeerkosten is voldoende onderbouwd met stukken. De rechtbank is van oordeel dat alle gevorderde reis- en parkeerkosten zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak. Dat geldt ook voor de kosten waarvan vaststaat dat die nog zouden worden gemaakt. Deze kosten, ten bedrage van € 363,87, zullen dan ook worden toegewezen als proceskosten.
Ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd dat is gebaseerd op categorie 1. Vast staat dat meisje 18 door het bewezen verklaarde feit in haar eer en goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de immateriële schade dan ook toe overeenkomstig categorie 1, wat volgens het door de rechtbank vastgestelde bedrag neerkomt op een bedrag van € 750,--. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
Alle benadeelde partijen hebben verzocht om de vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat niet eenvoudig per benadeelde partij is uit te zoeken wanneer welke schade precies is ontstaan. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf de datum van het indienen van de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen. Daarnaast is de gevorderde en toegewezen verplaatste schade, niet zijnde proceskosten, daar niet bij inbegrepen, aangezien de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd vóór 1 januari 2019.
De rechtbank ziet in de duur van de aan verdachte op te leggen sancties en de daarmee verband houdende te verwachten beperkte financiële ruimte van verdachte voor het betalen van de toegewezen bedragen, aanleiding af te wijken van de maximaal toegestane vervangende hechtenis van 365 dagen. De vervangende hechtenis zal per benadeelde partij steeds op één dag worden gesteld, om te voorkomen dat de vervangende hechtenis niet meer het karakter draagt van extra waarborg voor de betalingsverplichting, maar eerder als punitieve vrijheidsbeneming moet worden aangemerkt.
Contactverbod
Namens de benadeelde partijen is verzocht om toewijzing van een contact- en locatieverbod als schadevergoeding in natura.
Gelet op wat de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging heeft overwogen ten aanzien van het op te leggen contact- en locatieverbod, is zij van oordeel dat daarmee afdoende tegemoet is gekomen aan deze wens van de benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38, 38a, 57, 139f, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
  • veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht, wat het volgende inhoudt:
o veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
o veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
o veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
o veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
o veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • veroordeelde werkt mee aan een time-out in een door het NIFP-IFZ te indiceren forensische instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • veroordeelde gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
  • veroordeelde laat zich opnemen voor de kortdurende klinische behandeling binnen de Van der Hoevekliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dan werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing, zolang de reclassering dat nodig acht;
  • veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de kortdurende klinische behandeling en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van vijf kilometer van de dorpskern van [plaats 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
  • veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen, met uitzondering van zijn eigen kinderen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat zijn vrouw hierbij aanwezig is en dat de reclassering daarvan op de hoogte is of wordt gebracht;
  • veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met de meisjes genoemd in bijlage 2 van dit vonnis en hun gezinnen;
  • veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
o het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
o gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
o gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
o gedrag dat is gericht op het vervaardigen van ‘virtueel’ kinderpornografisch materiaal;
veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisboek of tijdens een meldplicht;
- veroordeelde onthoudt zich van het gebruik van internet voor zover en zolang de reclassering en/of zijn behandelaars dit noodzakelijk achten;
 geeft Reclassering Nederland opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de gegevensdragers zoals vermeld op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 26 september 2019, met de nummers 1 t/m 84;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen onder “toewijzen”, “proceskosten” en “verplaatste schade (niet zijnde proceskosten)”, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil, tenzij hieronder anders is aangegeven;
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de
navolgende benadeelde partijen het bedrag onder “toewijzen” te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van 1 (één) dag per benadeelde partij, zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling
aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij
Toewijzen
Proceskosten
Verplaatste schade (niet zijnde proceskosten)
Wettelijke rente vanaf:
Meisje 2
€ 4.037,15
€ 459,55
-
27 augustus 2019
Meisje 3
€ 5.049,24
€ 1.542,82
-
27 augustus 2019
Meisje 5
€ 5.000,--
€ 1.210,88
€ 31,97
3 september 2019
Meisje 6
€ 4.043,31
€ 1.094,84
€ 283,28
13 september 2019
Meisje 7
€ 4.019,26
€ 1.349,05
27 augustus 2019
Meisje 9
€ 750,--
€ 241,35
10 september 2019
Meisje 11
€ 750,--
-
27 augustus 2019
Meisje 12
€ 750,--
-
6 september 2019
Meisje 13
€ 750,--
-
3 september 2019
Meisje 14
€ 750,--
€ 157,58
€ 39,20
3 september 2019
Meisje 15
€ 750,--
€ 727,32
€ 44,47
12 september 2019
Meisje 16
€ 2.370,--
-
€ 264,--
12 september 2019
Meisje 18
€ 750,--
€ 363,87
3 september 2019
Meisje 20
€ 750,--
€ 347,69
3 september 2019
Meisje 21
€ 750,--
€ 363,87
3 september 2019
 verklaart de
benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijkin de vorderingen;
 verklaart de
benadeelde partij meisje 1 niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij meisje 8 niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2019.
