2.2.Bij brief van 18 september 2019 heeft verzoeker naar aanleiding van het persbericht verweerder verzocht de evenementenvergunning in te trekken en handhavend op te treden. Op 22 oktober 2019 heeft verzoeker aan verweerder een ingebrekestelling gestuurd.
3. De burgemeester heeft de evenementenvergunning onder voorwaarden verleend. Een vergunning in het algemeen en dus ook een evenementenvergunning kan, gelet op artikel 1:8 van de Algemene plaatselijke verordening 2014 (Apv) alleen geweigerd worden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Volgens de burgemeester is de openbare orde voldoende gewaarborgd, is de openbare veiligheid voldoende verzekerd, komt de volksgezondheid niet in het geding en wordt de bescherming van het milieu in acht genomen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn heeft in hetzelfde besluit ontheffing verleend van artikel 2:10 van de Apv voor het aanbrengen van een spandoek en van artikel 4:6 van de Apv voor het gebruiken van een omroep- en/of geluidinstallatie en/of een live optreden. Het verzoek richt zich uitsluitend op de verlening van de evenementenvergunning. Dat betekent dat de verleende ontheffingen geen deel uitmaken van dit geschil.
4. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de figuur van Zwarte Piet heeft afgeschaft en vervangen door de roetveeg Piet. Daarmee is de evenementenvergunning in strijd met het verbod op genocide en misdrijven tegen de menselijkheid zoals bedoeld in de Wet Internationale misdrijven. Om die reden moet de evenementenvergunning worden geschorst. Om die reden heeft hij verweerder ook verzocht de evenementenvergunning in te trekken en handhavend op te treden.
5. Bij het beoordelen van een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar moet de voorzieningenrechter alle belangen afwegen. Dat leidt tot een algemene belangenafweging. Daarbij weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en een schorsing van de evenementenvergunning en de belangen van verweerders en de derde-partij die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt.
6. Verzoeker heeft in persoon bezwaar gemaakt. Betwijfeld kan worden of hij als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat niet op voorhand duidelijk is dat hij een voldoende objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen die menen dat Zwarte Piet een onderdeel moet vormen van de Sinterklaasintocht. Wat verzoeker heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn persoonlijk belang heeft deze twijfels niet weggenomen.
7. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat gelet op artikel 1:8 van de Apv de burgemeester de gevraagde vergunning alleen kan weigeren in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld in de uitspraak van 12 november 2014 dient het beoordelen van een evenementenvergunning plaats te vinden binnen de marges van een beperkt ‘openbare orde’ begrip, in die zin dat gedoeld wordt op het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse.De reikwijdte van het begrip openbare orde is dus beduidend beperkter dan verzoeker beoogt. Van belang is ook dat in de vergunning niets is opgenomen over de invulling van de tocht en de aanwezigheid en het uiterlijk van de Pieten. Daar ziet die vergunning niet op. Als verzoeker wil opkomen tegen de door een derde vastgestelde kleur van de Pieten dan moet hij zich wenden tot de civiele rechter. De vraag of de reikwijdte van het begrip openbare orde ruimer moet worden uitgelegd dan in de uitspraak van de Afdeling is een principiële rechtsvraag. Een voorlopige voorziening hangende bezwaar leent zich echter niet voor het beantwoorden van principiële rechtsvragen.
8. De overwegingen onder 6 en 7 leiden ertoe dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen en de evenementenvergunning te schorsen.
9. Omdat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat volgende week besluiten zullen worden genomen op het intrekkings- en handhavingsverzoek ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van de beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 november 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.