Bijlage 1
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 mei 2016 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland, met een meisje op de slachtofferlijst aangeduid als 'meisje 1' (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), die de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt, (telkens) één of meer handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje, waaronder het brengen van één van zijn vingers in haar anus en tussen haar billen;
2.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 24 juli 2018 tot en met 25 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland, met een meisje op de slachtofferlijst aangeduid als 'meisje 2' (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de broek en onderbroek van dat meisje opzij te schuiven en de vagina en/of de borsten van dat meisje te fotograferen;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 25 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland, met één of meerdere meisjes die de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt, te weten de op de slachtofferlijst genoemde meisjes genummerd 1, 3, 5, 6, 7 en 8 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), buiten echt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd te weten het ontbloten en/of betasten van de vagina, althans de schaamstreek, en/of de billen en/of de anus en/of borsten van één of meer van die meisjes en/of het houden van zijn ontblote penis bij de vagina en/of de billen en/of de mond, in ieder geval het lichaam van één of meer van die meisjes;
4.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland,
meerdere afbeeldingen/multimediafiles van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij personen waren betrokken die de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt,
en/of één of meer gegevensdragers bevattende die afbeeldingen/multimediafiles (waaronder een Iphone 7 en een PC CoolerMaster), in zijn bezit heeft gehad en/of één of meerdere van die afbeelding(en)/multimediafile(s) heeft vervaardigd en/of verworven en/of zich daartoe door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst (sociale media) de toegang toe heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen/multimediafiles (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, waaronder het/de op de slachtofferlijst genoemde meisje(s) genummerd 1 tot en met 24 (volledige personalia bij rechtbank en verdediging bekend), was/waren betrokken of
schijnbaar was/waren betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer): het anaal penetreren van het lichaam van meisje 1 die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, door met een vinger tussen de billen en/of in de anus te gaan;
(waaronder bijvoorbeeld
foto 6b " [bestandsnaam 2] " en foto 6c " [bestandsnaam 3] " in fotomap 06a, meisje 1)
en/of
het met (een) vinger(s)/hand (ontuchtig) betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de anus en/of de borsten van (onder meer) meisje 1 en/of meisje 6 die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt;
(waaronder bijvoorbeeld
-foto 4c " [bestandsnaam 4] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 1 " [bestandsnaam 5] " in fotomap 13 (meisje 6))
en/of
het (ontuchtig) betasten van één of meer meisjes, te weten (onder meer) meisje(s) 1, 2, 3, 5, 7 en/of 8 door een volwassen man, door hun onderbroek en/of hemdje opzij te houden teneinde de geslachtsdelen en/of de billen en/of de anus en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt te tonen;
(waaronder bijvoorbeeld
-foto 4b " [bestandsnaam 6] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 1b " [bestandsnaam 7] " in fotomap 03 (meisje 2)
-foto 4c " [bestandsnaam 8] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 8a " [bestandsnaam 9] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 1 " [bestandsnaam 10] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 6b " [bestandsnaam 11] " in fotomap 08a (meisje 8))
en/of
het houden van een volwassen penis bij en/of tegen de hand en/of het gezicht en/of het ontblote onderlichaam van (onder meer) meisje(s) 1, 3, 5, 7 en/of 8 die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt;
(waaronder bijvoorbeeld
-foto 4f " [bestandsnaam 12] " in fotomap 06a (meisje 1)
-foto 4b " [bestandsnaam 13] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 8b " [bestandsnaam 14] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 5b " [bestandsnaam 15] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 6a " [bestandsnaam 16] " in fotomap 08a (meisje 8)
-foto 02 " [bestandsnaam 17] " in fotomap 1a)
en/of
het poseren met nadruk op de blote en/of bedekte geslachtsdelen en/of billen en/of anus en/of borsten van meisje(s) 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 14, 15, 16, 22, 23 en/of 24 die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt;
(waaronder bijvoorbeeld
-foto's 1a " [bestandsnaam 18] "en 2 " [bestandsnaam 19] " in fotomap 6a (meisje 1)
-foto 1c " [bestandsnaam 20] " in fotomap 03 (meisje 2)
-foto 5a " [bestandsnaam 21] " in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 1a " [bestandsnaam 22] " in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 2 " [bestandsnaam 1] " in fotomap 13 (meisje 6)
-foto 6 " [bestandsnaam 23] " in fotomap 09a (meisje 7)
-foto 3a " [bestandsnaam 24] " in fotomap 08a (meisje 8)
-foto 1b " [bestandsnaam 25] " in fotomap 14 (meisje 10)
-foto 1d " [bestandsnaam 26] " in fotomap 05 (meisje 14)
-foto 2 “ [bestandsnaam 27] ” in fotomap 19 (meisje 15)
-foto 1b “ [bestandsnaam 28] ” in fotomap 20 (meisje 16)
-foto 3b “ [bestandsnaam 29] ” in fotomap 11 (meisje 22)
-foto 2b “ [bestandsnaam 30] ” in fotomap 15 (meisje 23)
-foto 1a en 1b “ [bestandsnaam 31] ” (meisje 24))
en/of
het, na digitale bewerking van afbeeldingen, schijnbaar (deels) naakt poseren van één of meer van meisjes, te weten; meisje 3, 5, 6, 11, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 21 en/of 24, die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in de nabijheid van een (stijve) penis en/of in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij hun leeftijd past waarbij de afbeeldingen (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling (zgn. virtuele kinderporno);
(waaronder bijvoorbeeld
-foto 2 “ [bestandsnaam 32] ” in fotomap 04 (meisje 3)
-foto 02b “ [bestandsnaam 33] ” in fotomap 07a (meisje 5)
-foto 5 “ [bestandsnaam 34] ” in fotomap 13 (meisje 6)
-foto 1a “ [bestandsnaam 35] ” in fotomap 16 (meisje 11)
-foto 2 “ [bestandsnaam 36] ” in fotomap 17 (meisje 12)
-foto 1 “ [bestandsnaam 37] ” in fotomap 18 (meisje 13)
-foto 1b “ [bestandsnaam 38] ” in fotomap 21 (meisje 17)
-foto 2b “ [bestandsnaam 39] ” in fotomap 22 (meisje 18)
-foto 1b “ [bestandsnaam 40] ” in fotomap 24 (meisje 19)
-foto 1b “ [bestandsnaam 41] ” in fotomap 26 (meisje 20)
-foto 1b “ [bestandsnaam 42] ” in fotomap 23 (meisje 21)
-foto 2b “ [bestandsnaam 31] ” in fotomap 12 (meisje 24)
[bestandsnaam 32] : naam meisje 3
[bestandsnaam 35] : naam meisje 11
[bestandsnaam 36] : naam meisje 12
[bestandsnaam 37] : naam meisje 13
[bestandsnaam 38] : naam meisje 17
[bestandsnaam 39] : naam meisje 18
[bestandsnaam 40] : naam meisje 19
[bestandsnaam 42] : naam meisje 21)
het met een penis oraal, vaginaal en/of anaal
penetrerenvan het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de vinger/hand en/of met een voorwerp vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de mond/tong vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp zichzelf vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waaronder bijvoorbeeld foto
[bestandsnaam 43]in fotomap 27, volgnummer 1
en/of
het met de/een penis
betasten en/of aanrakenvan het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand, voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
en/of het met de/een vinger/hand en/of voorwerp zichzelf betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waaronder bijvoorbeeld
[bestandsnaam 44]in fotomap 27, volgnummer 2
en/of
het
door een dier likken, betasten en/of aanrakenvan het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waaronder bijvoorbeeld foto
[bestandsnaam 45]in fotomap 27, volgnummer 3
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten)
poserenvan/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling waaronder bijvoorbeeld foto
[bestandsnaam 46]in fotomap 27, volgnummer 4 en
[bestandsnaam 47]in fotomap 27, volgnummer 6
en/of
het
masturberen boven/bij en/of ejaculerenop het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling waaronder bijvoorbeeld [bestandsnaam 48] in fotomap 27, volgnummer 5
terwijl verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 26 juli 2018, in [plaats 1] , gemeente [plaats 3], in ieder geval in Nederland,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel (een camera/mobiele telefoon), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van één of meerdere perso(o)n(en), aanwezig in de woning van verdachte aan de [adres] in [plaats 1] (gemeente [plaats 3]), één of meer afbeeldingen (foto’s/filmpjes) heeft vervaardigd.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 6] van de politie
2.Het proces-verbaal van aangifte door (de rechtbank begrijpt:) meisje 9, p. 455.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2019.